Dinsdag 10
Juni 1913.
No. 8272.
62e Jaargang.
kosteloos.
Stadsnieuws.
Uitgave van de Naamlooze Vennootschap „De Amersfoortsche Courant, voorheen Firma A. H. van Cleeff".
HOOFD-REDACTEUR
F. J. 7RSDSBZZ!
AMERSFOORT.
Verschijnt Dinsdag-, Donderdag- en Zaterdagavond. Abonnement per 3 maanden fi.
franco per post /1.15. Advertentiën 16 regels 6o cent; elke regel meer 10 cent. Bijregel
abonnement reductie, waarvan tarief op aanvraag kosteloos. Legale, officieële- en onteigenlngs-
advertentiën per regel 15 cent Reclames 1—5 regels fi.25. Bewijsnummers naar buiten
worden in rekening gebracht en kosten evenals afzonderlijke nummers 10 cent.
Bij advertentiën van buiten de stad worden de incasseerkosten In rekening gebracht.
BUREAU:
KORTEGRACHT 9.
Postbus 9.
Telefoon 19.
Wie zich met ingang van
1 Juli doet in
schrijven als abonné,
ontvangt de tot dien
datum verschijnende
nummers
De Verzekeringswetten.
Door ons bulletin deelden we gisteroch
tend mede, dat de drie sociale wetten, van
5 Juni 1913 zijn afgekondigd in »Staats-
courant* no. 103, welke Zaterdagavond ver
scheen. Het zijn de Radenwet (Staatsblad
203), de Ziektewet (Staatsblad 204) en de
Invaliditeitswet (Staatsblad 205).
Art. 411 van laatst genoemde wet bepaalt
De artikelen dezer wet treden in werking
op een door Ons te bepalen tijdstip, dat voor
verschillende artikelen verschillend kan wor
den gesteld. Echter mag artikel 369 niet in
werking treden vóór artikel 31.
Zes maanden na den dag der afkondiging
dezer wet treedt artikel 369 van rechtswege
in werking, indien het niet vroeger in wer
king is getreden.
Drie jaren na de in werking treding van
artikel 369 treden de artikelen dezer wet,
die dan nog nie. mochten in werking ge
treden zijn, van rechtswege in werking.
Art. 369, dat dus over zes maanden in
werking treedt en aan hen, die bij het in
werking treden den ouderdom van 70 jaren
hebben bereikt, op 5 December, dus St.
Nicolaas, een rente toekent zonder premie
betaling, luidt:
Hij die bij het in werking treden van dit
artikel den leeftijd van 70 jaar heeft bereikt
of overschreden, heeft recht op een rente,
indien hij aanneemlijk maakt, dat hij in het
tijdvak van tien jaren, dat onmiddellijk voor
afgaat aan het in werking treden van dit
artikel of aan de vervulling van zijn 70ste
jaar, te zamen gedurende minstens 156
weken in de termen van verzekeringsplicht
zou zijn gevallen, indien de verzekering bij
den aanvang van dat tijdvak reeds inge
voerd ware. Daarbij blijven de artikelen 5,
onder b, 51 en 33 in verband met artikel
353 en artikel 354 buiten aanmerking.
Voor de bepaling van de 156 weken, in
het vorige lid bedoeld, komt mede in aan
merking de tijd, dat ten gevolge van ziekte
niet is gewerkt, voorzoover over dien tijd de
premie door een ziekenkas zou zijn betaald,
indien de verplichte verzekering ten aanzien
van invaliditeit en ouderdom en ten aanzien
van ziekte reeds had bestaan bij den aan
vang van het tienjarig tijdvak.
Is de betrokkene bij het in werking tre
den van dit artikel geen Nederlander, dan
heeft hij geen recht op een rente, tenzij hij
aantoont gedurende de vijf jaren, onmiddel
lijk voorafgaand aan het in werking treden
van dit artikel, zijn woonplaats of zijn hoofd
verblijf binnen het Rijk te hebben gehad.
Het verzoek om rente wordt afgewezen
indien de verzoeker of zijn echtgenoote in de
Vermogensbelasting was aangeslagen over
het belastingjaar eindigend den 30sten April
van het jaar, waarin dit artikel in werking
treedt. De inspecteur of ieder der inspecteurs
der registratie, binnen wier divisie de ver
zoeker in dat jaar heeft gewoond, geven
daaromtrent aan het Bestuur der Bank, op
zijn verzoek, een verklaring af.
