Donderdag 2
Januari 1913.
AMEBSrOOETSCHE COURANT.
BLOOKER'S
No. 8205.
62e Jaargang.
DAALDERS
CACAO.
Stadsnieuws.
Uitgave van de Naamlooze Vennootschap „De Amersfoortschc Courant, voorheen Firma A. H. van Cleeff"
HOOFDREDACTEUR
F. J. 7HEDEHZKS.
AMERSFOORT.
Verschijnt Dinsdag-, Donderdag- en Zaterdagavond. Abonnement per 3 maanden fi
franco per post1.15, Advertentien 1—6 regels 60 cent; elkt regel meer 10 cent. Bijregel-
abonnement reductie, waarvan tarief op aanvraag kosteloos. Legale, officieCle- en onteigenings-
advertentien per regel 15 cent Reclames 1—5 regels f 1.25. Bewijsnummersnaar buiten
worden in reKening gebracht en kosten evenals afzonderlijke nummers 10 cent.
Pij aavertentiün van buiten de stad worden de incasseerkosten in rekening gebracht.
BUREAU:
KOZtTZCIXlAOHT 9.
Postbus 9. Telefoon 19
Bescheidenheid.
De Kerstdagen schonken ons gelegenheid,
eenige uren door te brengen bij een familielid.
Er was nog een gast, die een paar dagen
vóór ons was gekomen en nog een poosje
zou blijveneen goede kennis, al van jaren
her, een patente vent, een kerel om mee uit
visschen te gaan, zooals dat heet, doch die
éen groot gebrek heeft, namelijk al te groote
bescheidenheid, en die ofschoon het beide
Kerstdagen slagregende en de stad éen groot 1
modderbad was telkens allerlei bedenk
seltjes wist te vinden om uit te gaan. En
toch viel er niets te bespreken, dat hij niet
zou hebben mogen aanhooren.
Nauw was er ontbeten, of hij ging uit;
kort na het twaalfuurtje was hij gevlogen
zelfs na 't middageten had hij een aanneem
bare reden om te verdwijnen en dit viel zoo wijsheid bezitten
op, dat allen hem plaagden en wij zelfs huids of liever
\Ve beweren niet, dat het zoo ismaar
a|ls 't zoo zou zijn, dan hebben wij onszelf
ten spoedigste te herzien.
dreigden te zullen heengaan. Den volgenden ontkomen,
Inderdaad lijdt onze bescheidenheid steeds
grooter gevaar. Naarmate de waarde van
een mensch meer beoordeeld wordt naar
letgeen hij heeft dan naar hetgeen hij is,
naar hetgeen hij kent dan naar hetgeen hij
{an, naar hetgeen hij weet te bereiken dan
naar hetgeen hij wil bereiken, zijn bewon
dering, lof en huldebetoon en wie is
daarvoor geheel ongevoelig, behalve de wer
kelijk bescheiden mensch gemakkelijker
te veroveren, een aanslag op 't leven
onzer bescheidenheid zoowel als op de bc
scheidenheid van ons leven.
Er ligt een groot gevaar in onze rang
lijsten en onze huldigingen, in onze wedstrij
den en onze jubilea en men moet heel wat
aan dat gevaar heel-
1 ganscher ziele te
dag was 't echter het zelfde spelletje. Zijn
bescheidenheid bleek onoverwinlijk.
Naar het oppervlakkig en ondoordacht
oordeel der wereld is bescheidenheid eer een
slapheid dan een deugd, eer een bewijs van
gemis aan, dan een waarborg van karakter;
bovendien en dit is haast nóg erger
een belemmering om in die wereld te slagen,
een blok aan 't been van wie gaarne den
weg naar het succes wil bewandelen.
Wel te verstaan naar het oordeel van die
wereld, welke niet verder denkt dan haar
neus lang is; die wel citeert hetBescheiden-
lieit ist eine Zier, doch wéiter kommt man
ohne ihr«, doch van den oertekst uit Grill-
parzer's >Ahnfrau« niet wil weten, welke
luidt: »Ziert Bescheidenheid den J tingling,
nicht verkenn' er seinen Wert*die slechts
wil kennen Goethe's »Nur der Lump ist be
ssheiden» en niet den onmiddellijk daaropin
Rechenschaft» vc'genden regel »Bréve
freuen sich der That* die nabauwt, datpe
onbescheidenen de halve wereld hebb'ii,
doch niet bedenkt, dat de demi-monde net
het beste deel der wereld is.
