Zaterdag 20 September 1913. No. 8315. 62e Jaargang. kosteloos. Stadsnieuws. AMERSFOQRTCCHE Uitgave van de Naamlooze Vennootschap „De Amersfoortsche Courant, voorheen Firma A. H. van Cleeff". HOOFDREDACTEUR F. J. FREDERZZS. AMERSFOORT. Verschijnt Dinsdag-, Donderdag- en Zaterdagavond. Abonnement per 3 maanden f 1. franco per post f1.15. Advertentién 16 regels 60 cent; elke regel meer 10 cent. Bijregel- abonnement reductie, waarvan tarief op aanvraag kosteloos. Legale, officieêle- en onteigenings- advertentiën per regel 15 cent Reclames 1—5 regels f1.25. Bewijs ïummers naar buiten worden In rekening gebracht en kosten evenals afzonderlijke nummers 10 cent. Bij advertentiën van buiten de stad worden de incasseerkosten In rekening gebracht. BUREAU: KORT2GRAOHT 9. Postbus 9. Telefoon 19. Wie zich met iogang van 1 October doet in schrijven alsabonné, ontvangt de tot dien datum verschijnende nummers KENNISGEVING. De Burgemeester en Wethouders van Amers foort, Gelet op art. 264 der Gemeentewet, Doen te weten, dat het 2e en het 3e aanvul- lings-kohier der Inkomstenbelasting en het le aanvullings-kohier der Straatbelasting over het dienstjaar 1913, goedgekeurd door Ge deputeerde Staten van Utrecht, in afschrift gedurende vijf maanden op do Secretarie der Gemeente voor een ieder ter lezing liggen. Amersfoort, 18 September 1913. Burgemeester en Wethouders voornoemd, De Burgemeester, Van RANDWIJCK. De SecretariB, A. R. VEENSTRA, loco-Socr. 21 September. Prins Herfst, je hebt een mooi palet. Met tinten, warm en kleurig, Want anders kreeg je nooit het woud Zóo prachtig en zóo fleurig 1 Geef mij wat van dat mooie rood, De kleur der wingerdblaren, En dan nog wat kastanjebruin, Zóo verf ik dan je haren. Die vroolijk wapp'ren op de plaat In 't mooie sprookjesboekje; Daar staat het, op mijn boekenrek, Op d'eereplaats, in 't hoekje! Je mantel maak ik lilablauw, Als waters in de perken Maar niet die heele lichte tint, Die deugt niet om te werken. Je wangen als een dahlia, Zoo'n roode vleeschkleur, weet je, En dan je hals de zelfde tint, Maar bruin gebrand een beetje. Je kousen als een herfsttijloos, En dan daarbij nog schoenen Als naalden van den sparreboom, Je weet, die donkergroenen. Je mantelgesp wordt klinkklaar goud. Als 't geen je rondgestrooid hebt De mantel zelf versierd met draad, Dien jij op 't woud gegooid hebt! Zeg Herfst, zou dat niet aardig zijn? Kom, leen me dan je kleuren! Hè, doe je 't niet? Dat is niet lief, Maar 'k zal er niet om zeuren. 'k Begrijp het; je hebt werk genoeg, En niet veel kleursel over, Wanneer je met je tintenpracht Versierd hebt al het loover. Dus, Herfst, behoud je kleuren maar En tooi daarmee de wouden, En elk jaar ga ik van je werk Nog meer dan vroeger houden Jo DAEMEN. Onafhankelijkheid en vrijheid. Den 17den November van dit jaar zal het honderd jaren geleden zijn, dat Nederland zich weer een onafhankelij ken Staat mocht noemen en ons volk zich in volle vrijheid buiten eenige overheersching van anderen kon gaan ontwikkelen. In velerlei opzicht heeft Nederland daarvan partij getrokken en niet zonder voldoening behoeven wij terug te zien op de eeuw, die, zooal niet in alle opzichten het beste gebruikt, althans niet misbruikt is. Onafhankelijkheid en vrijheid zijn voor rechten, die niet te hoijg zijn aan te slaan. Zonder die kan geen volk zich ontwikkelen en zullen zijn handel en zijn nijverheid, zijn kunst en zijn wetenschap den stempel van het knechtschap ontwijfelbaar dragen. Maar zij zijn een gevaar voorzoover een volk niet weten zal, zich door zelfzucht te bedwingen om niet tot ondeugden over te slaan, die zij door overdrijving kunnen scheppenbandeloosheid en tuchteloosheid. Wij hebben nimmer beweerd, dat het Nederlandsche volk aan die beide gebreken zwaarder zou lijden dan welke andere vrije natie ookmaar wij hebben het oog geopend voor het feit, dat zich hier en daar in velerlei kringen, bij beide seksen, in iederen stand en op eiken leeftijd verschijnselen voordeden, die wijzen op gevaarlijke neigingen, welke gehoorzaamheid aan wet en verordening be denkelijk in den weg staan. Zeker; wij hebben het recht, feest te vie ren en ons te verheugen in de vruchten van onze onafhankelijkheid en onze vrijheid, maar wij hebben daarnaast den plicht, toe te zien, dat die