De Radenwet en de Ziektewet zullen in
werking treden op een nader te bepalen
tijdstip.
Meedoen.
Telkens als zij schrijft, heeft mevrouw A.
Ïdsinga-Scheffer iets goeds te vertellen. Zoo
nu weer in het jongste nummer van het
»Maanblad in het belang der opvoeding van
weezen*, dat zij mee-redigeert en waarin zij
zegt:
Zou de trek naar het verbodene, In vele
gevallen naar het onbereikbare, niet oorzaak
zijn van de ontevredenheid van vele men-
schen met hun lot; een ontevredenheid,die
zich ook niet weinig vertoont bij kinderen.
Wie zich in de kinderwereld beweegt, heeft
ook vaak gehoord het »ik óok* uit den
mond van een kind, als men een ander kind
iets gaf. Ongeduld van niet het eerst be
dacht te zijn, vrees van te kort te komen
of vergeten te worden, daaruit spruiten zoo
dikwijls voort ontevredenheid en humeurig
heid. Hoe ouders en opvoeders zich ook
beijveren om hun kinderen altijd op gelijke
wijze lief te hebben en het eene niet boven
het andere voor te trekken en te bevoor
rechten, het ontevredene meent altijd, dat
het wordt achteruitgezet en tracht steeds
nommer éen te zijn, bij iedere gelegenheid
waar het een of ander te halen of te be
reiken is.
Dien ontevreden trek in de kinderen te
bestrijden, is een moeilijke taak en kost
menigen zwaren strijden toch, wil men
het kind gelukkig maken dan mag men
voor dien kamp niet terugdeinzen, maar moet
daarin volhouden om de moeilijkheden te
overwinnen.
Wat moet er worden van het kind, dat
zijn ontevredenheid geen baas kan worden
Een volwassene, die zich steed3 verongelijkt
waant, een knorrepot, die iedereen van zich
afstoot en daarom door iedereen gemeden
wordtdie een humeur toont, dat hem een
zaam door het leven doet gaan. Voor al
het goede, dat hem te beurt is gevallen,
heeft hij geen oog, zoolang hetgeen een
buurman het zijne mag noemen, ook niet
zijn deel isen telkens doet hij de vraag
hooren waarom hij wei en ik niet*.
Maar bij deze vraag blijft het dikwijls niet
als het kind opgroeit. Dan wordt vaak langs
allerlei wegen getracht, te verkrijgen en te
genieten hetgeen anderen hebben en ge
nieten.
Weten we niet van nabij, en zien en
hooren we niet, hoe de jeugd er dure lief
hebberijen op wil nahouden, allerlei verma
ken begeert en vraagt, waartoe het den
ouders aan middelen ontbreekt, maar die
zoozeer de begeerte der jongelieden opwek
ken, dat de teleurstelling over de weigering
der ouders hun dikwijls harde en grievende
woorden op de lippen legt. De jongelui
vinden het hard, niet met hun kameraden
te kunnen meedoenzij meenen voor minder
aangezien te worden dan hun makkers en
daar komt hun trots tegen op; zij voelen
zich te kort gedaan. Alsof er niet heel wat
andere en betere dingen nog bestaan dan
die, welke hun begeerte opwekken. Alsof
het gelukkige huiselijke leven en de groote
opofferingen van vader en moeder voor
niets tellenalsof het geen groot voorrecht
is, in een rustige, opgewekte omgeving te
leven, waar de [zorg voor het dagelijksch
brood de blijmoedigheid niet heeft verjaagd
waar eendracht en liefde wonen en de
vriendelijke aangezichten van allen dejhuise-
lijke gezelligheid verhoogenwaar bij den
ernst des levens, ook scherts en lach en
vroolijkheid thuis zijn, en de huiskamer ma
ken tot een aantrekkelijk plekje voor huis-
genooten niet alleen, maar ook voor ver
wanten en vrienden, voor jong en oud.
De jongelieden hebben er geen begrip
van, welke gevaren »meedoen* in zich sluit.
Hoelang zullen zij, die zich alle weelde kun
nen veroorlooven en dat meedoen kunnen
bekostigen, het volhouden eer zij er genoeg
van hebben en al dat meedoen hun tegen
staat? Want, dit is zeker, het toegeven aan
neigingen en lusten, die niet overeenkomen
met het gevoel van menschenwaardc, kan
op den duur den mensch niet bevredigen,
1 omdat hij komt tot het bewustzijn, dat hij
gevaar loopt, zichzelf te verliezen.
