Zaterdag 10 Februari 1912. C&ctur No. 8067. 61e Jaargang. Uitgave van de Naamlooze Vennootschap „De Amersfoortsche Courant, voorheen Firma A. H. van Cleeft" HOOFDREDACTEUR F* J. FRSDSRZZS. AMERSFOORT. Verschijnt Dinsdag Donderdag- en Zaterdagmiddag. Abonnement per 3 maanden fl. franco per post ƒ1.15. Advertentiën 16 regels 60 cent; elke regel meer 10cent. Bij regel* abonnement reductie, wiarvan tarief op aanvriag kosteloos. Legale, officieële- en onteigen'nga- advertentiën per regel 15 cent. Reclames 15 regels f 1.25. Bewijsnummers naai* buiten worden in rekening Kobracht en kosten evenals afzonderlijke nummers 10 cent. Bij advertentiën van buiten de stad worden de incasseerkosten in rekening gebracht. KORTBGRACHT 9. Postbus 9. Telefoon 19 Bij dit nummer behoort een BIJVOEGSEL. KEN NISGE VING. J A C H T. De Commissaris der Koningin in de Provin cie Utrecht, Gelezen het besluit van hoeren Gedeputeerde Staten dier Provincie, d.d. 29 Januari 1912, 4e Afdeeling, No. 308; Gelet op artikel 11 der Jachtwet Brengt bij deze ter kennis van belanghebben den lo. dat de jacht op eenden in de Provincie Utrecht voor dit jaar zal worden gesloten op Zaterdag 2 Maart e.k., met zonsondergang, na welken tijd ook het kooien niet meer zal mogen worden uitgeoefend, terwijl de kooieenden opge sloten of gehokt moeten worden tot 1 Mei aan staande 2o. dat de iacht op ander waterwild in de Provincie Utrecht zal worden gesloten op Zater dag 6 April a.s., met zonsondergang; 8o. dat het weispel van kwartclen met steek garen of vliegnet zal mogen worden uitgeoefend van Zaterdag 27 April e.k. tot en met Zaterdag 22 Juni daaraanvolgende met zonsondergang. Utrecht, 2 Februari 1912. De Commissaris der Koningin voornoemd, F. D. SCHIMMELPENNINCK. Jongens en meisjes. Dezer dagen, aldus schrijft mevrouw A. I(d9inga) in het «Maandblad in het belang der opvoeding van weezen", kwam my een artikel onder de oogen, waarin behandeld werd het achterstaan by en de verongelijking van het meisje tegen over de jongen. Daarin werd aangetoond hoe, terwyl de kinderen nog op de La gere school zyn, van het meisje thuis meer wordt gevergd dan van don jongen, die rustig aan zijn werk kan blijven eu niet mag worden gestoord, terwijl men van het meisje kleine huishoudelijke plichten vraagt. Of die klacht gegrond is, vroeg ik me af bij het lezenallerlei gedachten kwa men in me op, welk antwoord daarop wel zou passen. Dat de jongen ongestoord zya werk voor de school moet afmaken, spreekt vanzelfdat het meisje recht heelt, naar behooren haar schoolwerk te verrichten, is niet minder vanzelf sprekend; en ik ben er van verzekerd, dat de ouders even goed zullen zorgen, dat het meisje haar taak afmaakt als de jongen. Maar voor de toekomst vraagt het leven van den jongen heel wat anders dan van het meisjewel evenzeer de geheele toewijding aan het doel, dat zy zicb hebben voorgesteld, maar studie en overgave zijn voor deu man de noodza kelijke middelen om zich een bestaan te verwerven. Dat de ouders dus alle mogelijke ge legenheid gebruiken om hun zoon van jongs aan te gewennen aan rustige werk zaamheid, is even begrjjpelyk als na tuurlijk. Evenwel, er zyn nog genoeg gezinnen, waar ook de jongen zijn deel aan huise lijke plichten moet volbrengen. Ik heb het bijgewoond, hoe, by ziekte der dienst bode, jongens van 8 en 11 jaar 's mor gens zelf hun bedden afhaalden en hun waschtafels aan kant maakten, om moe der in haar werk te gemoet te komen en dit deden zy nog wel geheel uit eigen beweging. Ik weet wel, dat tegenwoordig veel meisjes zich door studie tot een of ander vak of betrekking willen bekwamen, en dat daartoe veel tyd noodig is en rustig en ongestoord werken. Nu wordt wel ge zegd: «zulk een vrouw heeft een roeping te vervullen; de vrouw staat gelyk met den man, heeft de zelfde rechten" alleen 't is de vraag wat onder die zelfde rech ten en die roepiug wordt verstaan. De rechten deze staan tegenwoordig 't meest op den voorgrond. Maar hoe denkt men in onzen tyd over de plichten? Toch bestaat er geen recht zonder plicht er naastde rechten brengen van zelf hun plichten medezij behooren bij elkaar, 't Is wel jammer, dat vooral onze hedendaagsche jeugd zoo'u sterk besef heeft van haar rechten en de erkenning en vervulling van die rechten eischt als een plicht van ouderen tegenover