Donderdag 12 Juni 1913. No. 8273. 62e Jaargang. kosteloos- Uitgave van do Naamloozo Vonnooischap „De Amersfoortsche Courant, voorheen Firina A. H. van deelf*1 HOOFD REDACTEUR F. J. FEEDERIKi AMERSFOORT. Verschijnt Dinsdag-, Donderdag- en Zaterdagavond. Abonnement per 3 maanden fi.— franco per post /"1.15. Advertentién 1 —6 regels 60 cent; elke regel meer 10 cent. Hij regel abonnement reductie, waarvan tarief op aanvraag kosteloos. Legale, officieële- en ontelgenings- advertentiön per regel 15 cent Reclames 1—3 regels Bewijsnummers naar buiten worden in rekening gebracht en kosten evenals afzonderlijke nummers 10 cent. Bij advertentiön van buiten de stad worden de incasseerkosten in rekening gebracht. BUREAU: KORTEGRAOHT 9. Postbus 9. Telefoon 19. Wie zich met ingang van 1 Juli doet in schrijven alsahonné, ontvangt de tot dien datum verschijnende nummers KENNISGEVINGEN. VERKIEZING of CANDIDAATSTELLING. De Burgemeester der Gemeente Amersfoort brengt ter kennis, dat de periodieke verkie zing van zcb leden van den GEMEENTERAAD van Amersfoort zal plaats hebben op Dinsdag den 21 Juni i913, op welken dag van des mor gens 9 tot des namiddags 4 uur, bij den Bur gemeester der Gemeente Amersfoort, ter Ge meente-secretarie aldaar, de opgaven van can- didaten, en wel voor twee leden inliet Ie kies district, voor tweo leden in het lie kiesdistrict en voor twee leden in het IIIo kiesdistrict, zal plaats hebben. Formulieren voor deze opgaven worden ter 3ecretarie dor Gemeente kosteloos verkrijgbaar gesteld van af heden tot en met den dag der verkiezing en moeten ouderteekend zijn, wat het Ie kiesdistrict betreft door minstens 20 kiezerB, in het He kiesdistrict door minstens 17 kiezerB, en in bet Ille kiesdistrict door min stens 19 kiezers, bevoegd tot deelneming aan deze verkiezing. De inlevering dezer opgaven geschiedt per soonlijk door een of moer personen, die haar hebben onderteekend, tegen een door den Burge meester af te geven ontvangbewijs. Verder worden de ingezetenen herinnerd aan art. J5J der Kieswet, luidende„Kfij, die eeno „opgave, als bedoeld in art. 51 der Kieswet, „inlevert, wetende dat zij voorzien is van hand tekeningen van persenen, die niet bevoegd zjjn „tot deelneming aan de verkiezing, waarvoor „de inlevering geschiedt, terwijl zonder die „Uandteekeningen geon voldoend aantal voor ^,eene wettige opgave zou overblijven, wordt „gettrafl met gevangenisstraf van ten hoogste „drie maanden of eene geldboete van ten hoogste „honderdtwintig gulden. „Met gelijke straf wordt gestraft hij, die, „wetende dat hij niet bevoegd is tot deelne- „ming aan de verkiezing, eene voor die verkie zing ter inlevering boBtemde opgave, als be- „doeld bij art. 51, heeft onderteekend". De stemming en de herstemming, zoo noodig, #ijn bepaald respectievelijk op Woensdag 2 Juli en Woensdag 9 Juli e. k. Amersfoort, 10 Juni 1913. De Burgemeester voornoemd, Van RANDWIJCK. De Burgemeester en Wethouders van Amers foort, Gelet op art. 264 der Gemeentewet, Doen te weten, dat het le gedeelte van het primitief kohier der I nkomstonbolasting over het dienstjaar 1913, goedgekeurd door Ge deputeerde Staten van Utrecht, in afschrift gedurende vijf maanden op de Secretarie der Gemeente voor een ieder ter lezing ligt. Amersfoort, 10 Juni 1913. Burgemeester en Wethouders voornoemd, De Burgemeester, Van RANDWIJCK. De Secretaris, J. D. WERKMAN. Op welken leeftijd moeten de kinderen naar school? Jonge kinderen hebben neiging en ge schiktheid om nieuwe indrukken op te nemen. Kinderen zijn echter niet alleen lichamelijk zeer beweeglijk, maar ook geestelijk zijn het woelwaters, die slechts korten