Succursale Compagnie Lyoimaise, OPENING VAN HET SEIZOEN. Groote Expositie I s Meursing machinale fabrieken van gebak, Amersfoort. Maandag 31 Maart tot Zaterdag 5 April 1 YBstigen lie aandaebt op bet exclusieve van onze nieuwe uilen. Lang-estraat, AMERSFOORT. van Covercoat, Cóte de Cheval, Serge, Moiré Velours, Charmeuse, Eohenne, Popeline, Shantung, Crêponné, Jacquard, Fagonné, 0 Mousseline, Duchesse Mousseline, enz. enz. Feuilleton. De sphinx. Leverancier van H. M. de Koningin. Leverancier van H.M. de Koningin-Moeder. van MANTELS, TAILLEUR-COSTUUMS, GEKLEEDE COSTUUMS, JUPES en JHPONS, BLOUSES, PEIGNOIRS en KINDERCONFECTIE. 0 0 0 0 0 0 De afdeeling „Broodfabriek" levert prima brood, beschuit en koek tegen zeer billijke prijzen, en geeft bovendien 10 pCt. dividend. Bedragen tot ongeveer f50 per gezin werden als dividend uitgekeerd. 12.) „Bonsoir", «ei Paul bij het aficheid nemen. „Ik vind het verbazend aardig, dat je me hebt thuia gebracht. Woon je hier ver vandaan „Ja, nogal; vlak bij de „Bon Marché". „Hoe kryg je 't in je hoofd, daar te gaan wonen? Kn, 0, ja, hoe staat het met jou. Ben je getrouwd, weduwnaar of vrijgezel „Vrijgezel en nog wel een overtuigde". „Meen je dat Maar neen, dat behoef ik niet te vragenje ziet er niet uit als een Don Juan. Geef me je adres, dan kom ik je eens opzoeken". Toen Jacques thuis kwam, zat Josseline te naaien. Zij had er geen oogenblik aan gedacht, naar bed te gaan, want zoolang zij te Parijs woonden, was haar mijnheer nog niet z6o laat uitgebleven. Jacquet achtte zich verplicht, tegen over dit bewiis van trouw zich te verontschul digen, zeggende, dat hij een ouden schoolkame raad had ontmoet en thuirgebracht. „Waarom heeft die meneer u niet thuisge bracht?" vroeg «'"j met een blik op de stoffige «choeaen van Jacques. „Op die manier zullen de nieuwe lakschoenen van mijnheer spoedig versleten zijn". Zonder verder iets te zeggen, ging JacqueB naar zijn slaapkamer. De opmerking van de oude dienstbode was volkomen juist. Welk ge not had hij feitelijk dien geheelen avond gehad, behalve dat hij zjjn schoenen had versleten Was het zoon groot genoegen, dat hij dien ouden kameraad had weergevonden Ir zeker opzicht wel, maar die oude kamer^.d scheen nog steeds te denken, dat zij op de kostschool te Vannes waren, waar hij, Paul de Geffrain, al tot de „grooten" behoorde, toen Jacques Le Tonturier nog in de „eerete" zat. Was hun verhouding feitelijk niet nog de zelfde Geü'rain behoorde thans immers ook tot de „grooten". De wereld Bcheen hem toa te behooren, zóo gevoelde hij er zich op zijn gemak, hij, de spotter, de blasé, de nirter met jongedames, die, wanneer hij niets beters te doen had, een kolonie hielp besturen. Ik, dacht Le Toniurier, zie er niet uit als een Don Juan. Dat is al hetgeen mijn vriend van mij heeft te zeggen Hij bekeek zichzelf in den spiegel. Neen, hij zag er werkelijk niet uit als een Don Juan. Daarvoor waren zjjn zachte, droonserige oogen te eerlijk, zijn knevel te alledaagsch en zijn ge laatskleur te gezond. Maar toch is het niet altijd aangenaam, de waarheid te hooren. Hij troostte zich echter met de gedachte, dat zijn vriend zich weer spoedig moest inschepen op een boot, waar bij twee of drie weken met zeeziekte zou hebben te kampen. Verder zou hij dan zijn tijd moeten zoekbrengen met rapporten-schrijven dienstreizen maken, zich door de muskieten la ten opeten, zijn neus met negerstaük vullen,zich door de couranten laien aanvallen, door zijn Minister de les laten lezen, in éen woord, hij zou niet alleen zijn laarzen verslijten in den dienst van anderen, maar zijn geheele lichaam. Hij klaagde immers nu al over zijn lever I Jacques loosde een zucht van tevredenheid. „Dan houd ik het toch met mijn kalm leventje en mijn onafnankelijkheid". Na