haar. Zij heeft vaak niet het minste besef van haar eigen plichten tegenover anderen, eu zoo komen de rechten van den een in botsing met die van den ander en wordt het egoïsme in ruime mate ge kweekt. Wat nu betreft gelijke rechten voor jongen en meisje, als grondslag voor die van man en vrouw, ik geloof niet, dat men in een goed huisgezin onderscheid zal maken tusschen zoon eu dochter, maar dat men wel degelijk beider op- voediug leiden zal zoodanig, dat zij het best het geluk der kinderen kan bevor deren. Alle kinderen uit een gezin kan rneu niet op de zelfde wijze behandeleu ieder beeft zyn eigenaardige, zijn individ 'e leiding noodig, naar mate van aanieg, karakter, neigingen. Zoo nu ieder kind verschillend is van een ander, zelfs uit het zelfde gezin, van de zelfde ouders, hoeveel te meer is er verschil tusschen jongens en meisjes. Want, wat men ook moge beweren, dat jongens en meisjes volkomen gelyke rechten heb ben, omdat zij gelyk staan, dit wordt maar al te dikwijls door de uitkomst bewezen niet waar te zijn. Daarenboven is de roepiug van den man een geheel andere ab die van de vrouw. De mau moet zich voorbereiden tot een werkkring, welken dan ook, waarin hij zyn brood kan verdienen, niet alleen voor zich zeiven maar ook, als hij zich straks een eigen thuis wil inrichten, voor zijn gezin. Wie zal in dat thuis het ge luk doen bloeien, dat hy er hoopt te genieten? NatirHijk de vrouw. Zal die vrouw, als meisjt, nu niet gevormd, op geleid moeten worden tot de taak, die haar eenmaal wacht? Of moet zij zich vrijden aan studie voor een beroep of vak, waardoor zy zich zelve een toekomst kan veroveren en haar onafhankelijkheid bewaren Men zal mjj toeroepen: „niet ieder meisje komt tot een huwelyk" en dat stem ik grif toemaar ook zonder dat zy trouwt, kan de vrouw nog op andere wijze voldoen aan haar drang tot ge lukkig maken. Want dat is de echte roeping der vrouw gelukkig maken, ge luk verspreiden waar zy maar kan daardoor voelt zij zelve zich gelukkig. liet is er verre van, dat ik de vrouw zou willen afraden, haar verstand eu geest te ontwikkelen en te beschaven. Laat zij zich beijveren om kundigheden op te doen, haar denkvermogen te ont wikkelen, haar gedachtenkriug te ver ruimen en uit te breidenmaar laat ze vooral niet verzuimen, baar hart te cul- tiveereu, haar gemoed ryk te maken - - practyk en onderviuding op te doen, een open oor en oog te krijgen voor het leed en de smart eu ook voor de vreugde en J de blydschap van anderen om daardoor iu staat te zyu, het leven van haar om geving te begrypen. te verhelderen en te verwarmen en tevens zelf gezegend te zyn. 't Is vaak moeilijk, echte vrouw te zyu. 't Kost soms heel wat strijd om die roeping te vervullen; maar hoe wordt de ernstige strijd daartoe ook al tijd met een heerlijke overwinning ge kroond. De vrouw, die eischt: gelyke rechten voor man en vrouw, weet niet wat zy -vraagt en wat zy verwerpt. De echte, de ware vrouw, die haar plichten met ernst en toewijding volbrengt, denkt er niet aan, dat zij vao den man afhau- kelijk iszy voelt zich daarin gelukkig n gezegend, omdat zij ondervindt, dage- jks, ja ieder uur, dat zjj het middelpunt .s van haar kring, door toewjjdiug en liefde aan haar plichtsgevoel. Van haar kring, waar de liefde en het vertrouwen van man en kinderen haar deel zijn waar zy oneindig meer de gelyke van haar man is, dan wanneer zij door studie of geleerdheid met den man gelijk stond. Van haar kring, waar zy, geleid door haar ontwikkeling en baar hart, haar echtgenoot zelfs in groote moeilijkheden kan raden eu steunen en hem tot een krachtige hulp kan zijn, haar heerlijk ste voldoening. Daartoe moet het meisje van jongs at worden opgeleid eu gevormd. Laat haar nooit de huiselijke plichten verzuimen of verwaarloozen zij zijn van zoo groote waarde, voor haar zelf en voor anderen. Met blijmoedig volbrengen van al die kleine plichten bevordert het geluk van het gezinen waar vindt de menscli, hetzij man of vrouw, hetzij zoon of dochter, hetzy gast of hnisgenoot, meer rust, meer behagen, meer een eigen thuis, uau in den familiekring, waar de iuvloed der waarlyk beschaafde, ontwik kelde, liefdevolle, zorgende huisvrouw het vuur warmer doet branden, het licht hel derder doet stralen Ouders en pleegouders, helpt zulke gelukkige gezinnen vormenstelt uw