tijd in éen zelfde onderwerp belang stellen en telkens hun aandacht verplaatsen van onderwerp naar onderwerp. In de school kan deze eigenschap der kinderen niet tot uiting komen. Daar gaat liet geheel anders toe; daar moeten de kinderen hun aandacht vestigen op het hun aangewezen onderwerp, gedurende een tijd, waarvan de duur niet door hen wordt be paald daar moeten zij ernstiger zijn dan zij gewend waren; daar moeten zij stilzitten. Het voor het eerst >naar-school-gaan< is voor de kinderen dan ook een der belang rijkste gebeurtenissen. Gewend, den ganschen dag te spelen, is dan de periode van leeren aangebroken, de periode van ernstig worden, van gedwongen stilzitten, de periode waarin het onderwijs, de school met al haar ap- en dependenties, hun invloed kunnen doen gelden. Dc vraag>op wolken leeftijd moeten de kinderen naar school?» is dus wel een vraag van belang. Hier, schrijft >Moleschott», waaraan we dit artikel ontleenen, zal alleen de hygiëni sche zijde dezer vraag worden besproken. De leeftijd, waarop de schoolplicht of het recht de school te bezoeken, aanvangt, is voor verschillende landen niet gelijk. In Algiers, Argentinië, de meeste Austra lische Staten, Brazilië, Costa Rica, België, Duitschland, Frankrijk, Italië, Japan en Zwitserland, is dit bepaald op het 6e levens jaar of na den 6en verjaardag. De schoolwet in het kanton Zug (1898) verplicht ieder normaal kind, dat voor den aanvang van een schooljaar 7 jaar is gewor den tot schoolbezoek, terwijl het bezoek ook vrij staat voor kinderen, die 6 jaar zijn. Geoorloofd op 6, verplicht op 7-jarigen leeftijd is het schoolbezoek in Denemarken, Finland, Nieuw-I-Iolland en Noorwegen, Tasmanië en in ons land. In 7 Unie-statcn is die leeftijd 7 jaar, in 15 andere 8 jaar, Voor Zweden zijn die leeftijden 7 en 8 jaar. In verschillende landen bestaat dus een verschillende aanvangsleeftijd voor het ge oorloofd en voor het verplicht schoolbezoek. Wij moeten dit beschouwen als een zeer verstandigen maatregel om te gemoet te komen aan den zoo uiteenloopenden aanleg en ontwikkeling der kinderen. Nog beter zou het zijn, indien de schoolartsen over de toelating konden meespreken, voor alle kin deren, maar in elk geval voor die kinderen, welke de scholen bezoeken, alvorens daartoe verplicht te zijn. De leeftijd, waarop men meent, dat de kinderen voor het eerst naar school moeten gaan, wisselt dus van 6 tot 8 jaar. Er is o.a. door Janke een groot materiaal verzameld betreffende lichaamsgewicht, lichaamslengte, barstomvang, lichaamskracht, enz. der kin deren. De hersenen groeien bij jonge kinderen zeer sterk. Boyd heeft geconstateerd, dat die snelle groei ophoudt met het 7 e levensjaar en dan veel langzamer plaats heeft. Voor normaal ontwikkelde kinderen be staat dus op grond hiervan geen bezwaar om in het 7 e levensjaar het onderwijs te doen aanvangen. Dat het de voorkeur verdient, een orgaan als de hersenen niet te laten arbeiden ge durende zijn periode van snellen groei, op dat dien groei niets in den weg kan treden, behoeft geen betoog. Het spreekt ook van zelf, dat men voor normale kinderen geen ernstig onderwijs verlangen moet vóór dien zelfden leeftijd. Anders zou het zijn, indien waarop ook Loewenthal heeft gewezen de overgang minder plotseling geschiedde. Kortere schooltijden, kortere lesuren, meer pauzen, langere pauzen, zijn voor kinderen, jonger dan 7 jaar, noodzakelijk. Schmid-Monnard heeft te Halle bij een groot aantal kinderen van de geboorte tot hun 14e jaar (steeds de zelfde kinderen) herhaaldelijk de lengte en het lichaamsge wicht gemeten. Hij vond. dat de toeneming in lengte en gewicht