1 Er komt een tijd, waarin het toegeven
aan al dat meedoen onmogelijk wordt, hetzij
doordat de middelen om mee te doen uitge
put raken, hetzij doordat de gezondheid of
de lichaamskrachten de verhindering zijn.
Zien we niet vaak hoe opschik en zucht
naar vermaak onze jongelieden, zoowel jon
gens als meisjes, er toe brengen om hun
verdienste zooveel mogelijk voor die neigin
gen uit te geven. Die gewoonte kunnen zij
niet volhouden, wanneer zij zich eenmaal
zelfstandig willen vestigen en een gelukkig
gezin vormen, want tevredenheid en overleg
en zin tot huiselijkheid zijn hun vreemd ge
bleven en deze deugden toch zijn de fonda
menten, waarop het tehuis moet verrijzen.
Zal dat tehuis gelukkig zijn, dan moet
geen ontevredenheid, omdat men niet langer
kan meedoen, dat geluk kunnen verstoren
dan moet men, niet alleen gewillig, maar
ook van harte blijmoedig, de oude gewoon
ten laten varen.
Mogen de vaste ernstige wil en de kracht
daartoe nooit ontbreken.
En al ligt het niet aan gebrek aan mid
delen, toch komt er een tijd, waarin al dat
meedoen een last, een kwelling wordt. Een
maal moet men tot het bewustzijn komen, dat
het meedoen een mensch maakt tot knecht
van wie hem er toe overhaalde en van zijn
eigen flauwheid en lafheid. Zooveel gevoel
van eigenwaarde heeft toch wel ieder mensch,
dat hij geen knecht wil zijn van anderen,
noch van zijn verkeerde lusten en neigingen
dat hij geen lafaard wil zijn. Dan ontwaakt
zijn beter ikdan gaat hij zijn dwaling inzien
dan vangt zijn strijd aan. Moge hij dien
volhouden om een zelfstandig onafhankelijk
man te worden, die wil meedoen, en dat van
harte toont, in al het goede, waartoe zijn
medewerking gevraagd wordt, ter bevordering
van het geluk van anderen, in eigen kring
en daarbuiten. Zulk meedoen verspreidt
zegen, niet het minst voor wie er aan deel
nemen, want het geeft groote voldoeningen
rust en kalmte, als men zijn gaven van
hoofd en hart, zijn geld en invloed gebruikt
tot nut en heil van anderen, in éen woord
als men zichzelven geeft.
Daarom is het van zoo groot belang, den
kinderen niet toe te geven, wanneer zij met
anderen willen meedoen in het voldoen aar.
wenschen en begeerten, die hun niet passen.
Gij weigert niet graag iets aan uw lieve
lingen, gij spaart hun gaarne teleurstellingen,
gij gunt hun alle mogelijke geluk, gij wilt
hen niet tot egoïsten opvoeden, niet tot
slaven van hun neigingen en lusten, maar tot
degelijke, sterke karakters. Och, bestrijdt
dan, met al hetgeen in u is, hun zucht tot
meedoen helpt hen in dien strijd, dien zij
niet kunnen vermijden; steunt hen in hun
moeilijke, zware oogenblikken, dan zijt gij
zeker, dat zij met en door uw steun en
kracht en liefde de overwinning zullen
behalenen daarmede hebt gij hun geluk
verzekerd.
De Commissaris der Koningin en gravin
F. Schimmelpenninck zijn voornemens, rouw
bezoek af te wachten Donderdag, Vrijdag en
Zaterdag, 12, 13 en 14 Juni e.k., van half
drie tot vijf uur.
Sedert 20 Januari 1913 zijn aan de post
kantoren voer den luttelen prijs van éen cent
per vijftig stuks etiketjes verkrijgbaar, ge
heel gereed om op den omslag van een
poststuk te worden geplakt indien men
wenscht, dat dit stuk niet op Zondag wordt
besteld en men op die wijze wil meewerken
tot grootere Zondagsrust voor het personeel.
Gister ontvingen we het eerste poststuk
waarop zoo'n etiketje was bevestigd. Uit den
aard der zaak i3 onze post steeds flink groot
en vooral 's Zondags, door de Zaterdags ver
schijnende weekbladen en tijdschriften, heel
groot.
