Donderdag 9
Februari 1911.
No. 7930.
60e Jaargang.
UITGAVE
FIRMA A. H. VAN CLEEFF
AMERSFOORT.
Verschijnt Dinsdag Donderdag- en Zaterdagmiddag. Abonnement per maanden f\.
franco per post f 1.15. Advertentiën 16 regels GO cent elke regel meer 10 cent. Bij regel-
abonnement reductie, waarvan tarief op aanvraag kosteloos. Legale, olïicieële- en onteigenings-
advertentiën per regel 15 cent. ReolameB 15 regels f 1.25, elke regel meer f 0.25. Groote
lettere naar plaatsruimte. Bewijsnummers naar ilten worden in rekening gobracht en kosten
evenals afzonderlijke nummers 10 cent.
Bij advertentiën van buiten de stad worden de incasseerko-iten in rekening gebracht.
KORTEGRACHT 9
Postbus 9.
Telefoon 19.
KENNISGEVINGEN.
Jacht en Yisschery.
Do COMMISSARIS der KONINGIN in de Pro
vincie UTRECHT,
Gezien bet besluit van heeren Gedeputeerde Blaten
dier Provincie, dd. 31 Januari 1911, 4e Afdeeling
no. 872;
Gelet op art. 11 der Jachtwet;
Brengt bij dpze ter kennis van belanghebbenden
1. Dat de Visschery iu de binnenwatereu waar
onder ook worden verstaan rivieren, door sluizen
afgesloten binnen de Provincie Utrecht wordt
gesloten van Zaterdag 4 Maart aaustaandp, met zons
ondergang tot en met 27 Mei dnaraanvolgende,met
uitzondering
a. van de Visschery door middel van palingfuilren,
aalkorven en aaldobbers, zoomede van die met het
schepnet of de gebbe, om kleine vischjea te vangen
tot aas voor de aaldobbers
b. van de Visscherij op spiering met het kruisnet,
welke geoorloofd bljjft tot en met 15 April aan
staande, doch slechts zal mogen worden uitgeoefen
vsn des middags 12 tot des avonds 10 ure: te
Utrecht buiten de Weerdbarrière, tus-cheu de Groote
sluis en de Roo iebrug; te Amersfoort van de Kop
pelpoort tot aan het gebouw, genaamd de „Spijktr";
en te Vreeswijk lusschen de groote sluizen
2. Dat, by de wederopening der viascherjj in de
provincie Utrecht, het uitdrukkelijk verboden is den
schubloozen en den gedeeltelijk gescbubden edel-
karper ta vangen, vervoeren of verkoopen, welke
eene mindere lengte heeft dan 45 centimeter, ge
meten van af de punt van de snuit tot aan bet
uiteinde van dtn staart.
3. Dat de jacht op eenden in de provincie Utrecht
vonr dit jaar zal worden gesloten op Zaterdag 4
Maart e.k., met zons-ondergang, na welken tijd ook
het kooien niet meer zal mogen worden uitgeoefend,
terwijl de kooieenden opgesloten of gebokt moeten
zijn tot 1 Mei aanstaande.
4. D >t de jacht op ander waterwild in de provincie
Utrecht zal worden gesloten op Zaterdag 8 April e.k.,
met zone-ondergang.
5. Dat het weispel van kwartelen met steekgaren
of vliegnet zal mogen worden uitgeoefend op Zater
dag 29 April e.k. tot met 25 Juni daaraanvol
gende met zons-ondergang.
Utrecht, 3 Februari 1911.
De Commissaris der Koningin
voornoemd,
F. D. SCHIMMELPENNINCK.
De BURGEMEESTER vau AMERSFOORT,
gezien artikel 41 der Gemeentewet,
brengt ter kennis van de ingezetenen, dat de Raad
dezer Gemeente zal vergaderen op Vrijdag, den 10
Februari aanstaande, des namiddags te twee ure.
Amersfoort, 7 Februari 1911.
De Burgemeester voornoemd,
WUIJTIERS.
De BURGEMEESTER van AMERSFOORT
brengt, ingevolge mededeeling van den Bur
gemeester van Hoogland d.d. 7 Februari 1911,
no. 54, ter kennis van belanghebbenden, dat
zich in die Gemeente een geval van miltvuur
heeft voorgedaan.
Amersfoort, 8 Februari 1911.