deze overpeinzing viel hij, vermoeider dan hij in lang was geweest, spoedig in slaap. Den volgenden ochtend al vrij vroeg, kreeg hij het verzoek, even bij de markiezin te ko men, voor een dringende zaak. Deze bleek daarin te bestaan, dat hij moest trachten, in een half dozijn couranten, waarvan de oude dame hem een lijstje gaf, een berichtje geplaatst te krijgen, waarin de aandacht werd gevestigd op het ko mende feest en op het doel van den Bond. „Maar" bracht Jacques glimlachend in 't midden, „ik meende, dat ik als liedjeszanger was geëngageerd". „Kom, m'n waarde, je weet met je leegen tijd geen raad, en dit is werkelijk iels waar haast bij is. Je zult mij toch dien dienst niet weige ren Ik wilde hem eerst, aan mevrouw Desjars opdragen, maar die is sedert haar laatste be zoek nog steeds woedend op me". Jacques ging mei het lijstje in den zak op weg. Hij was nog nooit van zijn leven in een redactie-bureau geweest, zelfs niet te SnintBrieux. In gedachten zag hij zich reeds slaan in een groote zaal, le midden van een aantal redac teurs, waar geestige woorden en opmerkingen door de lucht vlogen en waar zijn verlegenheid als buitenman nog meer zou uitkomen. Geheel tegen zijn verwachting werd hij echter -- na hier en daar een eeuwigheid te hebben zitten wachten binnengelaten in een klein hokje, dat wel iets weghad van een biechtstoel, somB zelfs enkel in een gang, waar, aan lessenaars van geschilderd eikenhout, boeren en dames druk zaten te schrijven. Wat de boodschap zelf betreft, deze veroorzaakte hem niet de minste moeilijkheid en was in een oogenblik nfgeloo- pen. Ken jongmensch, dat deed of hij het ver bazend druk had, nam zijn briefje in ontvangst, las het even op halfiuiden toon door„De her togin De Guéhénuc Voorzitsteruit muntend. De „Ligue Bretonne" aanstaan den Zondag tuinfeest hotel De Gué hénuc dansen, tombola, balladen alleen Bretonsch Vel goed. Zullen er voor zorgen en iemand zenuen. Wilt u aan de her togin zeggen, dat het ons een waar genoegen is? .Dag, mijnheer". 's Avonds kon hij aan mevrouw De Prévenan rapporteeren, dat zijn tocht niet volkomen succes was bekroond, waarna hij, tamelijk ver moeid, zijn kamers opzocht. „Goddank" zuchtte hij den volgenden ochtend, toen hij ontwaak to, „vandaag zal ik waarschijn lijk met rust gelaten worden". Om 10 uur werd hem een telegram gebracht, waarin Paul de Gell'rain bem berichtte, dat hij kwam ontbijten. Voor Jacques, die gewoonlijk ontbeet met een cotelette en een paar dunne sneedjes brood met veel boter, was de komst van een gast een hoogst gewichtige gebeurtenis. Aldus icheen Josseline er óok over te denken, te oordeelea naar haar gezicht, dat steeds som berder werd. Zonder tegenpruttelen nam zij echter haar boodschappenmand en ging zij de noodige inkoopen doen. Alvorens de deur uit te gaan, voegde zij Jacques echter toe, op een toon, die hem in de ooren moest klinken als de voorspelling van zijn financieelen ondergang „Wil mijnheer mij maar wat geld geven?" Zeil dekte Jacques do tafel en rangschikte bij het fruit, terwijl Josseline achter haar braad pan stond met saamgeklerade lippen, als iemand, die het noodlot reeds zóo dicht ziet genaderd, dat de tijd van zuchten voorbij is. Slechts deze «tekeligheid wierp zij Jacques nog naar het hoofd „Als mijnheer meuschen gaat ontvangen, wordt het te druk voor éen dienstbode". „Zonder nu juist menschen te gaan ontvan gen antwoordde hij vrij scherp, „kan ik toch moeilijk mijn deur gesloten houden voor een ouden schoolmakker, die verheugd is mij na jaren weer te hebben ontmoet". „Waarom heeft die meneer u dan niet nitge- noodigd klonk de nijdige vraag van de on uitstaanbaar logische Josseline. (Wordt vervolgd).

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsche Courant | 1913 | | pagina 8