Donderdag 8
September 1810.
No. 7864.
59e Jaargany.
KOSTELOOS.
^)&2.-éc
FIRMA A. H VAN CLEEFF
AMERSFOORT.
Verschijnt Dinsdag Donderdag- en Zaterdagmiddag. Abonnement per 3 maanden fl.
franco per post 1.15. Advertentïën 16 regels CO cent; elke regel meer 10 cent. Bij regel-
abonnement reductie, waarvan tarief op aanvraag kosteloos. Legale, otticieële- en onteigenings-
advertentiën per regel 15 cent. Reclames 1—5 regels f 1.25, elke regel meer f 0.25. Groote
lettere naar plaatsruimte. Bewijsnummers naar buiten worden in rekening gebracht en kosten
evenals afzonderlijke nummers 10 cent.
Bij advertentïën van buiten de stad worden de incasseerkosten in rekening gebracht.
KORTEGRACHT 8
Postbus 9.
Telefoon 19.
w
ie zich mot ingang van
1 OCTOBER opgeeft
als li i e n w e abonné,
ontvangt de nog in
September verschij
nende nummers
KENNISGEVINGEN.
De BURGEMEESTER van AMERSFOORT,
gezien artikel 41 iler Gemeentewet,
brengt ter kennis van de ingezetenen, dat de ltaad
dezer Gemeente zal vergaderen op Dinsdag den
13 September aanstaande, des namiddags tel'/j ure.
Amersfoort, 8 September 1910.
De Burgemeester voornoemd,
CELOSSE,
Weth., loco-Burg.
De BURGEMEESTER van AMERSFOORT
brengt ter kennis van belanghebbenden, dat
volgens schrijven van den Commissaris der Ko
ningin in de provincie Utrecht dd. 5 September
1910^ 4e afdeeling no. 4626/3076, op 14 en zoo
noodig ook op 15 September 1910 scnietoefenin-
gen zullen worden gehouden van het fort Pampus;
dat er gevuurd zal worden met kanonnen van
licht kaliber (6 c.M.), waarbij onveilig wordt
gemaakt een sector, begrensd door de ware rich
tingen O.N.O. door Oost tot Z.O.t.Z. (76°) tot
op 4500 M. van het lort;
dat op de dagen, waarop gevuurd wordt, van
het fort Parapus eon roode vlag zal waaien, die
3 uur vóór het begin der oefening halfstok en
éen uur voor de oefening geheel voorgeheschen
wordt;
dat bovendien te gelijker tijd en op de zelfde
wijze roode vlaggen zullen waaien van de bat
terijen Diemerdam en Durgerdam, de Westbat
terij nabij Muiden en den kerktoren te Muider-
berg;
dat op 13 en zoo noodig op 14 September
1910 scbietoefeniogen zullen worden g< houden
van het fort Hoek van Holland
dat er gevuurd zal worden met kanonnen van
licht kaliber (6 c.M.), waarbij onveilig wordt
gemaakt een driehoek, gevormd door h>t fort,
een roode vlag beN. en een beZ. het zeegat tot op
3100 M. van het fort;
dat op de dagen, waarop gevuurd wordt, van
het fort eene roode vlag zal waaien, die 3 uur
vóór het begin der oefening halfstok en éen uur
vóór de oefening geheel voorgeheschen wordt.
Amersfoort, 6 September 1910.
De Burgemeester voornoemd,
CELOSSE.
Weth., loco Burgeinr.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van
AMERSFOORT
brengen ter openbare kennis, dat door hen
een bedrag van driehonderd gulden is ontvan
gen van „een eerlijke belastingschuldige" ter
voldoening van te min betaalde Gemeente-belas
ting, loopende over eenige jaren.
Amersfoort, 7 September 1910.
Burgemeester en Wethouders
voornoemd,
De Burgemeester,
CELOSSE.
Weth., loco-Burg.
De Secretaris,
J. G. STENFERT KROESE.
Kosteloozo inenting.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van
AMERSFOORT
Gelet op artikel 18 der Wet van 4 December
1872 (Staatsblad No. 134)
Brengen ter kennis van belanghebbenden, dat
voor een ieder de gelegenheid tot kostelooze
inenting wordt gegeven op den eersten en den
tweeden Maandag van de maand October, des na
middags te drie ure, in de daartoe bestemde
lokaliteit van het voormalig schoolgebouw wijk
A, Koestraat no. 9.
Gedaan tc Amersfoort, 8 September 1910.
Burgemeester cn Wethouders
voornoemd,
Do Burgemeester,
CELOSSE.
Weth,, loco-Burg.
I)e Secretaris.
J. G. STENFERT KROESE.
De BURGEMEESTER der Gemeente AMERS
FOORT
brengt, ter voldoening aan de aanschrijving
van den Commissaris der Koningin in de Pro
vincie Utrecht van 5 September 1910, 4e afdee
ling, no. 4639/307, ter kennis van belangheb
benden, dut in de Gemeente Linschoten een geval
van schurft bij schapen is voorgekomen.