De Burgemeester voornoemd,
WUIJTIERS.
De BURGEMEESTER en WETHOUDERS van
AMERSFOORT,
Gelet op artt. 6 en 7 der HINDERWET,
Brengen ter kennis van htt publiek, d it een door
bet Bestuur der Roomscb-KHtholieke Verbruibsver-
eeniging „Helptl Ekander" ingediend verzoek, met
bijlagen, om vergunning tot het oprichten van eene
bakkerij 'n de perceelen alhier gelegen aan de Muur-
huizen no. 42, bij het Kadaster bekend onder Sectie
E, no. 2688/2689, op de Secretarie der Gemeente ter
visie ligt, en dat op Donderdag den 23 Februari
aanstaande, des voormiddags te half elf uren, gelegen
heid ten Raadhuize wordt gegeven om, ten overstaan
van het Gemeentebestuur of van eeu of meer zij uer
leden, bezwaren tegen het oprichteu van de inrich
ting in te brengen.
Tot het beroep, bedoeld in art. 15, le lid der
Hiuderwet, zijn volgens de bestaande jurisprudentie,
alleen zij geiechtigd, die overeenkomstig artikel 7
der Hinderwet voor het Gemeentebestuur of éen of
meer zijner leden zijn verschenen, teneinde hunne
bezwaren mondeling toe te liobten.
Amersfoort, 9 Februari 1911.
Burgemeester en Wethouders
voornoemd,
De Burgemeester,
WUIJTIERS.
De Secretaris,
J. G. STENFERT KROESE.
Mier en krekel.
Nog heel onlangs hebben we hier prach
tig uitgebeeld gezien de uit onze school
jaren zoo goed bekende fabel, van Lafon-
taine, waarin wordt gedaan het aardige
verhaal van den krekel, welke den ge-
heelen zomer had gezongen, zonder voor
winter-provisie te zorgen, en die, toen de
herfstwind den groud kaal en hard woei,
geen enkel stukje vlieg *of worm had, en
noodgedrongen met zijn hongerige maag
naar zijn buurvrouw, de mier, liep en daar
een zoo snibbig antwoord kreeg.
Dikwijls schiet het ons te binnen als
we in een bakkerij of op een mooien
Juli-avond het eigenaardig krekelgezang
hooren, dat strikt genomen geen gezang
is maar toch zoo lieflijk muzikaal klinkt
en zulke heerlijk zomerachtig herinnerin
gen nalaat. Soms ook, als wrj het werk
zaam gewriemel van een troepje spreek
woordelijk «nijvere" mieren gadeslaan,
welke met vereende krachten een betrek
kelijk groot stuk eetwaar naar hun pro
visie kelder sleepten.
Maar vooral denken wij er aan, zoo
vaak wij recht voelbaar met een men-
schelijken krekel in aanrakiug komei:
hetzij die dan al of niet door mensche-
lijke miereu op onmenschelijke wijze werd
te woord gestaan.
Wie heeft nooit op zijn weg zoo'n
menschelijke krekel outmoetl Zorgeloos,
onbedacht, leeft hij of zij van den éenen
dag op de andereu. Zij zijn niet kwaad,
och neen, dikwijls heel goedhartig, meestal
heel gezellig en vermakelijk en ook wel
mededeelzaam zoolang zij iets mee te deelen
hebben. Maar zoodra dat bij toeval niet
het geval is en zij laten dit in hoofd
zaak aan het toeval over eischen zij
een even groote mededeelzaamheid van
wie niet gewend zijn hun budget aan
het toeval over te laten. Zij worden dan
ware plaaggeesten voor hun omgeving,
met name voor hun bloedverwanten, die
altijd over hen pruttelen, maar toch tel
kens, half uit medelijden, half om de
eer van den familienaam, er weer toe
komen, hen te ondersteunen. Als men
van een sprinkhanenplaag spreekt, dan
is daarbij de talrijkheid van de insecten-
zwermen de voornaamste factormaar
éen sprinkhaan van de thans bedoelde
soort kan voor zijn nuastbestaanden al
al lastig genoeg zijn.
Wat de mieren betreft een oud woord
luidt„gaat tot de mieren en wordt
wjjs
Zonder twijfel zijn de mieren heel
wijs, wat betreft hunne werkzaamheid
en voorzorg en zij kunnen het niet hel
pen, dat de menschen, die hen in deze
eigenschappen evenaren, dikwijls tot min
aagename bijhoedanigheden vervallen.