De moraal ligt voor de hand.
Wilt ge door hen, die zóo oordeelen oTer
bescheidenheid, niet worden gehouden v«or
een onbeduidend en waardeloos iemand, w:es
dan vooral niet bescheiden en laad zelfs <en
schijn niet op u, alsof ge 't zijt. Zorg er vier,
dat uw stem gehoord wordt in den raad Ier
wijzen maar vooral in dien der dwazen hat
u niet duwen in een hoekje der vergeteüeid
en, als gij er in raakt, zorg dan, dat ge er
weer vlug uitkomt; laat men ook uwper-
diensten niet vergeten en laat er ondef uw
vrienden minstens éen zijn desnoods gij
zelf die uw lofredenaar is. Doe alles, w^thet
ook zij, met zeker gewicht en een hoifdng
van belangrijkheid. Tien tegen éen, dajnen
u niet onder de onbeduidende menscheii zal
rekenen. De kans is zelfs groot, dat njai u
voor een mensch van beteekenis zal holden.
En als men maar eenmaal daarvan ibor-
drongen is en u de onweersprekelijke be
wijzen levert, dan laat ge u die beschrilen-
heid welgevallen en zegt ge zooietsj an
»Waarlijk te veel eerzooveel lof n«b ik
toch niet verdiend*. Aldus toont ge itfmers
't best die ware grootheid te bezitten, toelke
nederig is. Wellicht vergelijkt ge uzelf dan
nog in gedachten met het bescheiden vipltje,
dat, eerst niet opgemerkt, later in zijn|.'ofen
roem ruimschoots vergoeding kreeg vojr zijn
onverdiende vergetelheidaldus weet een
duidelijk voorbeeld en levend getuigenis
van de onwaarheid, dat men 't verder trengt
zonder dan met bescheidenheid.
f
Laat ons echter ernstige dingen érnstig
behandelen. Want bescheidenheid h een
hoogst ernstige zaak en moeilijk waite een
duidelijker teeken van den zedelijken Achter
uitgang van bepaalde kringen onzer tomen-
leving, of van die samenleving zei/e, te
npemen, dan wanneer men kon bejvijzen,
d*at daarin minder bescheidenheid wofdt aan
getroffen dan vroeger.
Is vreemd indien iets den mensch be
scheiden maakt, dan is 't de wetenschap en
juist het zich eigen maken van de beginselen
der wetenschap wordt door al die ranglijsten
en vergelijkende examens zoo licht een
moordkuil voor onze bescheidenheid. Even
zonderling haast als dit andere, dat de vader
der wijsbegeerte beleed niets te weten be
halve dit eene, dat hij niets wist, terwijl
zoo menig wijsgeer van den zooveelsten rang
meent de wijsheid in 't weten in pacht te
hebben. Alweer een bewijs, dat ware groot
heid bescheiden is en bescheiden zich uit.
Een betvijs tevens, dat niet de on beduidenden,
maar dat menschen van w e r k e 1 ij k e be
teekenis bescheiden zijn.
De hoogere rechtbank van ons eigen
zedelijk bewustzijn maakt wel degelijk onder
scheid tusschen bedeesdheid en verlegenheid
aan den eenen kant en bescheidenheid aan
de andere zijde en rangschikt de laatste dan
onder de deugden zoowel van een klein als
van een groot mensch. Zij kent den palm
der eere niet toe aan een deugd, die niet
bescheiden, d. i. zonder aanmatiging, is. Zij
weet, dat »in het heiligdom der trouw de
almacht van de stille vrouw* eerst daardoor
onmerkbaar kan heerschen, omdat zij niet
bazig is en bemoeiziek, niet bedillerig en
betweterig, maar bescheiden, zóo, dat ze niet
op den voorgrond zich plaatst en niet den staf
zwaait als een sergeant-tamboer bij een
parade, dpch ongemerkt is en blijft een ver
borgen kracht van liefde, rijk aan zegen.
