Dinsdag 18
Juli 1911.
No. 7979.
60e Jaargang.
OP REIS.
AMERSFOORTSCHE COURANT.
Uitgave van de Naamlooze Vennootschap „De Amersfoortsche Courant, voorheen firma A. H. van Cleeff".
HOOFDREDACTEUR:
F. J. FH3DSRZZS.
AMERSFOORT.
Verschijnt Dinsdag Donderdag- en Zaterdagmiddag. Abonnement per 3 maanden f\.
franco per post f 4.15. Advertentiën 16 regels 60 cent; elke regel meer 10cent. R'^ r.-gel
abonnement reductie, waarvan tarief cd aanvriag kosteloos. Legale, officieële- en onteigenings-
advertentiën per regel 45 cent. Reclames 1--5 regels f 1.25. Bewijsnummers naar buiten
worden in rekening gebracht en kosten evenals afzonderlijke nummers 10 cent.
Bij advertentiën van buiten de stad worden de incasseerkosten in rekening gebracht.
KORTBGRACST 9.
Postbus 9.
Telefoon 19
Aan onze abonné's die tijdelijk elders,
binnen- dan wel buitenlands, vertoeven
wordt op aanvrage, en met dllidel^lse
opgave van adres, de courant eiken ver
schijndag tegen vergoeding van het porto
toegezonden.
Ook niet-geabonneerden kunnen op de
zelfde wijze de geregelde toezending van
de „Amersfoortsche Courant" tijdens hun
uitstedigheid zich verzekeren.
Kennisgevingen.
De Burgemeester van \mersfoort,
Brengt ter kennis van de ingezetenen dezer
Gemeente, dat het dóór den Directeur van
's RijkB directe belastingen, enz. te Utrecht exe-
cutoor verklaard kohier No. 1 van de
Bedrijfsbelasting
over het dienstjaar 1911/12 aan den Ontvanger
van 's Rijks directe belastingen alhier is ter
hand gesteld, aan wien ieder verplicht is zijnen
aanslag op den bij de wet bepaalden voet te
voldoen.
Gedaan en op de daarvoor gebruikelijke
plaatsen aangeplakt te Amersfoort, den 17 Juli
1911.
De Burgemeester voornoemd,
WUIJTIER8.
De Burgemeester van Amersfoort
brengt ter kennis, dat biunen deze Gemeente
drie gevallen van mond- en klauwzeer zijn
voorgekomen.
Amerfoort, 17 Juli 1911
De Burgemeester voornoemd,
WUIJTIERS.
De kunst van reizen.
Op zekere tjjden vau het jaar ontstaat
er in de eendenkooi een geweldige op
schudding. De bewoners gebaren zich als
wild. Zy kwaken en kwekkeren uit alle
macht, klapperen met de geknotte vler
ken, trachten op te vliegen kortom,
hun gedragingen getuigen van buiten
gewone onrustigheid.
De verklaring van dit verschijusel is
eenvoudig. De vogels willen trekken. Hun
ingeboren instinct dringt hen daartoe,
hoewel zij ter wereld kwamen van tamme
ouders, die zelf reeds niet meer aan den
natuurdrang gevolg konden geven. Zij
willen weg. Zij zouden gaan vliegen, in
de lente hoog naar het Noorden, in den
herfst diep naar het Zuiden zoö zg
slechts konden. Later, zoodra de trek-
tyd voorbg is, zullen zg weder als orde-
lgk pluimvee zich vergenoegen op hun
erf, binnen hun perkje, in hun slootje.
Iets dergelijks nu kan men waarnemen
in de ménjchenmaatschappij, wanneer de
maand Juli haar intocht hield. Dan
maakt een ongewone ongedurigheid zich
meester van de hoofdenkaarten en reis
boeken worden voor den dag gehaald;
de gesprekken loopen over reizenreis-
gedaebten, reisverlangens, reisplannen en
reiszorgen zweven, om zoo te zeggen, in
de lucht die men ademt.
Ongetwyfeld is er tusschen eenden en
menschen ook in dit opzicht evenwel een
belangrijk verschil. Ten aanzien van den
menschelijken treklust immers, kan men
geen algemeenheid laten gelden, want de
overgroote meerderheid der bevolking
denkt zelfs niet aan reizen; en zeker is
er ook geen ingeboren instinct in het
spel hoogstens een aangeleerde ge
woonte. Onze grootouders, die niet reis
den, omdat zg niet reizen köuden, misten
het reizen niet en waren geen zier on-
gelukkiger dan wy. Ons, hun nazaten,
heeft de gelegenheid tot dieven gemaakt
-- dat wil zeggen, tot reizigers. De
gelegenheid bracht de mogelijkheid de
mogelijkheid baarde de gewoonteen uit
de gewoonte is voortgekomen de behoefte
voor diegenen namelijk, die de kosten
er van kunneu betalen.
