Zaterdag 4
October 1913.
No. 8321.
63e Jaargang.
Stadsnieuws.
AMERSFOORTSCHE COURANT.
Uitgave van de Naamlooze Vennootschap „De Amersfoortsche Courant, voorheen Firma A. H. van Cleeff".
HOOFDREDACTEUR
F. J. FRZDERZZS.
AMERSFOORT.
Verschijnt Dinsdag-, Donderdag- en Zaterdagavond. Abonnement per 3 maanden f\.—
franco per post f 1,15. Advertentien 16 regels 60 cent; elke regel meer 10 cent. Bijregel
abonnement reductie, waarvan tarief op aanvraag kosteloos. Legale, officieële- en onteigenings-
advertentiën per regel 15 cent Reclames 15 regels ƒ1.25. Bewijsnummers naar buiten
worden in rekening gebracht en kosten evenals afzonderlijke nummers 10 cent.
Bij advertentiën van buiten de stad worden de incasseerkosten in rekening gebracht.
BUREAU:
ZOHTEGRACBT 9.
Postbus 9.
KENNISGEVINGEN.
Burgemeester en Wethouders van Amersfoort
brengen ter openbare kennis, dat de Kermis
of Jaarmarkt zal aanvangen op Maandag 20
October a. s. en eindigen den 25 October d.a.v.,
deB avonds ten elf uur.
Marskramers en liedjeszangers worden niet
toegelaten.
De loting voor standplaatsen van kramen zal
geschieden op Vrijdag 10 October 1913, ten
Raadhuize, des middags ten twaalf ure, ten
overstaan van hun college.
Amersfoort, 27 September 1913.
Burgemeester en Wethouders
voornoemd,
De Burgemeester,
Van RANDWIJCK.
De Secretaris,
A. R. VEENSTRA,
loco-Secr.
WAARSCHUWING
tegen het lokken van Nederlandscbe werk
lieden naar Duitschland.
De Burgemeester der Gemeente Amersfoort
waarschuwt tegen de berichten in de nieuws
bladen of daartoe uitgezonden agenten, die, soms
met verstrekking van reisgeld voor de heenreis,
ten behoeve van industrieele ondernemingen
Nederlandsche werklieden naar Duitschland lok
ken. Bij hunne aankomst aldaar toch is her
haaldelijk geblekeD, dat zij daar niet gebruikt
kunnen worden.
Het is daarom geraden, dat die werklieden,
alvorens werk aan te nemen in Duitschland, zich
tot de Arbeidsbeurs in de plaats hunner inwo
ning of, bij gebreke van dien, tot de Neder
landsche Arbeidsbeurs te Oberhausen (Duitsch
land) ArndtBtrasse 56, om inlichtingen wenden
omtrent de vooruitzichten in het bekomen van
werk, de loonen en de huurprijzen der woningen
aldaar.
Wie dit nalaat, stelt zich bloot aan groote
teleurstelling en schade.
Amersfoort, 3 October 1913.
De Burgemeester voornoemd,
Van RANDWIJCK.
SCHOUW.
De Burgemeester en Wethouders van Amers
foort,
Gezien art. 22 van het Reglement op het
onderhoud en gebruik der wegen in de Provincie
Utrecht d.d. 3 November 1853 (Provinciaalblad
No. 102) alsmede art. 1 der Verordening op de
wegen en waterleidingen,
Doen te weten, dat de bij voormeld artikel
bedoelde najaars-schouw over wegen, slootenen
waterleidingen, aan hun toezicht of beheer onder
worpen, zal gehouden worden op Dinsdag, den
21 October aanstaande en volgende dagen.
Wordende bij deze de bepalingen van boven
gemelde reglementen aan de belanghebbenden in
herinnering gebracht.
Amersfoort, 4 October 1913.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
De Burgemeester,
Van RANDWIJCK.
De Secretaris,
A. R. VEENSTRA,
loco-Secr.
Volgens »De Eembode* zijn in overwe
ging genomen plannen voor de stichting
van een vierde Roomsch-Katholieke parochie
kerk te dezer stede, met kans op verwezen
lijking binnen afzienbaren tijd. De sterke
uitbreiding der bevolking in de wijken om
en bij den Leusderweg doet de behoefte aan
een bedehuis sterk spreken.
