Donderdag 21
Juli 1910.
BLOOKER'S
No. 7843.
59e Jaargang.
OP REIS.
FIRMA A- H VAN CLEEFF5
AMERSFOORT.
Verschijnt Dinsdag Donderdag- en Zaterdagmiddag. Abonnement per 3 maanden ƒ1.
franco per post f 1.15. Advertentiën 16 regels 60 cent; elke regel meer 10 cent. Bij regel-
abonnement reductie, waarvan tarief op aanvraag kos.. 'oos. Legale, oflicieële- en onteigenings-
aüvertentiën per regel 15 cent. Reclames 1—5 regels f 1.25, elke regel meer f 0.25. Groote
letters naar plaatsruimte. Bewijsnummers naar buiten worden in rekening gebracht en kosten
evenals afzonderlijke nummers 10 cent. Postbus 0
Bij advertentiën van buiten de stad worden de incasseerkosten in rekening gebracht.
KORTEGRACHTd
Telefoon 19
Aan onze abonné's die tijdelijk elders
binnen- dan wel buitenlands, vertoeven
wordt op aanvrage, en met duidelijke
opgave van adres, de courant eiken ver
schijndag tegen vergoeding van het porto
Ook niet-geabonneerden kunnen op de
zelfde wjjze de geregelde toezending van
de „Amersfoortscbe Courant" tjjdens hun
uitstedigheid zich verzekeren.
Nederlands onzijdigheid bij een
strijd op de Noordzee.
In zijn Brieven over Marine-beheer tracht
vice-admiraal W. J. Cohen Stuart, oud-
Minister van Marine, wat kalmte te bren
gen in de opwinding van velen over de
vraag, of wij toch niet wat haast behoo-
ren te maken met onze kustverdediging,
daar wij anders als neutrale mogendheid
van slechte conditie zouden worden bij
het gebeurlijk uitbreken van een oor
log tusschen Duitschland en Engeland.
Vooreerst doet hij opmerken, dat „kust
verdediging" een oneigenlijk woord i9
en vervangen kan worden door „haven
verdediging". Welnu, als straks die ver
dediging aan de orde zal komen, hoopt
de schrijver, dat men zich bij de beoor
deeling van hetgeen voor de verdediging
onzer zeegaten noodig is, niet door over
dreven beduchtheid voor een bezetting
van ons land aan de zeezijde zal laten
leiden.
Noch Duitschland noch Engeland zul
len er spoedig toe overgaan, onze havens
te bezetten. Vooreerst bestaat voor dat
aanloopen onzer havens geen noodzaak,
daar de partijen dicht genoeg bij eigen
havens zijnmaar bovendien zou dat
binnenloopen met zeer bijzondere geva
ren gepaard gaan en de kans om er weer
uit te komen, niet groot wezen.
De schrijver komt tot de slotsom, dat,
mits onze Regeering de baar ten dienste
staande middelen met vastberaden hand
gebruikt, een strijd tusschen machtige
naburen geen bijzondere gevaren voor
onze kust en onze havens medebrengt.
Van het in 1908
ingelijfde aantal man-
schappen bij de Nationale militie konden
uit de verschillende
Provinciën lezeu
noch schrijven
Geheel aantal. Ten honderd.
Noord-Brabant
35
1.83
Gelderland
27
1.31
Zuid-Holland
51
1.21
Noord-Holland
31
0.89
Zeeland
10
1.23
Utrecht
10
1.13
Friesland
25
2.11
Overijssel
22
1.75
Groningen
44
3.73
Drente
24
4.33
Limburg
19
1.77
Het Rijk
298"
1.60
Twee statistiekjes.
Aan het Verslag omtrent het Lager
onderwjjs in de periode 1908—1909 worde
her volgende ontleend.
In het begin van 1909 bedroeg in de
onderscheidene Provinciën het aantal
openbare en bjjzondere Lagere scholen,
waarbjj de Katholieke afzonderlijk zjjn
opgegeven
üpenb. fiijz. Kathol.
Noord-Brabant 327 258 223
Gelderland 390 259 108
Zuid-Holland 527 412 154
Noord-Holland 497 271 120
Zeeland 162 78 20
Utrecht 122 131 50
Friesland 339 181 16
Overijsel 281 86 31
Groningen 270 93 12
Drente 176 35 1
Limburg 182 139 134
Totaal 3273 1943
869
In 1908 werd in het geheel, hetzjj door
rechtstreeksche verstrekking, hetzjj door
subsidieering, door te zamen 40 Gemeen
ten ruim f 70 000 besteed aan voeding
en kleeding van schoolgaande kinderen,
waarvan ruim f 25 000 door Amsterdam,
bjjna f16 000 door 's-Gravenhage, bijna
f 7 000 door Utrecht, ruim f 5000 door
Rotterdam en door Groningen, f 1400
door Arnhem en f1200 door Nijmegen.
Alle overige Gemeenten, waar art. 35
eerste lid der Leerplichtwet werd toe
gepast, bleven beneden f1000.
In de jaren 1901 tot 1908 bedroeg het
aantal afgedane faillissementen in
ons land achtereenvolgens: 1146, 1356,
1368, 1480, I486, 1528, 1569 en 1745.