per jaar steeds het kleinste was gedurende het 7 de levens-, d.i. het eerste schooljaar. Hij heeft verder dc 7-jarige scholieren vergeleken met kinderen van 7 jaar, die om de eene of andere reden dc school niet bezoch ten. En wat bleek Dat bij de laatstcn de voor de gezondheid zoo belangrijke lengte en gewichtstoencming veel grootcr was. In het 7de levensjaar bedroeg door school bezoek de toeneming in gewicht: per jongen per meisje bij niet-scholieren 2.2 K.G. 1.9. K.G. bij scholieren 1.5 K.G. 0.6. K.G. minder 0.7 K.G. 1.3 K.G, de toeneming in lengte per jongen per meisje bij nlet-scholieren 7.4 c,M. 5.6 c.M. bij scholieren 4.2 c.M. 4.3 c.M. minder 3.2 c.M. f.i, c.M. Bij de scholieren bedraagt de gewichts toeneming dus 30 tot 60 pCt. minder en dc lengte-toeneming 20 tot 40 pCt. minder dan de jaarlijksche toeneming. Dc conclusie, dat dit door de school komt, ligt voor de hand. Bij meisjes neemt het lichaamsgewicht ge wicht gedurende de eerste maanden van hot schoolbezoek gemiddeld met 0.75 K.G. af. De remming van den groei is zooals tc verwachten was het sterkst bij dc zwakke kinderen, dus bij die, welke dit het minst kunnen verdragen. Die remming in groei betreft niet alleen do lengte en het gewicht, welke wij onder cijfers kunnen brengen, maar ook de organen en voornamelijk dc hersenen. Voor zenuwachtige kinderen is het dus al heel slecht, te vroeg de school te bezoeken. Aan de school kleven tal van hygiënische fouten. De kans om ziek te worden neemt zooals Hertel berekend heeft met het schoolbezoek belangrijk toe. Zoolang al die fouten nog niet voorkomen kunnen worden, brenge men dc kinderen niet te vroeg naar school. Men streve naar een minder plotselingen overgang en naar geneeskundige keuring van de ter school komende kinderen, gedu rende de eerste 14 dagen van hun school bezoek. De huisarts moet beoordoelen of de kin deren reeds school mogen gaan en zal daar bij rekening houden met den leeftijd, de lichaamslengte, het lichaamsgewicht, dc mate van zenuwachtigheid, de lokaliteiten, het on derwijs en de indeeling daarvan. Zoowel op de Lagere als op de Middel bare scholen behoort het onderwijzend per soneel volkomen op de hoogte te zijn met de hygiëne in hot algemeen en dus ook met de school-hygiënc. Het einde van Oostenrijk? In den nu officieel geëindigden Balkan oorlog is dit opgevallen, dat telkens berich ten opdoken omtrent gruwelen door een der verbonden Balkanstaten gepleegd, welke be richten al heel spoedig weer werden weer legd en dat er telkens van Oostenrijksche zijde werd gestookt. Thans weten wc, dat het verspreiden van sensatie-nieuws zooveel mogelijk wordt tegengegaan. Weldra zullen ook maatregelen worden genomen om sen satie-wekkende tooneel- en bioscoop-voor stellingen kortweg te verbieden. Of 't niet te laat is Wie de Lustige Wittwe» heeft gezien en denkt aan de charges op Pontevidrinischc toestanden, behoeft toch werkelijk niet heel snugger te wezen om daaruit een bespotting te zien van Montenegrijnsche personen. En wie den Weener, als toonaangevend Oosten rijker, kent, weet heel goed, dat niets zóo bij hem inslaat als dergelijke operette-muziek en de daarmee gelijken tred houdende spot illustraties, wier aantal legio is. Er is reden voor, dergelijke vijandschap tusschen de volkeren aan te wakkeren, want in de Oostenrijksch-Hongaarsche monarchie beseffen er velen, dat het einde van het Turksche Rijk, in Europa dan, tevens be- teekent het einde van Oostenrijk. Engelbert Pernerstorfer, vice-president van het Oostenrijksche Huis van afgevaardigden, verklaart het thans onomwonden in het te München verschijnende weekblad »M.lrz«. Hij