Met ingang van 6 dezer zijn toegevoegd
aan den Inspecteur in Utrecht voor het toe
zicht op de naleving der Drankwet de
adjunct-inspecteurs A. J. de Jong en J. H.
ter Veer.
De eerste dag van het Onafhankelijkheids-
feest, met de regenbuien 's middags, is een
beste dag geweest voor de tram, die trou
wens op beide dagen ongewoon veel passa
giers vervoerde.
In het geheel werden in September 11 087
betalende passagiers vervoerd, tegen 10836
in Herfstmaand 1912, of 251 meer. De pas
sage-opbrengst was f 553.35, of f 9 meer.
De dagkilometer-ontvangst was, daar geen
andere inkomsten vielen te boeken, f 10.24,
of 16 cent meer dan in September 1912.
De adspirant-Rijks-tuinbouwieeraar J. Riet-
sema is overgeplaatst van Maastricht naar
Tiel en zal, in plaats van den Rijks-tuin-
bouwleeraar H. Nobel, worden belast met
de waarneming van den dienst van Rijks-
tuinbouwleeraar in Utrecht en in Gelderland
bezuiden Rijn en Lek, benevens met de
directie van de Rijks-tuinbouw-winterschool
te Tiel.
Aan den Raad dezer Gemeente zijn ver
zonden de volgende adressen met de daarbij
behoorende Memorie van toelichting.
Het eene, van 2 October, luidt:
geeft met verschuldigden eerbied te ken
nen, de afdeeling Amersfoort en omstreken
van den Bond van Nederlaqdsche onder
wijzers (goedgekeurd, bij Kon. Besluit van
22 Maart 1890, no. 28),
dat nog steeds bij uwen Raad op behan
deling wacht ons adres in zake salarisver
betering van vorig jaar,
dat wij, na eenige besprekingen met den
Wethouder van Onderwijs, meenden, dat dit
maal aan onze billijke wenschen zou worden
tegemoet gekomen,
dat de thans ingediende Begrooting voor
1914 een bittere teleurstelling is voor de
onderwijzers, daar de vigeerende salarisrege
ling voor het onderwijzend personeel in uwe
Gemeente toch verschillende gebreken aan
kleven,
dat het maximum te laag is in vergelij
king met tal van andere Gemeenten van
gelijken en minderen rang en in verband
met den verhoogden levensstandaard,
dat de termijn van 35 jaar, na welks ver
loop het maximum-salaris te bereiken is, Van
veel te langen duur is,
dat uit de tegemoetkoming, aan de onder
wijzers verleend bij hun pensioensstorting,
reeds zelve de erkenning spreekt, dat de
Gemeente de bezoldiging der onderwijzers te
laag acht,
redenen waarom zij uwen Raad verzoekt,
de salarisregeling als volgt te wijzigen
afschaffing der tegemoetkoming voor de
pensioenstorting,
afschaffing der verhoogingen na 30- en
35-jarigen diensttijd,
invoering van 6 twoe-jaarlijksche verhoo
gingen van f loo.
Hetwelk doende, enz.
TOELICHTING.
De Begrooting voor 1914 is in onderwijzers
kringen met groote belangstelling te gemoet
gezien, omdat het geheele jaar de verwach
ting is gekoesterd, dat nu eens, in tegenstel
ling met vroeger, een flinke schrede gezet zou
worden ter bereiking van een salarisregeling
in overeenstemming met de positie, ontwik
keling, studie, enz. van den onderwijzer. Deze
verwachting is bitter teleurgesteld.
Herhaaldelijk wordt door mannen van diep
inzicht de hooge beteekenis en het groote
belang van goed volksonderwijs verkondigd
en erkend, dat de verbetering van de positie
van den onderwijzer in verband met dat
goede onderwijs een klemmende eisch is. Moge
voor sommige idealisten het streven naar
verbetering van de stoffelijke positie worden
toegeschreven aan egoïstische drijfveeren,
aan plat egoïsme, wij voor ons zijn er van
overtuigd, »dat het niet ons persoonlijk belang
is, maar dat der school, wanneer wij door
een grooter salaris naar een grootere onaf
hankelijkheid van den onderwijzer streven
daardoor wordt de kwaliteit der onderwijzers
en hiermee 't onderwijs beter* (Schuldirektor
Egli).