Een bèscheiden mensch heeft wat vele
en vooral jonge menschen in onzen tijd van
druk doefc zoo weinig hebben geduld. Hij
zit niet vfanhopig terneer, als zijn verdiensten
niet aan$tonds worden ontdekt of erkend.
Hij verlièst den lust in zijn werk niet, als dat
werk niét terstond wordt \geroemd en ge
prezen. Hij is tevreden met een plaats en
een deef, die, nu ja, wel wat grooter hadden
kunnen zijn, maar ivaaron en waarmee men
toch gelukkig kan wezervmisschien geluk
kiger dan op een wat grooter. Hij is niet
veeleischend. al ontziet hij zich allerminst te
streven naar hetgeen hem rechtmatig toe
komt. Hij timmert bij voorkeur niet aan den
weg en schuwt veel bekijks, maar hij bouwt
stevig en soliede. Hij geeft geen weidschen
naam aan zijn eenvoudig huis en ziet niet
met afgunst naar dat van zijn buurman. Hij
groet dien buurman beleefd, maar niet onder
danig. Hij kan wachten tot men hem naar
zijn juiste waarde schat en wil op den duur
nog liever mee- dan tegenvallen. Hij is, als
't moet, inschikkelijk zonder met kousen en
schoenen over zich heen te laten loopen en
weegt zijn woorden als hij oordeelt over zijn
medemensch. Hij leeft ingetogen, te inge
togen haast voor onzen tijd van reclame,
humbug en andere buitenlandsche ziekten,
die den wijze het hoofd doen schudden om
zóo veel kleinzieligheid en zelfbedrog.
Bescheidenheid is niet de dochter van
Verlegenheid haar moeder heet evenmin
Bangheid voor menschen en aan Bedeesd
heid is zij slechts van verre verwant. Maar
CEEN CACAO SMAAKT
ZOO KRACHTIC ALS
in haar stamboom vindt ge de namen
Vroomheid .en Vertrouwen op de overwin
ning van hetgeen waarlijk goed is, van
Liefde tot dat goede, niet om loon, doch
om zijnszelfs wil, van die tevredenheid, welke
evenmin zelfgenoegzaamheid is als onver
schilligheid, en krachtens de wet der erflijk-
heid werken deze alle in hem na en voort.
Zich opdringen zal de bescheidene nooit
maar hij behoeft ook niet toe te laten, dat
men hem afdringt van de plaats, welke
hem toekomt. Onnoodig zich laten vernede
ren, beschouwt hij niet als zijn plicht; maar
hij weet, dat wie zich vernedert, verhoogd
zal worden. En hoe bescheiden zijn aanspra
ken, wenschen en behoeften ook mogen
zijn, niet bescheiden zijn de eischen, die hij
aan zichzelven stelt. Waartegenover weer
staat, dat hij dankbaar is voor de ook maar
bescheiden wijze, waarop anderen aan de
hun gestelde eischen voldoen.
Er is een oud Bijbelwoord, dat klinkt als
een wonderspreuk »uwe bescheidenheid zij
allen menschen bekend*. En dit zal zij zijn,
als zij de echte is, die der waarachtige ver
dienste, der ongeveinsde welwillendheid.
Een lied roor het rolt van Nederland
in 1913.
Zingt, kinderen van Oud-Nederland,
Een lied uw land ter eer.
Ter eere ook van die Sterke Hand,
Die 't steunde en hielp weleer
»God zij met ons zegt, waar het ga,
Ons zilver en ons goud,
»God was met ons!* zegg' dankbaar na
Het hart van jong en oud.
Voor eeuwen heeft der vaad'ren vlijt
Zich woonstee hier gemaakt,
En onder langen, bangen strijd,
Voor wat zij won, gewaakt.
Wij plukken vruchten van hun werk,
Ons licht daagt uit hun nacht,
Wat ons omringt, draagt al het merk,
Van moed, geduld en kracht.
Vergeet niet, dat wij kind'ren zijn
Van roemrijk voorgeslacht;
Nog valt op ons een wederschijn
Van de eer hun eens gebracht
Als gidsen op der kunsten baan,
Der wetenschappen spoor,
Op 't wijd gebied van d'oceaan.
