bijblad
«SFMHTSHCOlMTi
Stadsnieuws.
van de
uitgave van
deAMERSFOORTSCHECOURANT i
voorheen Firma A. H. van CLEEFF
VAN ZATERDAG 14 DECEMBER 1912.
K E N NISGEVINDEN^
BurgemeMtjr en wethoudm v.n Amersfoort,
«•lel op art. 20 dor Hindorwet,
iDOntDBnn 'n °,p"lbare kel"™. d«' het Depar-
ment van Oorlog yoornemeoa ie in dere Ge
meente vier geweermakerewerkplaolaen op Ie
meeni a°P p"c,e! k«Aeetf«el bekend Oe-
meente Amersfoort Bectie C no. 949.
8t"kk®n> hier°P betrekking hebbende, lig
gen op de becretarie der Gemeente Amersfoort
®r„ VIS1®> terwiJl op Vrijdag 3 Januari 1913. des
voovtuiddags van half twaalf tot kwart Voor
twaalven, in het Gemeentehuis te Amersfoort
ten overstaan van eene Commissie uit de Gede
puteerde Staten dezer Provincie gelegenheid zal
bestaan tegen het oprichten dier geweermakers-
werkplaatsen bezwaren in te brengen.
Amerefoort, 12 December 1912.
Burgemeester en Wethouders
voornoemd,
De Burgemeester,
Van RANDWIJCK.
De Secretaris,
J. D. WERKMAN.
Hooren en niet verstaan.
Hoeveel onaangenaamheden, verdrietelijk
heden en ergernissen ontstaan er, omdat
velen niet de kunst verstaan, te rechter tijd
het oor te sluiten. In allen ernst zouden wij
willen aanraden, zich te oefenen in de kunst
van het niet-hooren. In het huisgezin en bij
de opvoeding dient men zich er op toe te
leggen deze levenswijsheid, die voor het
geluk bijna even noodzakelijk is als het
bezit van een goed gehoor, te leeren en in
beoefening te brengen.
Er zijn vele zaken, die droevig zijn om
te hoorenvele, die onze goede luim beder
ven, ons het schaamrood op de wangen
brengen, ons onze onergdenkendheid en
goed vertrouwen ontrooven.
Daartegenover staat, dat er ook zeer veel
zaken zijn, die in allerlei opzichten belang
rijk voor ons zijn, die ons geluk en rust
brengen. Daarom is het goed en zeer noo-
dig, ieder mensch zóo op te voeden, dat hij
zijn oor naar goedvinden kan openen dan
wel sluiten.
Vele menschen jn er op belust, en too-
nen bij die verkeerde neiging een bijzonde
ren aanleg, dingen te weten te komen die
hen kunnen ergeren, krenken, beleedigen.
Niet het geringste gerucht kan in omloop
zijn, of zij zijn besloten niet te rusten vóór
zij door middellijke en onmiddellijke vragen
tot den grond der zaak zijn doorgedrongen.
Met wantrouwen vervuld, wachten zij dik
wijls geen toespeling af, bepalen zich niet
tot het doen van verkenning, maar bespie
den, graven en delven nu hier dan daarom
te voorschijn te brengen hetgeen zij ruste
loos, ja schier ademloos zochten, met het
eenige en poovere resultaat, dat zij hun
eigen leven verbitteren, hun eigen levens
genot vergallen en zichzelf vervullen met
haat en wrok, die storend inwerken op hun
eigen geluk en kalmen gemoedstoestand.
Wilde men zich de moeite geven, alle aan
merkingen over onze persoon, door ge-
dachtelooze, ledigloopende, spotziekte of cy
nische menschen uitgesproken, te verzamelen,
of alle misplaatste aardigheden aan ons adres
zich aan te trekken, men zou eindelijk een
wandelend speldenkussen worden, dat niet
anders bevatte dan puntige naalden van de
oordeelvellingen van vreemden. Er zijn nu
eenmaal menschen, die, tuk als ze zijn op de
aanprijzing van eigen goede hoedanigheden
en op de waardeering van eigen bekwaam
heden en deugden, niet kunnen nalaten, an-
derer kwaliteiten en capaciteiten te verklei
nen of in een valsch daglicht te stellen en
anderer goede bedoelingen verdacht te ma-
^Gelukkig degeen, die. doof voor valsche
beschuldigingen en aantijgingen, kalm zijn
weg gaat, in het bewustzijn zijn plicht te
betrachten tegenover eigen en vreemden.