In de Kamerzitting van 14 December 1897
zeide Minister Borgesius: Karige bezoldi
gingen geven de slechtste onderwijzers*, en
wij zeggen hem dit gaarne r.a. »Wanneerer
éen stand is, die een salaris behoeft, hetwelk
hem van de drukkende zorgen des levens
bevrijdt, dan is het de onderwijzersstand.
Onder zorgen gebukt gaande pedagogen
voeden geestelijk kreupelen op* (dr. Wilhelm
Beumer).
>Eerste voorwaarde voor den bloei van het
onderwijs zijn toch flinke, geheel voor hun
beroep levende onderwijzers, en dat dezen
slechts daardoor verkregen worden, dat men
hun een behoorlijk bestaan verschaft, ligt
voor de hand* (G. Stucki).
>En er is geen beroep, dat meer dan dat
van den opvoeder door zijn innerlijke waar
digheid, door zijn hooge beteekenis, tot ver
dragen van alle moeite en opofferingen aan
spoort. Maar van de allergrootste geestdrift
en de verhevenste geestelijke genietingen al
leen kan niemand leven; ook 't edelste ge
moed van den opvoeder blijft steeds een men-
schelijk. Daarom is het de meest dringende
plicht, de maatschappelijke positie van den
onderwijzer in overeenstemming te brengen
met de beteekenis, welke de maatschappij
aan het beroep van den opvoeder toekent,
en het inkomen van dezen zóo te stellen,
dat elke ontevredenheid met de stoffelijke
levenspositie buitengesloten is* (prof. dr. Rein).
Reeds in i860 stelde Diester weg vijf voor
waarden, noodig voor het zegenrijk werken
der openbare school. En voorop stelde hij
daarbij deze twee punten 1 e grondige op
leiding der onderwijzers, en 2e een inkomen,
waarvan bescheiden, voor een geestelijk be
roep levende menschen een familie fatsoen
lijk onderhouden kunnen.
»Alle overige voorwaarden tot het gedijen
der school*, zegt Diesterweg verder, sprui
ten uit deze voortontbreekt er echter éen
van, zoo kan men er wel een klaaglied over
aanheffen, dat de scholen niet geven wat ze
geven moesten ook zal het, als altijd, niet
aan dezulken ontbreken, die de onderwijzers
met aanklachten overladen maar geholpen
wordt daarmede niets. Ook heeft degeen, die
de macht daartoe bezit, de bovengenoemde
voorwaarden te verwerkelijken en hij, die
ook daartoe bijdragen kan, maar zulks niet
doet, heelemaal niet het recht, over de scho
len en de onderwijzers een afkeurend woord
te spreken. De onderwijzers zijn, evenals
andere menschen, reeds zóo ver, dat zij
geen cent geven om woorden zonder da
den*.
Wanneer nu financieele onmacht dwingt,
dat na te laten, wat men zelfs dringend noo
dig vindt, daar buigen wij het hoofd en
wachten in berusting op betere tijden. Toch
meenen wij, dat bij een Begrooting der Ge
meente de inkomsten zich moeten regelen
naar de uitgaven, en niet omgekeerd. Wat
noodig is, moet geschieden, en de benoodigde
gelden moeten dan gevonden worden door
versterking der inkomsten.
't Zij ons vergund, in verband hiermee op
te merken, dat het veelal voor de onderwij
zers geldtgeen geld. Ook nu komen o.i.
op de. Begrooting wel posten voor, die niet
vóór hadden behoeven te gaan. Ofschoon het
niet op onzen weg ligt, dat te beoordeelen,
mogen we deze opmerking niet achterwege
laten. En, hoe deprimeerend voor den on
derwijzersstand is het feit, dat een post van
f1200 wordt uitgetrokken voor een adjunct
inspecteur bij het bouw- en woningtoezicht.
Wij beoordeelen dien post niet en achten
ook het bedrag niet te hoog. Maar bedroe
vend is het, dat het bedrag, dat voor dien
ambtenaar als aanvangssalaris wordt geoor
deeld, voor vele onderwijzers hier ter stede
eenvoudig als maximum niet te bereiken is.
En toch is onze arbeid van zooveel hooger
belang.