Zuinigheid is ontegenzeglijk een deugd,
welke vooral gewaardeerd wordt door
Aaltje, de keukenmeid. Soms bedriegt
echter de zuinigheid de wijsheid, zooals
wanneer iemand met een spoorweg
boekje van het vorig jaar op reis gaat
en daardoor zijn treinen mist. Dat zui
nigheid niet altijd behaaglijk aandoet,
blijkt reeds uit de zegswijze: „Wat kijk
je zuinig". Maar als zij overslaat tot
gierigheid, dan is het heeleraaal rais.
Laat ons echter eerlijk erkennen, dat er
heel zuinige menschen zijn, die toch vol
strekt geen aanleg hebben tot gierigheid.
Het is meer dan een gradueel, 't is een
qualitaiief verschil, dat o.a. aan den dag
komt door al of niet onmenschelijkheid
jegens „krekels".
't Valt. moeilijk te zeggen, wat het
ergst is voor een gezinals de man een
mier is en de vrouw een krekelof om
gekeerd de man een krekel en de vrouw
een mier.
In het eerste geval werkt de man hard,
allicht met lust en met succesmaar de
vrcuw heeft zóo veel noodig, dat er nooit
genoeg in kas is. Soms is zjj lichtzinnig,
soms alleen maar aan weelde verwend
en een slechte financierster. Zij „kent de
waarde van het geld niet", zooals de
volksterm luidt. Zij „past niet op de
kleintjes", bedenkt niet „dat kruimeltjes
óok brood" zijn. Is dan de man een echte
mier in dien zin, dat hij alleen maar op
gaat in zijn beroep, dan zal zij dat nooit
leeren. Eischt hij, bij reactie, kleingee
stige zuinigheid, hetgeen in Frankrijk als
„économie des bouts de chandelle" ge
brandmerkt wordt, dan krijgen zij weder-
keerig hoe langer zoo meer grieven en
vooral iudieu de buitenwereld begint met
zich er mee te bemoeien, wordt het hu
welijk hoe langer zoo ongelukkiger.
Is omgekeerd de vrouw een mier en
de man een krekel, dan loopt zij veel
gevaar om öf een sloof bf een heibei te
worden. Op zijn minst genomen, lijdt de
liefde sterk ouder deze disharmonie. Want
mevrouw Mier wordt boe langer zoo
koeler, ondanks de onpractische geschen
ken, welke mijnheer Krekel haar in aller
hartelijkste buien thuisbrengt.
Op Gustave Doré's illustratie van ge
noemde fabel, welke we in den aanhef
in herinnering brachten, werpt de mier
een gegoede boerin al breiende, een
kouden, minachtenden blik op de krekel,
een arme straatzangeres, die, met een
guitaar in de hand om onderstand komt
vragen. Zulk een blik valt ook menig
krekelachtig echtgenoot te beurt, als hij
blijkt „over den balk te gooien", hetgeen
zij met moeite uitspaart. En allicht staan
de kinderen er dan even onheilspellend
als op deze prent bij te kijken. Iutusschen
hebben zij, zonder twijfel, meer kans, dat
er iets van hen terecht komt, als de
mierenaard aan moederszijde is.
Men kan het thema ook nog in dier
voege varieereu, dat men zich voorstelt
hoe het gaat als beide echtgenooten mie
ren, of wel beiden krekels zijn.
Van twee mieren kan men niet anders
verwachten dan dat zij in rust en vrede
levenmen kan alleeu hopen, dat zij
niet al te hooghartig-ongenadig zijn jegens
eiken zweem van krekelachtigheid in hun
nabijheid.
Twee krekels kunnen óok wel een
poos lang eensgezind zijn. Maar dut loopt
toch spaaken dan geeft de een den
ander de schuld van de elleude. Vooral
indien er jonge krekeltjes bijkomen. Die
worden dan onder het opgroeien de du
pes van den toestandtenzij ooms en
tantes zich over heu erbarmen. En dim
wordt gaandeweg het huishouden het
geen de volksmoud, met eep woordspe
lig aan het schuiteuvoerdersvak ont
leend, „een schip van bijleg" pleegt te
noemen.
„Als de krekelnatuur er eenmaal in
zit, is zij er niet meer uit te krijgen"
zeggen de mieren.