Hoe nu de natuurlijke historie van het
reizen zich ontwikkeld hebbe er wordt
in onzen tijd gereisd, véél gereisd, ge
reisd door iedereen byna, die lust ertoe
voelt en, financieel, zich maar een veer
van den mond kan blazen. By gevolg is
't de moeite waard geworden, het reizen
te gaan beschouwen als een bezigheid,
die men goed en die men slecht bedrij
ven kan, die men zich tot een genot of
tot een kwelling kan maken dus, min
of meer, als een kunst.
Wg stellen voorop, dat hier niet sprake
is van beroeps- of studiereizen, maar enkel
van het pleizierreizen, en wel bepaaldelijk
van het zoo populaire zoraersche vacantie-
reisje. Daarvan is het kostelykste
meestal de voorsmaak. Geen reiziger reist
genoeglyker dan wie daar bg zgn lamp,
met Baedeker rechts en Henschel links,
zgn reisplan zit uit te werken. Hg smaakt
bij zijn reizen nog, zonder de ongemak
ken der practijk, louterde geneugten der
verbelding. Op zijn landkaart zgn alle
stranden blauw, alle gletschers wit, alle
stadjes rond en alle wegen effen. Voor
hem verschynt elke spoorwegman nog
als een blaukgevleugelde genius, die he ui
de hand reikt en met hem heenzweeft
naar de valleien der gelukzaligen, is elke
kellner nog als een blonde Ganymeed, is
elke waard nog als een hartelijke wel
doener van naar rust en lafenis hunke
rende wandelaren, is elke bergkruin nog
als een Hymetus vol honigbloemen.
Maar met dit kostelooze en ongestoorde
genot stelt niemand zich tevreden. Men
wil de dingen der werkelykheid. Men
wil van het reizen niet alleen den vóor-
smaak, maar ook den smaak. Niet enkel
met zgn eigene rooskleurige illusiëu wil
men te doen hebben, maar met de rea
liteiten eener spelbrekende wereld. Dus
gaat men worstelen met conducteurs,
kofferdragers, oberkellners en hotelreke
ningen gaat men zwoegen en hijgen
tegen bergen op, van wier kruinen men,
in plaats van het beloofde panorama,
slechts nevelen en wolken aanschouwt;
gaat men zgn ziel in lijdzaamheid be
zitten over een bord watersoep en een
cotelette als leder; gaat men geeuwen
van verveling bg het luisteren naar het
gebulder der eeuwig rollende branding,
of, ingeregend binnen de muren van het
mee3t idyllische aller dorpslogementen,
met ledige handen en slechts éen maag
om te vullen, zgn eigene consciëntie
martelen met de grimmige vraag, of men
't thuis eigenlyk niet veel aangenamer
en gezelliger had kunnen hebben.
Desniettemin, den volgenden zomer
herhaalt men het experiment.
Mocht nu van mg verlangd worden,
ten bate van onervarenen, tot de kunst
van reizen eenige nuttige wenken aan
te bieden, dan zou ik mg niet verliezen
in bijzonderheden. Ik zou aan ieders keuze
overlaten het waarheen, aan ieder
zooveel mogelgk de vrgheid gubnen om
wys te worden uit eigen ervaring. Ik
zou mg beperken tot de volgende alge-
raeene voorschriften:
Reis niet te ver. Reis in passend ge
zelschap. Reis zóo, dat gij iets er door
leert en zóo, dai gy een goeden nasmaak
er van behoudt, dat gij als een beter
mensch van uw reis terugkeert.
Reis niet te ver. Overschryd niet de
perken van uw beurs, van uw tgd en
vau uw krachten. Het moge eèn vol
doening zgn, aan de biertafel met een
„daar ben ik óok geweest* te kunnen
bluffen, maar die bluf is tegenwoordig
niet meer veel waard. En aan den ande
ren kant, in éen maand zóóveel geld te
verreizen, dat men de overige elf maan
den op alle genoegens zich beknibbelen
moet, is niet verstandig. Jagen en jak
keren om vele honderden Kilometers te
verslinden, verbetert noch de gezondheid,
noch het gemoed. Langs het schoone of
belangwekkende, dat dichtbg is, heen te
snorren, enkel maar om het verdere en
vreemdere vluchtig te bereiken, is geen
goed beleid.
Reis in passend gezelschap. Dat wil
zeggen: laat uw gezelschap niet te tal
rijk zgn en niet te uiteeuloopend in aard
en smaak en liefhebberg. Reis liever
alleen, dan met menschen die niet bij u
passen. Het bekende „zoo veel hoofden,
zoo veel zinnen" maakt zich nergens zóo
onaangenaam merkbaar als op reis. Alléén
reizen is onbeperkte vrgheid. Het
beste op reis is „goed getweed". Tres
faciunt collegium de derde man brengt
de spraak aau maar vier makeu op reis
reeds een troep, een bende.
