Groote Halfjaarlijksche
Mode-magazijn Robert Levy,
in A MiK afdeelingen van onze magazijnen
tot nog toe NOOIT aangeboden
GrOEDKOOPE prijzen.
Tan af DINSDAG 1 JULI
Langestraat 40. AMERSFOORT. Int. Telef. IO».
ZIE EE ETALAGES.
EiaaLcLpleeg* cle TJit-verlcoopboelcjes_
Feuilleton.
De sphinx.
0
0
UITVERKOOP
Een voor een geheele stad, een geheel district, een geheel land zichtbaar uitstalraam, de beste, met duizenden monden sprekende verkoopster, is een
goed gestelde annonce in een courant, die in alle en vooral de koopkrach li ge kringen wordt gelezen.
48.)
,,'t Ib wel de moeite waard" mopperde Jacques.
|,Zou zij soms liever hebben gehad, dat ik een
jongmensch voor haar liet zorgen, dat zij nog
maar tweemaal ontmoet had en dat hattr boven
dien het hof maakt?"
„Dus iederen keer, dat de jongedaDje ergens
nit pianoneerer. gaat, zal jij haar aan de deur
opwachten 't Is heel fraai, dat moet i k zeggen
Ik bewonder je".
„U zult mij niet lang meer behoev en te be
wonderen, mevrouw, want ik ga naar Bretagne
terug".
„Dat heb je roe al meer gezegd nu .ar je bent
nog hier! Beste vriend, laat ons eens ver
standig praten. Tot na toe heb je g eleefd als
een wijze en, alles bij elkaar, ben je tamelijk
g'Jukkig geweest. Zoek thaDs de telenrs tellingen
niet op, op een leeftijd, waarop ze j e dubbel
zwaar vallen en waarop men je eerde) zal be
spotten dan medelijden met je hebben. Zoo, en
laat ons nu over wat anders praten".
Den volgenden ochtend was Jacques m )g woe
dend op Emma. Zijn eerste woorden, t> jen zij
bjj hem binnentrad, waren een verwijt
„U schijnt een loopje met mij te nemet
Zij beefde; haar gelaat nam een onge« voon
zachte uitdrukking aau en een uitroep van ver
wondering ontsnapte haar lipper.. Toen i laar
aanklager, die zijn kwaadheid als sneeuw v oor
de zon roeide verdwijnen, haar verweet, dat «j
alles aan de markiezin had gezegd, antwoord, de
zjj glimlachend
„Alles O, neenmaar ik wilde, dat zij zot
weten, wat voor een man u is".
„De hemel sta me bij I Maar ik betwijfel Bterk,
of u dat zelf wel weet".
„Dan zou ik toch al heel erg dom moeten
zijn. Dat blijkt voldoende uit de zorg, waarmee
u mij steeds en overal omringt. Indien de mar
kiezin wist, hoe gemakkelijk ik mij dat laat
welgevallen, zou ze 't mij zeker hoogst kwalijk
nemen. Ik zie er nog jong uit, niet waarmaar
in die enkele dagen, die ik in Vaugirard heb
doorgebracht, in die kille eenzaamheid en ver
latenheid, ben ik dertig jaar ouder geworden.
Dat is maar goed ook, want in 't vervolg zal
ik alleen mijn weg door 't leven moeten gaan".
„Ik zou 't mij nooit vergeven, indien mijn
vertrek u hartzeer berokkende".
„Gij zgt bescheiden, mijn vriend, maar hart
zeer is beter dan désillusie. Het zou mij oprecht
leed gedaan hebben, indien gij langzamerhand ver
anderd wasindien, wat heden waar was, morgen
leugen zou geworden zijn, en ik tot de ontdek
king had moeten komen, dat gij gelijk zijt aan
de anderen Ver van u zal ik die teleur
stelling niet ondervinden en steeds zal ik tot
mezelf kunnen zeggen die liefde was misschien
toch wel boven de menschelijke leugens verhe
ven".
Dit betoog was voor Jacques een reden, om
evenals millioenen verliefde mannen vóór hem
gedaan hebben en millioenen na hem zullen
doen, breedvoerig uit te wijden over het „etiamsi
omnes, ego non" (zoo zijn alle anderen, maar
ik niet).
Hij werd zelfs welsprekend, doch de droefheid,
die in hem en in het jongemeisje was, liet zich
niet zoo spoedig verdrijven. Dien dag bleef de
piano gesloten.
Den volgenden dag zag Emma het blauwe
papier van een telegram in de hand van haar
vriend. Eindelijk was van mevrouw Trelowitch
het volgende laconieke antwoord gekomen
„Ga naar notaris Battanson, rue Royale. Zeer
dringend. Hedwig".