Hoe juist was dan ook het oordeel eener
verstandige vrouw: »Ik voor mij, zou mij
jegens degene, die mij al het gebabbel van
edige en spotzieke lieden overbracht, even
dankbaar gestemd gevoelen, als tegenover
iemand, die een bos stekels ra mijn bed uit-
schuJde, een zwerm wespen in mijn kamer
losliet, of het lastige stof in mijn huis deed
0PTbo"ene»mmigcn zekere voorliefde, zeke
ren aanleg - zeker zwak zouden wij het
wel kunnen noemen om te weten te ko
men hetgeen hen zal ergeren en krenken,
anderen beijveren zich om te vernemen,
wat hun angst en vrees zal aanjagen en
bezwaren. Dat zijn de gevoeligen, de be
zorgden, die hun dierbaren steeds bedreigd
zien door ziekten en gevaren, die altijd den
ken, dat men veel verzwijgt om hun zorg en
leed te besparen. Het is opmerkelijk met welk
een list, scherpzinningheid en schrander over
leg zulke bezorgde tobbers te werk gaan om
te achterhalen betgeen óf niet bestaat óf wel
zeer onwaarschijnlijk is, maar zich in hun
verbeelding vormt tot een ramp.
Wie prijs stelt op een ongestoorden le
venswandel, bekommere zich niet te veel
over hetgeen men van hem zegt, wanneer
de stem van zijn geweten zijn daden goed
keurt; hij spinne niet elk woord, elke uit
drukking uit om er een ongunstigen uitleg
aan te gevenhij sluite het oor zooveel
mogelijk voor al hetgeen gemoedsrust kan
storen. Wanneer wij ondanks onze beste
voorzorgen iets vernemen, dat ons niet bevalt,
dan is het voorzeker aanbevelenswaardig de
kunst van het niet-hooren te beoefenen. Er
wordt zoo vaak iets gezegd, dat niet kwaad
bedoeld is, maar toch onaangenaam aandoet
onder den invloed van het oogenblik spelen
slecht gehumeurdheid, gemelijkheid, ver
strooidheid, onbezonnenheid, ja zelfs spotlust
somtijds parten. Wij allen zijn zondaren.
Is het u nimmer gebeurd, dat gij een
zucht slaakte, een paar onvriendelijke woor
den mompelde als iemands bezoek werd aan
gekondigd en gij tóch ontvangen hebt En
verheugde gij u later niet, dat de deur en
de noodige ruimte nog tusschen u beiden
waren en dat de binnentredende op het
vriendelijk gelaat van den hem tegemoet
komende niets meer las van de knorrigheid
over de storing in de werkzaamheden? Had
hij het gehoord, wellicht had hij zich belee-
digd gevoeld minstens had hij u inv bejege
ning kwalijk genomen.
Zoo is het geenszins noodig, dat wij hooren
hetgeen de dienstbare zegt, wanneer zij
berispt is, de vagebond ons toewerpt wan
neer wij hem de deur hebben gewezen, wat
de buren over ons en onze kinderen zeggen,
wat afgunstigen over onze kleeding zeggen,
enz. Verstandige menschen besparen zich een
wereld van verwarring, verdriet en onge
noegen door van tijd tot tijd niet te verstaan.
De kunst van niet te hooren, is ook een
voortreflijk en meestal afdoend middel tegen
onbehoorlijke bemoeizucht, tegen onge
vraagde. inmenging, ongewenschte nieuws
gierigheid, tegen opdringende raadgeving,
tegen ongepaste bejegening.
Veel nadrukkelijker dan door de scherpste
en gevoeligste tegenspraak wijst men ze te
rug wanneer men doet alsof men ze niet
hoort. Wordt een afwezige afgebroken, oor
deelt men over dingen, die men niet kent
of niet volkomen kent, geen beter en doel
treffender straf, dan het niet-hooren.
Het oor moet open staan voor de stem
der goedheid, der liefde, der vroolijkheid, der
wijsheid, der reinheid, voor een gezond oor
deel en verstandigen raad. Het zij doof voor
de klanken der ruwheid, vleierij, haat, sluip-
zucht, hoovaaardij en laagheid.