Veel and're volken vóór.
En 't land der vrijheid was van ouds.
Het land door hen gewrocht
Met stroomen bloeds en schatten gouds,
Werd vrijheid hier gekocht.
Men eerde arbeid, orde en recht,
Maar baatte dwingelandij
De leuze gold voor heer en knecht
>De slaaf der wet wordt vrij*.
Daarom zij 't lied op 't vaderland
Ook loflied op 't geslacht.
Dat voor ons volk met willige hand
De kostelijkste offers bracht.
De liefde voor des Zwijgers kroost
Zit ons in merg en been,
Drie eeuwen reeds gaf 't rust en troost
-•Oranje en Neerland éen*.
Zoo eendracht macht maakt, staan wij vast
En blijven klein maar vrij,
Dan deert geen zorg, dan drukt geen last,
Wij dragen zij aan zij.
Dan steunen we allen 't Staatsgebouw,
En gaan de toekomst in,
Ons land en onzen naam getrouw.
Trouw Neêrland's Koningin.
Dit lied, te zingen op de wijze van
Wien Neerlandsch bloed* werd aan het
Nieuws van den dag* gezonden door onzen
bijna 96-jarigen stadgenoot ds. J. J, Bos.
Aan het postkantoor Amersfoort en de
daaronder ressorteerende hulpkantoren is in
December ingelegd bij de Rijks-postspaar
bank f35 ®3i-i7 en daaruit terug gevraagd
f43656.49.
Het laatste door dat kantoor uitgegeven
boekje draagt het nummer 17 443.
Uit den regenmeter is in December na
19 regendagen afgetapt 101.3 m.M. neer
slag.
Het pas ingetreden jaar zal ongewoon
rijk zijn aan »zekere Juni-gebeurtenissen*.
want de verkiezingen voor de Tweede Ka
mer, de Provinciale Staten en den Gemeen
teraad vallen er insaraen.
Voor de Tweede Kamer der Staten-gene-
raal treedt af jhr. mr. H. W. van Asch van
Wijck,
voor de Provinciale Staten de heeren J.
W. Jorissen, mr. W. J. van Beeck Calkoen
en mr. C. J. W. Loten van Doelen Grothe,
voor den Gemeenteraad, de heeren J. van
der Wal Kz., D. Gerritsen, A. H. van Kal
ken, H. Kroes, D. Ruys en A. C. R. O.
Leinweber.
Het is heden 25 jaar geleden, dat de
Gemeenteraad besloot, de voormalige kazerne
Arsenaal*, aan den Zuidsingel, te verkoopen
aan de op 25 Augustus 1887 als rechtsper
soon erkende vereeniging »De kerkelijke
kas*.
Het kerkgebouw kon reeds 5 Februari
1888 worden in gebruik genomen.
Nogmaals zij herinnerd aan de verplich
ting tot het doen van aangifte ter inschrij
ving voor de Nationale militie van hen, die
daarvoor volgens de Militiewet in de termen
vallen en geboren zijn in het jaar 1894.
Tot het doen dezer aangifte worden de
daartoe verplichte personen uitgenoodlgd
zich, voor zoover mogelijk, ter Gemeente
secretarie aan te melden op Vrijdag en Za
terdag 3 en 4 Januari 1913, van des voor
middags 9 tot 12 uur en van des namid
dags 1 tot 3 uur.
Bij de aangifte ter inschrijving bestaat
gelegenheid om op te geven de reden van
vrijstelling, die de in te schrijven persoon
vermoedelijk zal kunnen doen gelden.
Het Hoofdbestuur van den Algemeenen
Nederlandschen Politiebond heeft aan de
afdeelingen voorgesteld, de minder 'firaaie
dienst-medailles te doen vervangen dooreen
in ontwerp heel mooi dienstkruis, dat niet
kan worden verward met militaire of ker
kelijke onderscheidingsteekenen.
Aan de Rijks universiteit te Utrecht is ook
benoemd tot assistent de heer D. F. van
Slooten en wel voor Natuurlijke historie.