„Het begin van de ontknooping" zeide Ja
cques. „Maar wie is die notaris Battanson, die
mijn opvolger moet worden?"
„Ik geloof, dat ik het weet", zei Emma. „Ik
heb zijn naam wel c ens op een brief zien Btaan,
dien tante ont -iog Waarschijnlijk is hij de
zaakwaarnemer v.. onze familie. Het idee van
tante is nog zoo V -a id niet".
Het idee was eigenlijk van mijnheer Battan
son zelf, zooals Jacques twee uur later in diens
kantoor te hooren kreeg. Het gesprek, dat zeer
lang duurde, bracht Jacques in een diiBdanigen
staat van opgewondenheid, dat de voorbijgan
gers hem lachend nakeken om zijn zonderlinge
gebaren en zijn alleenspraken. Zoo snel zijn
beonen hem konden dragen, begaf hij zich naar
de woning van de oude markiezin.
„Dat is me wat moois J" bracht hg hijgend
uit, terwijl hij zich op een stoel lien vallen,
„veertig jaar lang heb ik me ver weten te hou
den van de kwelling, die ik het meest op aarde
vreesvan een proces. Zoo'n ongelukskind als
ik kan daar echter op den duur niet vrij van
blijven en dus heb ik er thans een! Of liever,
ik zal er waarschijnlijk een bsginnen, want ik
ben de aanvaller. Thans kom ik u om raad
vragen".
„Mijn eerste raad ishoud je kalm", zei de
markiezin. „In den laatsten tijd verkeer je
voortdurend in een staat var opgewondenheid,
die werkelijk onrustbarend begint te worden.
Verder heb ik je niet veel te zeggenje zult
je proces verliezen. Heb je ooit iemand ont
moet, die een proces heeft gewonnen
„Neen, maar dit kan men nauwelijks een
proces noemen. Wij eischen alleen iets op, dat
ons van rechtswege toekomt. De overgrootvader
van juffrouw D'Esnoi
„Hemeische goedheid 1" riep de markiezin
verschrikt uit, „ga je ru voor juffrouw D'Esnoi
6ok al een proces beginnen Maar ben je dan
heelemaal gek geworden, beste jongen 1"
„Als 't nog lang duurt, is er heel veel kans,
dat ik het word; maar laat me eerBt de zaak
uitleggen".
Deze r itlegging kwam in 't kort neer op het
volgende.
Tegen het eind der regeering van Louis
Philippe had de overgrootvader van Emma,
een zeer rijk man, driehonderdduizend frano
nagelaten om een kloosterschool te steunen,
die echter ingevolge de wet op de scheiding van
Kerk en Staat was gesloten. Het testament van
den ouden heer scheen opgesteld te zijn door
een notaris, die in de toekomst kon lezen, want
er kwam een bepaliDg in voor, det, zoo de school
ooit gesloten werd, het kapitaal aan de wettige
erfgenamen zou vervallen. De geestelijke orde
zelf, die op het punt stond uiteen te gaan, had
zelve het verzoek gedaan, dat het gerecht in
deze zou (usschenbeide komen, opdat de orde
van alle verantwoordelijkheid ontslagen zou zijn.
De bepaling in het testament nu, opgesteld in
zeer eenvoudige woorden, kon niet worden
misverstaan. De vraag was alleen, wie de ten
uitvoer legging zou eischen. Juffrouw D'Esnoi,
hoe zelfstandig ook, was daarvoor niet de ge
schikte persoon. Een ernstig man moest deze
zaak ter hand nemen, daar er anders veel kans
beBtond, dat zij tot in het oneindige zou worden
gerekt.
„Dat ben ik volkomen met je eens" zei
mevrouw De Prév6nan; „maar mag ik je onder
't oog brengen, dat jij niet de eenige ernstige
man ter wereld bent en dat die overgrootvader
van Emma nog wel meer nakomelingen zal
hebben".
„Dit laatste is niet 't geval", antwoordde
Jacques. „Zij behoeft gelukkig met niemand te
deelen. De Barangier, overleden in 1865, had
maar éen dochter, mevrouw D'Esnoi, de groot
moeder van mijn pupil, die in 1882 weduwe werd.
Mgnheer D'Esnoi stierf krankzinnig ten gevolge
van een financieele krach, waarbij bij hpt geheele
fortuin van zijn vrouw en van zichzelf verloor.
Hun zoon, in plrats van zich een vrouw te zoe
ken in het land van den dollar, dat destijds
nog lang met zoo in dien zin werd geëxploiteerd
als thans wel gebruikelijk is, sloot een huwelijk
uit liefde eu stierf in de koloniën, na eerst zijn
jonge vrouw begraven te hebben en zijn dochter
aan zijn schoonzuster, mevrouw Trelowitch, ts
hebben toevertrouwd".
(Wordt vervolgd.)