Niet luisteren naar anderen, doch uit eigen
oogen zien, zij onze leuze.
Dat kan en dat behoort dus te geschieden.
Bij de Donderdag ten overstaan van no
taris A. P. Schróder gehouden veiling van
onroerende goederen werd het winkelhuis
Langestraat 44, laatst bewoond door den
heer J. Vingerhoets, groot 1.55 A.. ingezet
op f14 400 en opgehouden voor f14 550.
De woningen aan de Breedesteeg nos. 3
en 5, samen groot 48 c.A. en verhuurd voor
t 1.30 en f 1.40 per week, werden voor f1480
verkocht aan den heer R. van de Pol.
De lantaarns van auto's en rijwielen moe
ten volgende week uiterlijk kwart na vieren,
die van de overige voertuigen op zijn laatst
om kwart voor vijven zij aangestoken.
Twee Amersfoorters die te samen en in
vereeniging bij een boer te Harselaar bij
Voorthuizen elf kippen hadden gestolen,
werden, toen zij met hun buit wilden vertrek
ken, aangehouden doordrie stroopers,
die hen overleverden aan de politie.
Dat 'niet-gepatenteerde jagers dieven van
gen, zal wel niet dikwijls voorkomen.
De Krijgsraad te Arnhem veroordeelde tot
9 dagen militaire gevangenisstraf de twee
mineurs, die in de kermisweek uit het kamp
van Zeist waren gedrost cn hier een ser
geant der infanterie, die hen onderhield over
hun onbehoorlijk gedrag op den publieken
weg, sloegen en trapten.
Zij voorzagen zich aanstonds in hooger
beroep bij het Hoog militair gerechtshof.
Voor wie leeren wil. is er overal een
school.
Buiten verantwoordelijkheid van de Redactie.
Kopy van Ingezonden stukken, al dan
niet geplaatst, wordt nimmer teruggegeven.
Pensioenen van de officieren der Nederl.
Zee- en Landmacht.
Geachte Redactie,
Het antwoord van den Minister van Oor
log, op Sint Nicolaasdag verzon
den, op het verzoekschrift aan II. M. de
Koningin van de gep. kapiteins J. J. F.
Schmitz en W. M. H. Anten, om de Konink
lijke goedkeuring te willen onthouden aan
het Wetsontwerp op de pensioenen van de
officieren en om maatregelen te willen doen
treffen om het aan ruim duizend gep. offi
cieren aangedaan onrecht op billijke wijze
te doen herstellen, luidt aldus
»Dat het eerste gedeelte van het verzoek
niet voor inwilliging vatbaar is, omdat de
bekrachtiging bereids had plaats gehad bij
het ontvangen van het request, en dat het
tweede gedeelte tot zijn leedwezen niet in
gunstige overweging kan genomen worden
om de redenen, welke bereids door hem,
Minister, werden ontvouwd in de vergade
ring van de Eerste Kamer der Staten-
Generaal van 30 October 1912».
Na de houding van onze Volksvertegen
woordigers in hun zitting van 9 Juli j.l.
hebben wij geen anderen uitslag verwacht.
De voortzetting van onze actie had dan
ook geen ander doel dan om aan het on
recht, ons aangedaan, de grootst mogelijke
bekendheid te geven, in het stellig vertrou
wen van herstel binnen een niet te ver
verschiet. Bij ons streven bleven wij steeds
indachtig, dat ons volk en dus ook zijn
vertegenwoordigers, in al zijn handelingen
in zake voorzichtigheid en kalm overleg
een treffende overeenkomst vertoont met
de bewoners van een groot Rijk in Oos
telijk Azië. Bij de vele voorbeelden daartoe,
kunnen wij immers thans weer wijzen op
de proeven o. a. met grijs-groen uniform-
laken enz,, waarbij blijkt, dat men niet be
oogt alles maar »blauw-blanw« te laten,
maar de spreuk onzer vaderen nopens voor
zichtigheid en »de porseleinkast* in hoogste
consequentie in toepassing te brengen.