Gestage vermeerdering dus.
De in 1908 beëindigde faillissementen
hadden betrekking op 1741 bijzondere
personen, 22 failliete boedels, 12 Vennoot
schappen en 6 andere Maatschappijen.
Van de 1360 faillissementen, die op
het eene of andere bedrijf betrekking
hadden en waarvan de aard van dit be
drijf kon worden opgegeven, hadden er
598 betrekking op een tak van fabrieks- of
handwerksnijverheid, 563 op den waren
handel, 119 op het verkeerswezen, 55 op
landbouw, visscherij en jacht, en 257 op
crediet-, Bank en verzekeringswezen.
In 1908 niet minder dan 1745 afge
wikkelde faillissementen.
Dat is 34 per week, of drie per week
meer dan in 1907, dat reeds als berucht
jaar staat aangeschreven.
Onze Provinciale Staten.
Werden nog kort geleden de kiezers ge
roepen om leden voor de Provinciale Staten
te kiezeD, het zal niet te onpas zjjn, eens de
aandacht te vestigen op de handelingen van
dat college.
Evengoed toch als de besluiten van den
Gemeenteraad de belangen en de beurs der in-
gezeteuen raken, doen dit ook de beslissin
gen, die bet Gewestelijk Bestuur neemt.
De Provinciale Staten hebben te Utrecht
weer hun zomervergadering gehouden en
de Begrootiug voor het volgend jaar vast
gesteld en het zal zeker wel een aangename
tijdiug voor velen zgn, dat zjj de opcenten
niet hebben verhoogd.
Zooals men weet, moeten de Provinciale
Staten de gelden, die ze noodig hebben,
verkrijgen uit opcenten op verschillende be
lastingen. Nu lezen we in het verslagBe
sloten wordtin 1911 elf opcenten te heffen
op de hoofdsommen van de gebouwde en de
ongebouwde eigendommen, alsmede op de
Personeele belasting".
Nu is die heffing van elf opcenten op zich
zelf niet zoo verblijdend, maar wel het feit-,
dat ze niet hooger opgevoerd zijn. Want
evenals bij de andere belastingen, was er ook
bij deze Provinciale belasting in de laatste
jaren een voortdurende stijging waar te ne
men. Een paar jaar geleden behoefden we
nog maar negeu opcenten te betalen en ver
leden jaar steeg dit reeds tot elf.
MEN MOGE U NAMAAK
OPDRINGEN,
HOUDT VAST AAN
DAALDERS
CACAO;
CE WEET DAT DIE
UITSTEKEND IS.
Een troost is het zeker voor menig belas
tingbetaler, dat die belasting in den laatsten
tijd hoe langer zoo meer ook wordt besteed
voor steun aan allerlei vakopleiding. Dat is
de oeconomiscb-goede zijde van die verboo
ging der belasting.
Het onderstaande lijstje geeft ons een kijk
op de verschillende vakscholen, cursussen
en inrichtingen, die uit de Provinciale kas
steun ontvangen. Zoo is voor 1911 to igestaan
f 100 aan de Ambachtsteekenschool te Woer
den f 3000 aan de Ambachtsschool voor
Amersfoort en omstreken; f2500 aan de
Middelbare Technische School te Utrecht
f200 aan de St. Joseph Jongelingen Ver-
eenigiog te Soest; f600 aan de Ambachts
school te Zeisti 100 aan het Departement
Wijk bij Duurstede der Mij. tot Nut van
het Algemeen f 100 aan de Teekenschool
te Breukelen-Nijenrodef400 aan het De
partement Baarn der Mij. tot Nut van het
Algemeen; f130 aan de Teekenschool te
Monifoortf300 aan de Teekenschool te
IJselsteinf750 aan het Utrechtch Mu
seum voor Kunstnijverheid; f2000 aan de
Utrechtsche Huishoudschool, te Utrecht;
f 1500 aan de Amersfoortsche Industrie- en
Huishoudschoolf 400 aan de kleermakers-
patroons-vereeniging ter bevordering van
vakonderwijs voor kleermakers, te Utrecht;
f 100 aan de af<i. Baarn der Ned. Mjj. voor
Tuinbouw en plantkunde; flOO aan de afd.
Zeist dier Maatschappij; f43.50 aan de afd.
Vechtstreek dier Mij.; f2000 aan de Vak
school voor typografie te Utrecht; f 100
aan de commissie tot oprichting eener Avond-
teekenschool te Maarssenf 50 aan de Zeis
ter Handelsvereeniging.
We vinden geen subsidie uitgetrokken voor
de te Amersfoort op te richten Handelsschool.
Die Provinciale subsidiën, aan het vak
onderwijs besteed, zijn waarljjk geen wegge
worpen geld. Hoe meer het vak-onderwijs
wordt verbeterd en uitgebreid, des te mia-
der armoede eu werkloosheid er zal zyn
onder de werklieden. Dat zien onze Proviu-
ciale Staten wel goed in en vandaar dien
steun aan allerlei scholen en inrichtingen
voor vakonderwijs.