't Kan wel zijn, dat zij in de meeste
gevallen gelijk hebben, maar toch, op
voeding en omstandigheden kunnen de
zaak wijzigen.
Eens heb ik iemand heelemaal zien
veranderen. Maar dat had een bijzondere
oorzaak.
Hij was ontegenzegljjk een geboren
krekelnatuur en daarom onmogelijk pas
klaar te maken voor zjjn vaders kan
toor. De vader wou het dwingen, doch
het lukte nietde jongen krekelde maar
door en het liet zich aanzien, dat er
niets van hem zou terechtkomen. Er
was maar éen vak, waarvoor hjj zich
bereid verklaarde, zich inspanning te
willen getroosten, en daarvoor kon hg
geen vergunning en geen opleidingsgeld
krjjgen. Toen stierf zijn vader. Hg
kreeg een som gelds in handenen wel
verre van die te verkwisten, ging hg er
voor studeeren op zjjn hevelingsgebied.
Hij werd geen mier, maar een mensch
vol toewijding on ijver, een man van
beteekenis zelis in z|jn beroep.
„Jammer" zei eens iemand, „dat de
oude heer den roem van zijn zoon niet
heett beleefd".
Een ander, van nabjj met de historie
bekend, deed daar het zwijgen toe. Hg
liet des vaders nagedachtenis het liefst
tnaar onaangeroerd.
Het debietrecht op sigaren
en tabak.
De indiening van het aangekondigde wets
ontwerp op de hefïlug van een debietrecht
van tien percent op sigaren en tabak kan,
naar de »Tel." weet mee te deelen, thans
spoedig tegemoet worden gezien.
De strekking van dit ontwerp is, dat de
winkeliers en andpre kleinhandelaars van de
bruto-opbrengst Ier sigaren en tabak, door
hen aan het publiek veraocht, 10 pCt. aan
den fiscus moeten betalen.
Natuurlijk rijst onmiddellijk de vraag,
hoe men deze beffing practiscb wil uitvoe
ren.
Hieromtrent wordt het volgende gemeld.
Volgens het ontwerp zullen alleen diegenen
een sigaren- en tabaksdebiet mogen hebben,
die daartoe vergunning hebben gekregen.
Deze vergunning zal worden gegeven, nadat
inen ze bij de bevoegde overheid beeft aan
gevraagd.
Het recht wordt geheven van de ontvang
sten.
Bij verreweg de meeste sigarenwinkeliers
ontbreekt echter, evenals trouwens over het
algemeen bij den middenstand, ieder spoor
van «en boekhouding, zoodat zjj niet bet
minste overzicht hebben vaa bun ontvangsten
en uitgaven. Daarom zullen vanwege den
fiscus aan alle sigaren- en tibakswinkeliers
(en handelaren) staten worden verstrekt,
waarop zij dagelijks hun ontvangsten kuonen
invullen, terwijl als controle-maatregel be
paald wordt, dat alle zendingen van de fabrie
ken naar de winkeliers en handelaars van
geleide-biljetten voorzien moeten zijn, vermel
dende den aard en den prjjs der sending.
De belasting moet door de winkeliers en
handelaars in raaandelijksche termijnen wor
den voldaan, terwijl zij by het verkrijgen
der vergunning moeien begumen, bet recht
over éen maand vooruit te storten.
Export-zendingen zijn vrij van recht, doch
moeten van een geleidebiljet vergezeld gaan,
tervv|jl fabrikanten, die onmiddellijk aan par
ticulieren leveren, evenals de winkeliers, vau
de op deze wijze geleverde sigaren en tabak
het verschuldigde recht moeten betalen.
Tot zoover in groote Ijjnen de plannen
der regeering.
Het behoeft wel nauwelijks betoogd, dat
de uitvoering dasrvau nogal eenige moei-
lijkhe len zal opleveren.
Immers, bet is de vraag of in alle win
kels, waaronder er zijn, die als bijzaakje door
de vrouw des huizes gedreven worden, d«
ontvangsten wel overeenkomstig de waarheid
zullen worden aangeteekend. Niet, dat wij
twijfel willen opperen omtrent Je goede
trouw dezer winkeliers, maar velen van hen
zjjii altjjd gewend geweest, alles, zoowel de
uitgaveu voor bun zaak, als de kosten hun-