Beginnen wij met het feit, dat de onder
wijsmannen geen doode materie hebben te
verwerken, dat het door hen bedorven werk
niet zooals iedere arbeid kan worden afge
keurd en dan óf hersteld óf vernietigd, dat
bij mislukking van hun arbeid niet eenige
grondstof en wat meer of minder kapitaal
verloren gaat. Hun arbeid geldt de vorming
van het verstand, het gemoed en het karak
ter van kleine menschen. De eerste eisch is,
die niet te bederven de tweede eiscb, die
in goede richting te leiden.
In de heele maatschappij is geen arbeid te
vinden met kostbaarder en gevoeliger grond
stof.
In de heele maatschappij is geen arbeid
te vinden, die meer onophoudelijk de volle
aandacht van den heelen mensch vereischt.
In de heele maatschappij is geen arbeid
te vinden, waarvoor een grooter onderschei
dingsvermogen en een grooter gemoedsleven
noodig zijn.
Hoeveel kracht van leven, hoeveel ziel,
hoeveel liefde wordt er van ons gevraagd,
om ons werk zóo te doen, dat wij er zelf
eeningszins mee tevreden kunnen zijn. De
feiten, de kwantiteit leerstof, die wij behan
delen, zijn voor ons eigên onderwijs en voor
de werkelijke opvoeding onzer leerlingen
slechts bijkomstigheden; er bestaat slechts
éen enkele werkelijke onderwijzende kracht,
dat is ons eigen krachtige leven, dat wij,
zooals de ~on in het zonnestelsel, midden in
onze klasse zetten, waardoor wij veel nog
niet ontkiemd leven van onze leerlingen
doen uitbotten maar dat werk, dién
arbeid, dien verhuren wij niet, dien laten wij
niet beloonen, dat is het heilig eigendom
van ons zelf en onze school.
Maar wij weten, dat voor een zoodanig
werk, voor een zóo volledigen arbeid, wél
de heele volle levenskracht noodig is dat
een moe, overwerkt lichaam, behoefte heb
bend aan rust, niet geven kan, wat ons
onderwijs noodig heeft dat een door
materieele misère verbitterd gemoed de vrije,
lichtende ontwikkeling van ons eigen leven
in den weg staat, onmogelijk maakt.
Nu, dat zij, die ons hun kinderen toever
trouwen, in het belang hunner kinderen zelf
en om te voldoen aan onze billijke rechten,
ons dan in staat stellen, ons werk te doen
zóo als wij kunnen en willen en moeten.
Wij hebben recht op een zoodanig leven,
op zoodanige materieele levensomstandig
heden, dat wij onophoudelijk die volle levens
kracht in den meest ruimen zin kunnen
ontwikkelen, die noodzakelijk samengaat met
goed onderwijzen.
Ten slotte wijzen we er op, dat we dit
maal zeer laat komen met ons verzoek,
omdat we bij de conferenties met den Wet
houder van Onderwijs vernomen hadden.dat
een voorstel zijnerzijds, in den geest als door
ons aangevraagd, was ingediend bij Burge
meester en Wethoudera
Het andere, van 24 September, is van dezen
inhoud
geeft met verschuldigden eerbied te ken
nen de afdeeling (enz.)
dat het naar haar meening niet in het be
lang van het onderwijs moet worden geacht,
dat aan de openbare Lagere scholen te dezer
stede den Hoofden niet het onderwijs ineen
vaste klasse is opgedragen
reden waarom zij, onder verwijzing naar
bijgaande Memorie van toelichting, uw col
lege verzoekt, te besluiten, den Hoofden van
scholen in uw Gemeente het onderwijs in een
klasse op te dragen zoodra dit, hetzij door
vertrek van een der klasse-onderwijzers, het
zij door andere omstandigheden, mogelijk
wordt.
Hetwelk doende, enz.
MEMORIE.
Waar onze afdeeling zich reeds eenige
malen met een verzoek als het bovenstaande
tot uw college wendde, mag ze de gronden,
waarop zij afschaffing van het ambulantisme
verzoekt, als bekend veronderstellen. Komt
het in geen enkelen tak van dienst voor,
dat de chef gespeend moet blijven van bet
essentieele werk, te minder lijkt dit ons bij
het Lager onderwijs wenschelijk, waarbij
toch, voor het verkrijgen van resultaat, sa
menwerking van alle tot vrucht dragenden
arbeid in staat zijnden dringend noodig is.
Nu is weliswaar ons tegenwoordig onder
wijsstelsel met zijn 12-klassige scholen oor
zaak, dat de administratie van eenigszins