jongens en uw meisjes gelijk in uw liefde en zorg, maar „scheert ze niet over éen kam"geeft ieder zijn eigen leiding met het oog op ziju toekomst, op de plaats, die ieder in het leveu zal moeten innemen, vooral met het oog op hun levensgeluk, waarvau de opvatting voor ieder verschillend is. Uet risico van motorfietsen. Motorrijwielen zya gevaarlijke machines; «lat is algemeen bekend. De berijder kan er mede vallen, armen en beenen breken. Hy kan anderen aanry den en een ongeluk bezor gen. Door het geknal van den motor worden paarden verschrikt, die met hun vracht op hol gaan, en zoo gebeuren er door die motorrijwielen tal van ongelukken. Het gebruik vao „stoomfietsen" levert dus veel risico op. Meer dan ge wel zoudt denken. Want behalve de boven geschetste gevaren loopt de werkgever, die er gebruik van maakt, ook bet gevaar, dat zyn overigens niet-verzekeringsplicbtige onderneming onder de Ongevallenwet wordt gebracht. De gevolgen van dit risico werden onder vonden door iemand, die te Franeker een handel dryft in aardappelen, granen, veevoe der en hulpmeststoffeD, een zeer onschuldig bedrijf, dat op zichzelf niet verzekerings- plicbtig is. De Rijksbank was er echter achter gekomen, dat de bedoelde bandelaar een motorfiets had en dat bij van die fiets ook gebruik maakte als bij zijn klanten bezocht. Hoewel bet rijwiel in de particuliere woning van den werkgever gestald werd, hoewel nooit iemand van zijn bedienden of werklie den er aan raakte en alleen hij zelf het voor eigen gebruik aanwendde, werd de onderne ming van dezen werkgever verzekeringsplicb- tig geacht, omdat er ten behoeve van het daarin uitgeoefende bedryf werd gebruik gemaakt van een „krachtwerktuig". De Rijksbank besliste, dat deze werkgever over het door hem uitbetaalde arbeidsloon een premie moest betalen, die over den termijn vóór 1 Juli 1909 moest worden berekend naar den maatstaf van f 1.884 per f 100 loon, na dien datum van f6.80, een premie dus van bijna 7%. Voor den handelaar was deze beslissing een onpleizierige verrassing. Hij kon maar niet begrijpen, dat de beslissing juist zou wezen. Tiet denkbeeld, dat zijn trouwe flets oen krachtwerktuig, oen toestel tot het drij ven van een of meer arbeidswerktuigen, zou wezeD, w.lde er bij hem niet in. Evenmin begreep hij, in welk opzicht de omstandig heid, dat by een motorrijwiel bereed, van invloed kon wezen op het gevaar, waaraan zijn kantoorbedienden en werklieden onder hevig waren. Hij stelde dus beroep in tegen de boven aangeduide beslissing der Rijks verzekeringsbank. Het beroep heeft hem echter niet mogen baten. De beroepsreebter maakte uit, dat de beslissing der Rijksbank steunde op de wet. De Raad van Beroep te Leeuwarden nam, in overeenstemming met bet door de Rijks bank in haar contra-memorie gevoerd betoog, aan, dat de motor op zichzelf is een toestel, dat het rijwiel voortbeweegt. Het rijwiel is arbeids werk tuig de arbeid, die door de fiets wordt verricht, is het vervoeren van zijn berijder. Daar nu dit vervoer ook ge schiedt als de haodelaar voor zyn zaak op reis is, wordt het krachtwerktuig gebezigd ten beboeve van het handelsbedrijf in deze onderneming. Nog in geen enkel opzicht door de uitspraak van den Raad van Beroep overtuigd, beeft de werkgever ook bet oordeel van den Cen- tralen Raad ingeroepen. Hij wees er dien Raad op, dat naar zijn meening zijn onderneming, doordat bij per soonlijk een motorfiets gebruikt, evenmin verzekeringspiichtig is geworden als deze het zou zijn geworden doordat by, ten behoeve van zyn zaak reizende, van spoor of stoom boot gebruik maakt. Zijn flets, zoo beioogt hij, wordt alleen gebruikt om »e reizen; de zaken doet hy met zijn hoofd. Voorts wordt er iu het beroepschritt op gewezen, dat bet rijwiel toch eigenlijk geen arbeidswerktuig kan worden geacht, omdat de wet met dat begrip bezwaarlijk iets anders bedoeld kan hebben dan een arbeidsmachine, welke toe zicht eu bediening vereischt van een of meer arbeiders, die dus aan gevaar onderhevig zyn. In zijn uitvoerig beroepschrift dringt de werkgever er op deze gronden krachtig op aan. dai de Centrale Raad de gevallen uitspraak zou vernietigen. De Centrale Raad van Beroep heeft echter de uitspraak van den Raad van Beroep te

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsche Courant | 1912 | | pagina 1