verboden neigingen zich niet verder ontwikkelen en ons volkskarakter gaan bederven. In de Tucht-unie hebben zich vele tiendui zenden leden van vereenigingen op elk ge bied en een aantal personen, wien het be lang onzer natie na aan het hart ligt, ver bonden om de tuchteloosheid te beletten, zich verder uit te breiden en zoo onze licha melijke, geestelijke en zedelijke ontwikke ling te belemmeren. Laat ons die taak niet voorbijzien en samen een bolwerk vormen en verdedigen, om gemeenschappelijk onzen vijand, de tuchteloosheid in bedwang te, houden, wan neer wij in deze dagen zelfbewust feest vieren en het aanzien van Nederland hoog houden. Want onafhankelijkheid en vrijheid kun nen gevaren worden zonder tucht en bovenal zonder zelftucht. Aldus »De gong*, het orgaan der Tucht- unie. Eerbied voor het leven. Waar de Dood, de koning der verschrik king, zich vertoont, buigt ieder sterveling eerbiedig het hoofd. In de sterfkamer zijn we stilwe geraken diep onder den indruk van het grootsche mysterie. We gaan met onhoorbaren tred; we spreken slechts fluisterend en bij den aanblik van het koude, ontzielde lichaam, voelen we ons klein. Het is een treffende gewoonte, vooral ten plattelande, wanneer een doode naar zijn laatste rustplaats wordt uitgedragen, dat de voorbijgangers blijven stilstaan, eerbiedig het hoofd ontblooten, en eerst, wanneer de lijk stoet is voorbijgetrokken, weder huns weegs gaan. Wie daar grafwaarts wordt geleid, weet men veelal niet eens. Maar de eerbied voor den dood doet een stillen afscheidsgroet brengen aan den mensch, die op de wereld zijn leven heeft uitgeleefd, onder leed en vreugde, onder droefheid en blijdschap, val lende en opstaande, gaande zijn levensweg. Dien eerbied voor den dood vinden we overalhij behoeft ons niet te worden ge leerd, hij ligt in ons diepst innerlijk wezen en men heeft zelfs de meest brute menschen zien sidderen en beven bij den aanblik van den dood. Men zou kunnen zeggen, dat deze eerbied voor den dood den mensch als 't ware is aangeboren, en het is daarom wel opmerke lijk, dat het met den eerbied voor het leven dat even grootsche en zooveel schoonere mysterie, omdat wij dat toch in zoo velerlei uiting beter kunnen begrijpen zoo innig droevig is gesteld. Ja, als er een doode is, dan zitten we te peinzen over het mysterie van dood en leven; maar hoe weinig spreekt het heerlijke, bloei ende, krachtige, volle en overal en auijd be langwekkende leven om ons heen tot de meeste menschen, en hoe bitter weinig eer bied wordt door hen aan dat leven betoond. Worden niet dag aan dag duizenden en tienduizenden menschenlevens vernietigd, door woest botvieren van hartstochten, zucht naar geld en roem, heerschzucht, haat, jaloe zie en al wat leelijk, laag en gemeen is. Het heerlijkste kunstwerk der schepping, het fijn besnaarde wonderhet menschenle- ven, wordt door kogel of mes, door vergif of welke andere middelen de duivel te zijner beschikking heeft, zonder mededoogen voor de schoonheid zonder eerbied voor het won derbaarlijke er van, op gruwbare wijze ver woest. Wat is aanvalliger, wat levert heerlijker, schooner aanblik, dan het leven van een jong, nog schuldeloos wicht. Kleinkinderleven is van ontroerende schoonheid en toch wor den niet duizenden van zulke kleine kinder levens dagelijks verwaarloosd, moedwillig bedorven, gebroken en voorgoed geknakt. Lomp en woest als een kinkel, die zonder dat hij 't zelf bemerkt een bloem vertrapt, worden ook de schoontste bloemen uit den menschenhof gebroken en vertreden door menschen. Legio is het aantal jonge levens, dat nooit tot ontwikkeling kan komen, omdat het een kwijnend bestaan moet voortslepen, of vroeg tijdig den levensdraad zich ziet afgesneden. Als we dan dag aan dag om ons zien die bezoeldelde schoonheid dan snikt het in ons Heb toch eerbied voor het leven, eerbiedig toch het schoone levensmysterie, gij, die straks misschien eerbiedig en zwijgzaam zult staan als de dood het mysterie van dat leven beëindigd heeft. Ziet om u, als de aarde prijkt in vollen zomertooi. Alom het diepe groen van boom en struik, het leven op zijn volle middag hoogte. De bloemen des velds dwingen door vorm en kleur bewondering af, de vrucht wordt rijp op veld en akker. En alles is vervuld van leven, weelderig jen overvloedig leven. 