Wel een bewijs, dat in heel het land het
bestaan der Zondags-etiketjes nagenoeg on
bekend is.
Hoe dat komt
Omdat het Hoofdbestuur der posterijen,
die het woord commercieel heel goed kent,
nog maar steeds voortgaat, zoo weinig
kaufmünnisch te handelen waar het betreft,
zijn waren bekend te maken.
Wie kent de postzegelboekjes en zooveel
andere werkelijk gemakkelijke dingen, welke
wel voorhanden zijn in de postkantoren, doch
slechts door hoogst enkelen worden gekocht.
En wie zou beter dan de Post, meer in
bet oogloopend en op de allergoedkoopste
wijze, reclame kunnen maken voor zijn
waren
In elk postkantoor, ieder hulpkantoor, hoe
klein ook, is een wachtlokaal. In sommige
hangen aankondigingen omtrent de Rijks
postspaarbank, zelfs voor tuberculose-bestrij-
ding en dienstneming in de koloniën. Doch
hetgeen er behoorde te hangen>alhier zijn
verkrijgbaar Zondags-etiketten, postzegel
boekjes* en zoo veel meer, zoekt men er
vruchteloos.
Wanneer zal toch de Post eens zóo com
mercieel worden, dat zij de leege muurvlak-
ken benut voor eigen reclame en de restee-
rende open vakken verhuurt aan koopliedei
en nijveren, die wat gaarne een flinken prijs
zullen betalen en wier reclame in het mee: t
bezochte gebouw in elke Gemeente metr
doel zal treffen dan in bijvoorbeeld een
spoorweg-station.
Op die wijze zou de Post een niet onaar
dig inkomen zich kunnen verzekeren.
De heer S. Douma, adjunct-commies d;f
posterijen en telegrafie, wordt 16 Juni over
geplaatst van hier naar Drachten.
De heer J. L. C. Lignian, commies ie
klasse bij het Rijks-opvoedingsgesticht, wordt
1 Juli overgeplaatst naar het Huis yan te-
waring te Arnhem.
In een ter kennis van de Gemeentebest 1-
ren gebrachte circulaire van den Minist :r
van Binnenlandsche Zaken, gericht aan c'.e
Gedeputeerde Staten der .Provinciën en
betrekking hebbende op de instelling van
een Inspectie voor de lichamelijke opvoeding,
wordt meegedeeld, dat het vaststellen va a
een instructie voor de inspecteurs van ds
lichamelijke opvoeding nog een punt van
overweging bij den Minister uitmaakt.
In de eerste plaats zal aan deze inspecteur i
zijn opgedragen het houden van toezicht op
en het bevorderen van het gymnastiekondei -
richt aan jongelieden, die het bewijs van
voorgeoefendheid wenschen te verwerven
bedoeld in art. 70 der Militiewet. Bovendiei
zullen zij zich hebben te beijveren om, waar
plaatselijke omstandigheden dit mogelijk
maken, het gewenschte verband te legger
tusschen de verschillende vormen var
lichaamsontwikkeling van de rijpere jeugd,
zoodat het denkbeeld ingang vinde, dat de
bovenbedoelde opleiding niet is te beschou
wen als een africhting zonder meer op het
militie-diploma, maar als een integreerend
deel der opvoeding. Vervolgens zullen zij
ook hun aandacht moeten wijden aan het
vraagstuk der lichamelijke opvoeding met
betrekking tot de nog schoolgaande jeugd.
Bij al deze onderwerpen zal de inspectie
hebben op te treden als adviseur der Regee
ring en als uitvoerder van haar besluiten.
Met betrekking tot het onderwijs in de
onderscheidene categorieën van scholen voor
Lager, Middelbaar en Hooger onderwijs
ontvangen de nieuwe inspecteurs geenerlei
bevoegdheid,
We berichtten reeds, dat tot inspecteur
voor de lichamelijke opvoeding in Utrecht is
benoemd de heer J. A. Balfoort, ter stand
plaats 's-Gravenhage.
Door het Gemeentebestuur is toestemming
verleend aan den heer C. A. van Kalveen,
den staus-klokkenist, op Waterloodag. 18
Juni, des avonds van 9 tot 10 uur het caril
lon van den Lieve Vrouwetoren te bespelen.