En andere zaak, die de Staten nogal heeft
bezig gehouden en waarover heel wat is
gesproken, is de rechtszekerheid voor werk
lieden en beambten. Er moest een regle
ment voor een Waterschap worden herzien
en nu kwam daarbij ook ter sprake, rechts
zekerheid te verschaffen aan de bjj dat
Waterschap in dienst zijnde personen. Er
werd bij de discussie op gewezen, dat amb
tenaren, in dienst van Gemeenten en Water
schappen «meermalen onderhevig zijn aan
willekeur" en >dat er dikwijls rechtmatige
grieven zijn".
Lang en breed werd er over gesproken
en het resultaat was, dat een voorstel van
Gedeputeerde Staten werd aangenomen, dat
bij het Waterschap in dienst zijnde beamb
ten en bedienden niet zoo maar ontslagen
kunnen worden doch, dat het ontslag met rede
nen omkleed moet zijn en den
beroep openstaat.
Uit dit alles bljjkt wel, dat de Provincial*
Staten een open oog hebben voor de vraag
stukken, dis iD onze dagen hoe langer zoo
meer aan de orde komen op sociaal gebied.
Eer kunststuk.
Met een enkel woord hebben we reeds
gewag gemaakt van het verplaatsen van den
kerktoren te Bochoit (België).
Eenige bouwkundigen onder onze lezers
vroegen ons of we er iets meer van konden
te weten komen. We schreveo ip goed geluk
naar Bochoit en ziet, pastoor A. van Vencken-
ray had de groote welwillendheid ons het
volgende mee te deelen.
Bochoit, in Belgisch Limburg, is een
Gemeente van omtrent 2900 zielen, gelegen
4 Kilometer van Bree en 10 Kolometer van
Hamont, aan den spoorweg ltoermond-Ha-
mont.
Een twintig jaar geleden werd een tweede
parochie-kerk gebouwd voor het gehucht
Loozen, doch de voortdurende toeneming
der bevolking was oorzaak, dat de kerk te
Bochoit te klein werdzij is een zeer fraaie
gothische kerk uit de 15e eeuw en behoort
volgens de Belgische classificatie tot de ar
chitectonische monumenten van de derde
klasse.
Er was geen ander middel om haar te
vergrooten dan haar te verlengen, na eerst
den toren afgebroken, dan wel verplaats te
hebben, hetwelk men drie jaar geleden heeft
gedaan met het ontvangst-bureel van het
statioD »De Dam" te Antwerpen.
Daar de toren een belangrijk bouwkunsiig
gedenkteeken is uit de 14e eeuw, wenschte
men hem te behouden en gaf men er de
voorkeur aan, hem te verplaatsen in stede
van een nieuwen te bouwen.
De bouwkundigen, die dit werk aandurf
den, zijn de heeren Albert Morglia, een 1 ta
lman, die te Brussel, en Heinrich Weiss,
geboren te Philadelphia, die te Buda-Peat
woont. Laatsgenoemde maakte de plannen
en bestiert het werk, dat ten doel heeft, den
toren 9.30 M. achteruit te schuiven.
De nieuwe fundeering zal bestaan uit
beton, saamgesteld uit cement, Rtjnlandsche
kiezel en scherp zand met een diepte van
1.10 M. en een oppervlakte van 12 X 12 M.
De kosten daarvan bedragen 9500 franc.
De eigenlijke kosten der verplaatsing, met
herstelling van den toren, in den staat waarin
hij zich bevond vóór de verplaatsing, bedra
gen 35 000 franc.
De afmetingen van den toren zijn:opper
vlakte langs den böganen grond 10 X 10 M.,
hoogte 38 M., dikte der muren 2.40 M.
gewicht ongeveer 3000 ton. De muren, in
wendig ijzer- en silex-steenen, zija uitwen
dig bekleed met mergel.
Aan materialen zijn benoodigd1048
kleine pitch pine balkjes, 0.90 M. lang, 15 X
15, waarvan een bedding wordt gemaakt,
waarop 280 vijzelschroeven (kattekoppen)
zullen rusten, die ieder 60 Kilo wegen en
een draagvermogen hebben van 4 ton.
Verder zjjn noodig 365 M. eiken balken
van 1.80 M., breed en dik 15 X 15; 152 vru
3.60 M., 132 van 270 M. en 400 M. van pitch
pine 30 X IK) c. M.
Op 500 M. spoorwegstaven in rijen van
vijf komen te liggen 500 ijzeren rollen lang
0.80, middellijn 0.05 M., waarboven 150
platen van Martin-stasl.
IJzeren balkeD, zoogenaamde poutrelles,
lang 5.50 M., hoog 0.60 M. en breed 0.30 M.,
worden 1.80 M. boven den beganen groud
iu de torenmuren gekapt.
De geheele toren zal dan rusten op deze
poutrelles, terwijl deze weer steunen op 4
stellages van balken, enz. opgericht buitea
den toren langs de zijmuren.
Elke poutrelle heeft een draagvermogen
van 107 000 Kiloin 't geheel z\jn er 28,
benevens 4 lang 6 M. en 30 c.M. hoog.