Amersfoort, 8 September 1910.
De Burgemeester voornoemd,
CELOSSE,
Weth., loco-Burg.
Uiterlijkheden.
De goede geesten zouden het water
geesten geweest zjju die zijn voorge
gaan bij den doop van het Nederlaudsche
volkskarakter, hebben het wel menige
edele hoedanigheid geschonken, maar
toch ook veel onthouden, dat goed zou
ziju te bezitten.
Zoo iets is 3lechls te beoordeelen door
hen die grondige studie hebben gemaakt
van, het karakter der volken om ons
heen.
Natuurlijk, dat de dorpsbewoner, die
nooit verder is geweest dan de stad waar
hij ter markt pleegt te gaan, of de
stedeling die het niet verder heeft ge
bracht dan de buitensingels zijner stad,
zichzelf als „Hollander", en het Hollaud-
sche volk als een millioenvoudige her
haling van zijn individu, de som aller
voortroflijkheden, droomt.
Gehèèl kwaad is dit uiet. Een natie
moet zich boven alle audere begunstigd
gelooveu, wil zij niet allengs door een
grootere, haar nabuur, worden ingeslokt.
Ten slotte haugt haar weerstandsvermo
gen grooteudeels af van haar zelfver
trouwen, en wee het volk, dat altijd
roept over de voortreflijkkeden zijuer
geburen en altijd jammert over eigen
minderwaardigheid.
Maar al is het dan goed, dat ook het
Nederlaudsche volk fier het hoofd verheft
en zelfbewust zeg: hier ben ik! toch kan
het geen kwaad, dat wij elkaar eens
wijzen ip de vlekjes op onze jas.
Iemand, die werkelijk de personen
zijner omgeving of zijn natie liefheeft,
doet het leed, in hun karakter onvol
komenheden of gebreken te ontdekken,
en een der gebreken van ons volk is,
dat het geen zin heeft voor de uiterlijk
heden zijns levens.
Dit komt al dadelijk uit in ons spreken
en in onze kleeding. Twee Nederlanders,
van gelijken stand, gelijke opvoeding,
gelijken leeftijd, en onafhankelijk van
elkander, kunnen geen kwartier kouten
zonder dat de een den ander iets gezegd
heeft dat, wei-beschouwd, een grothei-
is; zooiets van lang worden.
Wij zijn immers zoo openhartig en
beschouwen onze openhartigheid zoo
graane als een deugd. Zij is niet altjjd
een gebrekziedaar waar het op aan
komt.
8IIij heeft het hart op de tong".—
„Dan zit het stellig op de verkeerde
plaats", zou men met deu anatomist kun
nen antwoorden. Vrienden, zonder dat het
waar is wat een onbetrouwbare diplomaat
zeide, dat de taal ons gegeven is om onze
gedachten te verborgeu, laat ons er naar
streven, iets minder openhartig te zijn dit
behoeft onze oprechtheid niet te schaden.
De Duitschers noemen ons „rücksichts
los", en zij hebben niet geheel en al
ongelijk.
En onze kleeding Och hemeltje. Indien
gij ergens in een vreemde stad menschen,
mannen en vrouwen, tegenkomt, die bloud
van haar. breed van schouders, flink uit
de kluiten gegroeid, blozend en blank van
gelaat zijn de prachtige kenmerken
van het weergalooze ras der Germanen
kleeren dragen zonder snit of bevalligheid
de mannen boordjes en dasjes van het
jaar nul, baasdopjes van vijf jaar geleden,
losse manchetten, die zij met hun vingers
ouder het loopen moeten beletten af te
glijden; de vrouwen met maunehoeden,
en japonnen die de vrouwen der aarts
vaders geweigerd zouden hebben aan te
trekken als te oudmodisch eu al te slecht
gemaaktmauneu eu vrouwen met
plompe waterlaarzen van zwartgemaakt
vetleer, handschoenen afwezig of, zoo uiet,
dan vuil en afgedragen, wed dan om al
wat gij wilt, dat het uv.' waarde land-
genooteu zijuimmers gij zijt zeker uw
weddenschap te winnen.
Dit is reeds niet zonder belang, want,
zóo verstandig zijn wij niet of wij ver
geten, dat onze kleediug een der maat
staven is, waarnaar vreemden ons beoor
deelen. Den eerste indruk outvangt ieder
van het uiterlijk der menschenhun
gelaatsuitdrukking, hun meer of minder
verzorgde kleeding. De tweede komt tot
ous door hun woord; eerst dan, maar
veel later, wanneer de eerste twee gege
vens reeds hun beteekeuis hebben ver
loren, leert men rekening houden met
huu gaven van hoofd of karakter.
Wij houden niet van uiterlijkheden,
en dat i3 heel jammer! wij verarmen
daardoor ons eigen leven eu dat van de
meuschen, die wij liefhebben of voor wie
wij vriendschap gevoelen.