schrijft onder meer: Het is uit met het Turksche Rijk cn dat is maar goed ook. Reeds heel lang heette Turkije »de zieke man». Ziek is nog zoo heel erg niet; maar dc ziekte van Turkije is reeds lang verworden tot oen slepende kwaal, een kwaal, die niet alleen voor den patiënt maar ook en vooral voor zijn om geving hoe langer zoo onverdraaglijker wordt. De drie millioen Mohammedanen hebben lang de cultuur-ontwikkoling van den Bal kan in don weg gestaan, van deze drie millioen zijn nog geen 700 000 Turken de overgroote meerderheid is Slavisch dan wel sedert lang Slavisch geworden. In de laatste jaren hebben do zich Turkije losgemaakten voldoende bewijzen geleverd, zichzelven te kunnen ontwikkelen. Er be hoeft niet meer aan getwijfeld, dat de Servcn cn de Bulgaren op olgen becncn kunnen staan. Hun vrijwording is niet alleen in hun belang, maar in dat van geheel Europa, want dc natlonalcn zelfstandigheid der Bal- kanvolkcren is het eenige middel om oen eind tc maken aan de Russische intrigues op den Balkan. Wat er thans door de gezamenlijke pogin gen der Europeesche mogenheden Turksch zal blijven in Europa kan in een geval meer een beletsel zijn voor de Balkanvolkeren om hun kracht te ontplooien en de dag zal ko men waarop dit laatste restje van Turkije uil Europa zal verdwijnen. In zoover is het goed. Doch een andere vraag doet zich thans vooreen, die voor oen Oostenrijker ietwat pijnlijk is. Het Turksche vraagstuk Is opgolost of althans zoogoed als opgelostthans komt het Oostenrijksche aan do beurt. Wie een beetje van Geschiedenis weet, weet ook, dat cr een tijd is geweest waarin het volstrekt niet onmogelijk scheen, dat Oostenrijk van Turkije zou erven. Zoo als de zaken nu staan, doet zich de vraag voor of Oostenrijk niet veeleer het lot van Turkije zal deelachtig worden. Het moge onvaderlandslievend schijnen, zoo iets te zeggen maar zeer vermoedelijk heeft men de wel zeer weinigen die aan het Hof te Constantinopel hun verstand hebben weten te bewaren en die, ziende het gevaar waarin de Turksche heerschappij hoe langer zoo meer kwam, aandrongen op hervorming, onvaderlandslievend gescholden. Ik zal het niet uitvoerig hebben over be kende dingen, maar ik moet zc even her inneren omdat dit noodig is voor hetgeen ik ga zeggen. Oostenrijk is zeer impopulair op den Bal kan. In stede van een politick van zedelijke verovering te voeren, heeft Oostenrijk jaren achtereen al het mogelijke gedaan om zich gehaat te maken. Er is een verbitterde strijd gevoerd tegen het Servische varken, naar het heette om dc Oostenrijksche voofokkcrij te bevorderen. Met dat als is thans glashel der gebleken, dat onze veefokkerij er abso luut geen voordeel van heeft gehad en dat aan onze industrie zeer groot nadeel is toe gebracht. Zonder cenig voordeel voor ons hebben wij de ontwikkeling der zelfstandige Balkanstaten tegengehouden, hebben we onze eigen industrie vreesachtig cn onzeker ge maakt en zijn we, ofschoon ons land door de natuur is gezegend als weinige, op den duur zelf een arm land geworden. Doch er is meer er is nog erger geschied. Toen in 1878 Bosnië en Hcrzcgowlna aan ons bestuur werden toevertrouwd, aanvaard den we tevens de opdracht, daar het grond bezit te regelen en de boeren to bevrijden. Toen nu in 1908 de vraag der annextie van die landen op hot tapijt kwam, kwam aan den dag hoe belachlijk, ja schandelijk wei nig in dertig jaren tijds door do Oosten rijksche Regecring in dit opzicht werd ge daan, hoe zij schandelijk heeft nagelaten, van die landen te maken eer. modern politiek

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsche Courant | 1913 | | pagina 1