't Gedierte vliegt en zoemt de zware luch ten in of huppelt en springt krachtig-vroolijk door weide en bosch. 't Leeft alies zijn wondere leven uit Dat roep van allen kant ons eerbied toe, diepen eerbied voor het heerlijke, groote, machtige levenswonder. Eerbied voor het leven Hoe weinig koesteren dien in hun ha:t. Gaat eens naar buiten, naar park en bosch, naar duin en wei en veld. Hoeveel wordt daar niet roekeloos ver nietigd, met volkomen minachting voor de schoonheid van het levenRuw worden bloemen geplukt, even bekeken en neergesmeten. Bloeiende takken worden ruw afgerukt en na eenige oogenblikken ver achtelijk weggeworpen. Schoonheid wordt plomp vertreden met eiken voetstap. Eerbiedig toch het schoone, het heerlijke leven van mensch en dier en plant. Waarom moet dit toch met schennende hand worden vernietigd Waarom is er zoo weinig eerbied voor het leven in Gods schoone natuur? Zou het niet zijn, dat, helaas, die eerbied aan de meeste menschen nog moet worden ingeprent, nog moet worden geleerd Gebrek aan schoonheidszin bij de groote massa. Alleen de opvoeding kan in dit euvel verbetering aanbrengen. En gelukkig valt er reeds op verbetering te wijzen. Op de scholen wordt op verschillende wijzen getracht, liefde voor planten en die ren en ookja óok voor menschen aan te kweeken Maar zoo lang ook het huis gezin daartoe niet krachtig meewerkt, zul len de resultaten daarvan blijven beneden het middelmatige. Want alleen dan zal over de wereld meer en meer komen het gevoel, het diep besef van eerbied voor het leven. Eerbied voor het leven van mensch en dier en plant. Met zulke gevoelens alleen kan onze schoone aarde worden een lusthof, een paradijs. H. M. de Koningen is uit Den Haag teruggekeerd op Het Loo. De uitkeering van de Rijks-verzekerings bank ter betrijding van de kosten der ren ten van de Invaliditeitswet wordt voor 1914 geraamd op f 2 850 000. In het gister te Amsterdam gehouden eerste Congres voor de binnenscheepvaart sprak rar. A. van Daalen over de beteeke- nis van het kanaal door de Geldersche val lei, niet alleen voor het schippersbedrijf maar vooral voor de aangelegen Gemeenten, die door het gemis van een goeden en steeds betrouwbaren waterweg zich thans niet kun nen ontwikkelen als industrie-plaats. De schipperij heeft er niet minder belang bij. dat het kanaal tot stand komt, want hierdoor zal een veel betere waterweg van Arnhem naar Amsterdam tot stand komen dan thans langs den IJsel. Thans gebeurt het, dat het schutten te Vreeswijk zestig uren ophoudt. Het is dan ook voor beide partijen zeer gewenscht, dat spoedig de eerste spade in den grond wordt gestoken voor het Kanaal door de Geldersche vallei. De Kamer van Koophandel en Fabrieken steunde, zooals men zich wellicht zal herin neren, in het voorjaar het verzoek van de Kamer te Dordrecht aan de spoorweg-maat schappijen om goederen-tariefboekjes ver krijgbaar te stellen voor den handel. Zoowel de S. S. als de H. IJ. S. M. be schikten daarop afwijzend. Thans blijkt even wel uit het rapport der betrokken commissie uit de Kamer, dat niet minder dan 22 Kamers van Koophandel instemming met het denkbeeld hebben betuigd en daar gebleken is, dat zulke boekjes ook in Duitschland bestaan, kan de samenstelling er van voor ons land niet op overwegende moeilijkheden stuiten. Besloten werd dan ook, dat de Kamer zich nogmaals tot de spoorwegmaatschappijen zal wenden. De zuivel-consulent in Utrecht zal, evenals de consulenten in andere Provinciën, worden benoemd tot Rijks-ambtenaar. De telefoontoren op de Varkenmarkt is 22 M. hoog boven den beganen grond en zit 3 M. onder den grond. Het gevaarte weegt 500 Kilo en heeft f róoo gekost. 't Wachten is nu op den kabel, waarmee nog best een maand of drie gemoeid kan gaan. Voor de versiering van het station Amers foort is door de jury, door den A. N. W. B. benoemd, toegekend een diploma 3e klasse, zonder medailleeen zevende prijs. Herinnerd zij, dat de loting voor de militie hier plaats heeft op Maandag 22 voor hen wier geslachtsnaam begint met een der letters A tot K en op Dinsdag 23 September voor de overigen. Mr. J. K. H. de Beaufort zal Maandag, na te zijn ingehaald en te zijn geïnstaleerd

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsche Courant | 1913 | | pagina 1