s
HALFJAARLIJKSCHE
ROBERT LEVY,
Zaterdag 4 Januari
Meursing machinale fabrieken van gebak, Amersfoort.
ill het MODE-MAtiAZIJM
vail at"
('i avonds O uur).
©♦©♦©♦0*@*040*®*®*§
Langestraat 4©, AMERSFOORT. Telefoon I©3.
Feuilleton.
Gedetacheerd.
UITVERKOOP
De afdeeling „Broodfabriek" levert prima brood, beschuit en koek tegen zeer billijke prijzen, en geeft bovendien 10 pCt. dividend. Bedragen tot ongeveer f50 per gezin
werden als dividend uitgekeerd.
42.)
De laatste droppel bloed was uit Kramer's
gelaat terug gevloeid, maar plotseling werd hij
weer vuurrood en hij vloog op Martens toe
doch op 't allerlaatste oogenblik was bij zich-
zelven weer meester en zeide met snijdende
ironie: „Je bent op 't oogenblik niet in etaat
om deze zaak verder met mij af te doenwe
zullen er morgen nader over spreken".
Martens wilde hem te lijf, doch men hield
hem vaBt. Aller sympathie was plotseling voor
Kramer, die, dat begrepen ze nu toch ook, op
werkelijk onverantwoordelijke wijze was getergd.
„We spreken er dus morgen nader over" her
haalde Kramer nu doodkalm „alle heeren waren
getuigen", en met een korte buiging nam bij
afscheid.
Harald volgde hem. De scène bad hem zóo
gruweljjk gehinderd, dat hij niet den geringsten
lust gevoelde, langer te blijven; bovendien wilde
hij Kramer nu niet alleen laten. Spoedig had
hjj hem ingehaald en nu gingen zij samen ver
der. Beiden waren nog zeer onder den indruk
van het gebeurde en beiden trachtten na te
gaan welke gevolgen het zou hebben en dus
zwegen beiden een geruimen tijd.
Eindelijk begon Harald
„Een lamme geschiedenis en H ergste is," dat
ik er de schuld van ben omdat ik je 't eerst or
op heb gewezen, dat je te veel dronk. Ik meende
het echter goed".
„Dat behoef je waarlijk niet te zeggendat
weet ik" zeide Kramer „en als jij het niet hadt
gezegd, had ik het zelf gezegd".
Weer zwegen beiden een heele poos. Toen
vroeg Harald
„Mag ik je een vraag doen, die je, onder den
indruk van hetgeen gebeurde, vooral niet ver
keerd moet uitleggen. Hel zij verre van me,
indiscreet te willen wezenmaar wildé je den
naam niet noemen, of konjedien niet noemen".
„Beide" antwoordde Kramer kalm „maar jou
wil ik wel zeggen, dat ik het beloofde aan een
jongedame".
Harald bleef staan en greep Kramer bij een
arm.
„Mensch, heb je het Gerda beloofd
Kramer knikte bevestigend. „Toen, een dag
of wat geleden, toen we bij den kolonel waren
en ik lang met haar alleen was in den tuin. Je
weet hoe ik denk over Gerda en hoe ik hoop
haar te winnen, maar daarvoor moet ik eerst
een ander mensch worden. Ik ben al op den
goeden weg en als ik nu maar wist of Gerda
ook van mij houdt, zal het mij nog veel ge
makkelijker vallen, woord t6 houden".
„Zoo, heb jelui 't daarover gehad" zeide Ha
rald. „Weet je, ik heb er al dien tijd over ge
dacht, wat jelui met elkaar hadt; dat er iets
was, zou zelfs een blinde hebben gezien".
„Ja, dat was het" gaf Kramer toe „maar,
nietwaar, het blijft onder onsdat beloof je
me. Je zult het met me eens zijn, dat ik haar
naam niet kon noemen, óok niet omdat ik niet
wil. dat men haar naam in óen adem met den
mijne noemt eer we verloofd zijn en daarom
zeg ik ook morgen dien naam niet als er naar
wordt gevraagd".