Intusschen aan de huidige pensioenregeling
kleeftzoo lazen wij ergens vooralsnog
'n leelijk vlekje, dat, als we eens beeldsprakig
mogen wezen, door al het water van de
Haarlemmermeer, indien wij er nog over
beschikken konden, niet weggespoeld kan
worden.
De Minister betuigt zie hierboven
zijn »leedwezen« over den loop der dingen
dAt geeft om met 'n variant op den
«burger* te spreken den kameraden moed
voor de toekomst, werkt troostend en stemt
tot dankbetoon.
Onze hope en vertrouwen zijn thans, dat
door het Hoofd van den Staat of door de
Tweede Kamer der Staten Generaal, gebruik
makende van het recht van initiatief, aan
beiden door de Grondwet toegekend, eer
lang voorstellen zullen gedaan worden over
eenkomstig die, voor welke meerdere leden
in de beide Kamers der Volksvertegenwoor
diging hun steun verhieven.
Aldus zou het «vlekje* bovenbedoeld uit-
gewischt en het groote onrecht, aangedaan
aan ruim duizend gep. officieren waarvan
een groot gedeelte weerlooze oudjes zijn
hersteld kunnen worden, want tot zóólang
is de nederlaag, hen toegebracht, eervoller,,
dan de overwinning, thans op hen behaald.
Aan de kameraden die ons tot dusver in
ons moeilijk werk daadwerkelijk steun
den en wij vonden ze in alle rangen van
officieren onzen hartelijken dank wij heb
ben ons veel inspanning en niet onbelang
rijke uitgaven getroost. Intusschen het defi
cit nemen wij voor onze rekeningzij die
daarvan natuurlijk onbewust oorzaak
zijn, kunnen hun verzuim lichtelijk herstel
len door hun aandeel af te zonderen, voor
een liefdadig doel ter plaatse hunner inwo-
ning.
Tot voor weinige dagen ontvingen wij
nog hoopvolle en hartroerende dankbetui
gingen van misdeelden tengevolge den thans
beruchten droefheids-datum 1 April 191 r, ja
zelfs van braven, die de acht kruisjes al
achter den rug hebben.
Dat vergoedt natuurlijk weer veel teleur
stelling welke wij ondervonden, als «men*
bijv. meende door hoogen rang of leeftijd
doch overigens met 'n benijdenswaardige
vitaliteit! zich van medewerking in onze
actie meende te moeten abstineeren, of iets
dergelijks. Het waren gelukkig uitzonderin
gen.
Met aandrang roepen wij nu onze gep.
kameraden van den hoogste tot den laagste
toeSteunt ons en elkander verder in het
goede werk de voortzetting der actie, onder
herhaling van onze vroeger geuite leuze
En de desespereert niet!
Met bijzonderen dank aan de Redactie,
Hoogachtend.
J. J. F. SCHMITZ,
Gcpensionneerd kapitein van
de Infanterie.
Den Ilaag, December 1912.
Kerkstraat 57.
Pro memoria. 1. Het antwoord van den
Minister berust op Koninklijke machtiging,
verleend bij kantteekening - van den Direc
teur van het Kabinet der Koningin van 6
November 1912, no. 29. 2. Ons request werd
den 4 November te voren aan H. M. afge
zonden. 3 Den 6 December antwoord van
den Minister van Oorlog.
Geachte Redactie,
Het was bemoedigend, dat op de verga
dering van 19 November in «Amicitia*
(plan 1913), gepresideerd door den WelEd
Achtbaren heer Burgemeester, de wensch
werd geuit, dat de pers wel gelegenheid zou
geven om ideeën in het licht te geven, enz.
Die de bereidwilligheid der pers in deze kent,
waar het betreft het belang van volk of Ge
meente betwijfelde dit niet.
Daar de tijd nadert, had ik wel gedacht,
dat verschillende ingezetenen hun gedachten
hadden kenbaar gemaakt. Ik werd hierin te
leurgesteld. Mij blijkt nogmaals ten duide-
lijkste, dat, is de hamer gevallen, het dan
aan critiek niet ontbreekt, dat wel wordt
I veroordeeld en afgebroken, maar dat per
soonlijk zoo weinig wordt gedaan tot opbouw
j en medewerking. De een verschuilt zich ach-
ter den ander, tenzij kan worden gecritiseerd.