Reis zóo, dat gg er iets doorleert. Op
reis niets te leeren, is bgna onmogelgk,
zelfs voor den ezel die iemand draagt, of
voor den hond die achter iemand mee
loopt. Het beweren, dat menschen net
zoo wijs van een reisje terugkwamen,
als zg uitgegaan waren, verdient kortweg
geen geloof. Vooroordeelen kan men mee
nemen en weer thuisbrengen; doch de
oogen sluit men niet en de ooren stopt
men niet dicht, en men moet daarmede,
of men wil of niet, het een en ander op
merken en opvangen, dat men tevoren
nog niet in zich had. De kunst bestaat
hierin, dat meu goed opmerke en juist
opvange, zich wachte voor overylde ge
volgtrekkingen en domme generalisaties,
voor vluchtigheid en oppervlakkigheid.
Maar de grootste kunst vau reizen, is
gelegen in het thuiskomen. Of gg
goed gereisd hebt, of het reizen goed voor
u is geweest toets het aan uw thuis
komst. Daarin hebt gg de proef op de
som.
Er zgn menschen, niet weinig zelfs, die
rijkdom niet verdragen kunnen. Er zyn
menschen, die lof, truffelpastei, cham
pagne, een zware sigaar en nog andere
buitengewoon smakelyke dingen niet ver
dragen kunnen. Zoo zgn er ook menschen,
die reizen niet kunnen verdragen. Het be
komt hun niet. Hun maag, overdrachte-
lyk gesproken, geraakt er door van streek,
hun verhemelte overprikkeld, zoodat de
gewone spijzen uit den alledaagschen
pot hun niet meer monden.
Zulken menschen is onthouding, een
liefst maar zoo strikt mogelgk zich be
perken tot den ordinairen huiskost, aan
te raden.
Let _wel dus! Komt gg thuis van
uw reis en voelt gg u, in plaats van
opgefrischt en gesterkt, vermoeid en ver
slapt; komt gg thuis van uw reis sma
lend op de kleinheid uwer eigene omge
ving, misnoegd over den kring waarin
gg zijt geplaatst, met loome handen her-
vattend den plicht waartoe gg geroepen
zgt, dan hebt gg niet goed gereisd, of
het reizen was voor u niet goed.
Goed reizen is een kunst goed thuis
komen een nóg grootere. Niet allen, die
reisden, keeren opgeknapt terug, flinker
van lichaam en vaardiger van geest.
Voor menigeen wordt het reizen, dat den
wijze verkwikt, een prikkel tot altoos
weêr verder begeeren, een bron van on
tevredenheid en wrevel.
Ziedaar een troost voor de zeer velen,
die bij honk moeten big ven.
Is water drinksn gezond!
Wij wonen hier in een klimaat aldus
lezen we in het geneeskundig tijdschrift
„Moleschott" waarin het drinken om zoo
te zeggen schering en inslag is daarom kan
het zijn nut hebben, bovenstaande vraag te
beantwoorden. Dikwijls en laat ons reeds
vooruit zeggen, ten onrechte hoort men,
vooral tegenover kinderen, de vermaning om
toch vooral geen water te drinken.
Om een goed antwoord op de gestelde
vraag te verkrijgen, is het in de eerste plaats
noodig, eens na te gaan, welke rol het water
in het menschelijk lichaam vervult, en daarom
zullen wel eenige feiten raededeelen, dis
daarop betrekking hebben.
Het bestaat voor 63 pet van zyn gewicht
uit water. De hersenen bevatten 81 pet, het
hart 73 pet, de beenderen 7 pet en zelfs
het glasharde tandivoor nog 2 uit pet. water.
Zooals men wp»t, heeft de mensch groote
behoefte aan lucht, zóo zelfs, dat bij sterft,
als hem die lucht slechts eenige minuten
wordt onthouden. Evenmin als lucht, kan bjj
water derven, al kan hij dit laatste desnoods
ook 10 tot 14 dagen ontberen; dan echter
sterft hij in een toestand van waanzin en
vertwijfeling. Op water alléén echter, zonder
dat hem ander voedsel wordt verstrekt, kan
de mensch verscheidene weken leven. Bljjkt
hieruit niet, dat water een groote beteekenis
heeft, een grootere levensbehoefte vormt dan
eenig ander voedsel?
Een en ander treedt echter ook duideljjk
voor den dag bij de volgende feiten.
Een volwassen mensch, die bij gemiddelde
temperatuur, bijv. 18 graden C., arbeid ver
richt, scheidt dagelijks door uitademing
ongeveer 1500 Gram water af, langs de nieren
circa 1400 Gram en 200 tot 300 Gram door
verdamping langs de huid. Door zyn lichaam
in normale samenstelling en zgn geest be
hoorlijk aan het werk te houden, moet bjj
dus dagelijks ongeveer 3000 Gram of 3 Liter
water tot zich nemen. Behalve in den vorm
van verschillende dranken, doet hjj dit met
zijn overige spijzenwant deze bevatten
alle, ie een meer dan de ander, een zekere
boeveelheid water.
Zoo bevat brood 40 pCt., rundvleesch 55
tot 60 pCt., een eierdoor zelfs nog */i pCt
water. Gemiddeld bevstten de vaste voedings
stoffen van een krachtig arbeider 500 Gram
i water.