„Wie zou dat doen
„Wel, natuurlijk de raad van eer" antwoordde
Kramer gelaten „want, dat het muisje een heel
langen staart zal hebben, is zoo zeker als twee
maal twee vier. Ik houd het cr zelfs voor, dat
het nog komt tot een duel".
„Ben je dol viel Harald uit. „Meen je
nu werkelijk, dat er moet geduelleerd moet
worden omdat Martens in een half of driekwart-
dronken bui je sarde? Zal ik je eens zeggen
wat er gebeurt? Morgen vroeg wordt de heele
historie verteld aan den kolonel. Die laat dan
Martens komen en speelt dan een uur zóo te
gen hem op als hij heel zijn leven nog niet
heeft genoten. Daarna is er een officiers-bijeen
komst en daarin biedt Marlens jou zijn excuses
aan en neemt hij alles terug heigeen hij heeft
gezegd. Daarmee is de zaak uit".
„En als hij niet toegeeft?"
„Zoodra hij weer nuchter is, zal hij wel eie
ren voor zijn geld kiezen en anders zal men
hem wel weer verstandig weten te maken".
Harald bracht Kramer lot diens huis en ging
loen naar het zijnehet was reeds laata' hij
tweëen.
„De 13de heeft zich maar goed ingezet" dacht
hij terwijl hij zich ontkleedde „ik heb het wel
gedacht. Als dat zóo doorgaat, kan het zelfs een
allerpleizierigste dag worden. Maar komaan, de
zaak-Martens zal nog wel zoo losloopen als ik
het den goeden Kramer voorpraatte orn hem
wat op zijn gemak te brengen. Heel prettig is
een duel nooit, maar als je op 't punt bent, je
te verloven dan is zoo'n schietpartij toch dubbel
onaangenaam. Arme kerel".
Hij ontkleedde zich verder, doch plotseling
viel hij neer op een stoel, trok een hoogst ver
genoegd' gezicht en zeide tot zichzelven „Harald,
je mag j ezel ven geluk wenachen. Dat je daar
nu met eerder aan hebt gedacht; anders heb je
toch zoo dom niet. Als Kramer zich verlooft
met Gerda, dan kan jij je niet óok met haar
verloven: je raoogt toch je kameraad niet in
de wielen rijden. En als die twee reeds zulke
ernstige zaken niet elkaar hebben besproken,
dan volgt daaruit, dat ze heel wat meer voor
elkaar gevoelen dan louter vriendschap". Hij
sloeg zich met de hand tegen zijn voorhoofd.
„Harald, Harald, dat je nu pas daaraan denkt.
Maar wat ben je toch een boffer. Een paar uur
geleden zat je nog met twee verloofden en nu
ben je er al óen op de fatsoenlijkste manier
kwijt, omdat zij van een ander houdt, die in
iedor geval dol op haar is".
„Dus Gerda is geborgen" vervolgde hij na
een poosje. „Goddank dat wil zeggen, dat i3
geen beleediging voor Gerdain tegendeel, ik
zou blij en gelukkig zijn geweeBt als het
mij gelukt was, haar voor mezelveu te ver
overen, want zij is mooi, zelfs heel mooi en
ik zou alle reden hebben gehad, mijzelven te
benyden omdat zij de mijne was geworden. De
hoofdzaak is echter, dat Gerda gelukkig wordt
en dus mag ik niet denken aan mezelven en
ais zij van Kramer houdt dan moet ik dat kun
nen dragen, als een man betaamt. In ieder geval
blijft er dus óen voor mij over. Maar als ik de
eene kwijt raakdan heb ik nog een kansje dal
de andere óok„Neen" verbeterdo hij
zich „dut is een beleediging voor Alice en ik
zal blij en gelukkig zijn als het mij gelukt,
haar te veroveren, want zij is mooi, zelfs heel
mom en ik zal alle reden hebben, mezelven te
benijden als zij de mijne wordt. Maar misschien
houdt zij óok van iemand anders en hoofdzaak
is natuurlijk dat zij gelukkig w<mtt en g,,,
mag ik niet denken aan mezelven en bet man
moedig dragen. Kn ik zal het ook tveten te
dragen bealoot hij zijn alleenspraak.
(Wordt vervolgd.)