Zijn niet vriendschap en liefde, trouw
en innig- en tot het laatste van het
laatste, de twee fundamenteele eigen
schappen van het Hollandsche hart?
Eens in volheid geschonken, wht moet
er niet gebeuren, éer zij teruggenomen
worden
O, vooral in vriendschap en liefde toont
zich de edele geaardheid van ons volks
karakter. Maar ook zij zijn, helaas,
zoo arm aan uiterlijkheid. Ia onze vriend
schap, zoo zelden de uitspraak onzer
waardeering, een woord van warm mede
gevoel, een handdruk, die iets bcteekent
in onze liefde zoo terughoudendbijna
nooit een troetelnaampje, een licfkoozing,
een streeling van wangen of lokken. Zij
die ons niet kennen, beweren, dat wij
koud ziju.
Koud Wij Maar warmer is géeu
hart dan dat van den Ilollandschen man
eu van de Hollandsche vrouw; alleeu
hebben wij sedert onze kinderjaren ge
leerd, ous voor ons gevoel te schamen.
Wij kroppen het op, tot het nu en dau
uitbreekt; nu en dau verstikt óok.
Wie ziet niet in hoe arm wij ous ge
voelsleven daardoor maken? Sentimen
taliteit is zeker verwerpelijkmaar tus-
schen overgevoeligheid en onze terughou
dendheid van gevoel ligt de afstand van
de Tropen naar de Noordpool.
En deze terughoudendheid van ons ge
voel is niet zonder gevaarimmere alles
vereischt oefening, onderhoud.
Het leven bestaat vooral uit gewoonten
de groote momenten, die waarin men
door een alles-beheerschende daad van
zijn liefde of vriendschap kan getuigen,
komen zoo goed als nooit, althans hoogst
zelden voor. Liefde en vriendschap kwij
nen weg, sterven door gebrek aan voed
sel en wat is dit anders dan een lief-
koozing of een hartelijk woord
„Kleine geschenken onderhouden de
vriendschap". Doen zij het niet óok de
liefde? Natuurlijk doèu zij dat. Maar het
zijn niet op de eerste plaats de geschen-
keu, welke men voor geld kan koopen
het ziju vooral die, welke, als een onbe
dwingbare behoefte om zich uit to spre
ken, uit ons hart opkomenzij kosten
ons niets dan wat hartelijkheid. Immers
zij zijn een vriendelijk woord, een koos
naampje, een zachte streeling, een kus.
Dit zijn de geschenken, die de liefde on
derhouden, en in bescheidener mate
de vriendschap tevens.
Arm aan uiterlijkheden zijn we ook
in ons volksleven. Alles is te onzent
uitermate degelijk niets, of het getuigt
van wijs overleg nu, uiets is te véél,
want waar het de weerbaarheid des lauds
geldt, zijn wij onwijzeu alles is goed
onderhoudenwij zijn bij uitstek een
fatsoenlijk volk, maar laat ons toch
niet wanen, dat men daarmede alles zegt
wat goed is.
Onze stedeu zijn van meet at onver
gelijkelijk schilderachtig; immers de na
tuur heeft on.3 water eu hoornen geschon
ken om ze te tooien maar, indien niet
door onze vaderen voor ons gebouwd,
waar ziju onze Raadhuizen, onze publieke
gebouwen, deze uiterlijkheden waarmee
een volk te kennen geeft, dat het in de
rei der natiën meezegt?
Wel wordt er sinds eenigen tijd in de
twee grootste stedeu des lands over nieuwe
Stadhuizen gesproken, maar Amsterdam
heeft géén eu Rotterdam een Raadhuis,
dat een klap in het aangezicht is der
boowkuudige schoonheid. Schoon zijn de
Hollandsche steden, maar arm aan steden
schoon vaD den modernen tjjd. Waar
zijn onze fonteinen, wbar onze stand
beelden
Van standbeelden gesprokeneeren wij
niet onze groote mannen van verleden
en tegenwoordigen tijd
O, zekerwij eeren hen, door hun
namen te geven aan nieuwe straten;
soms Jjeel ver weg in de buitenwijken.
En dat heeft het voordeel, niets te
kosten. Zoo'n émail-bordje krijg je voor
een zuur gezicht.
Zooals andere volken een standbeelden-
manie toonen, uiten wij telkens een
standbeelden vrees. Indien er sprake is,
voor dezen of genen groote een stand
beeld op te richten,, is het steeds weder
keerend gezegde, dat het beter is, hem
in zijn werken te eeren. Ongetwijfeld
maar meestal eeren wij hen noch in hun
werken, noch door zichtbare gedenk-
teekenen, Of wij doen het door het veel
geroemde „eenvoudige monument". Waar
om moet het steeds eenvoudig ziju Om
dat onze groote mannen zelf eenvoudig
van leven waren. Gelukkige eigenschap,
welke ons veroorlooft eeu monument te