Zaterdag 18
October 1913.
No. 8327.
63e Jaargang.
BIJBLAD.
AMERSFOORTSCHE COURANT.
Uitgave van de Naamlooze Vennootschap „De Amersfoortsche Courant, voorheen Firma A. H. van Cleeff".
HOOFDREDACTEUR
P. J. FRSDERZZS.
AMERSFOORT.
Verschijnt Dinsdag-, Donderdag- en Zaterdagavond. Abonnement per 3 maanden f 1.
franco per post f 1.15. Advertentien 16 regels 60 cent; elke regel meer 10 cent. Bijregel
abonnement reductie, waarvan tarief op aanvraag kosteloos. Legale, officieele- en onteigeningv
advertentifin per regel 15 cent Reclames 15 regels ƒ1.25. Bewijsnummers naar buiten
worden in rekening gebracht en kosten evenals afzonderlijke nummers 10 cent.
Bij advertentifin van buiten de stad worden de incasseerkosten in rekening gebracht.
BUREAU:
KOHTSGRACHT 9.
Postbus 9. Telefoon 19.
Bij
dit nummer behoort een
KENNISGEVINGEN.
De Burgemeester van Amersfoort
brengt ter openbare kennis, dat op 21 Oc
tober a.s. eene schietoefening zal worden ge
houden van het fort HOER van HOLLAND.
Er zal gevuurd worden met kanonnen van
licht kaliber (6 c.M.) waarbij onveilig wordt
gemaakt een driehoek, gevormd door het fort,
een roode vlag benoorden en een bezuiden het
zeegat, tot op 3100 M. van het fort.
Op den dag waarop gevuurd wordt, zal van
het fort een roode vlag waaien, die drie uur
vóór het begin der oefening halfstok en éen
uur vóór de oefening geheel voorgeheschen
wordt.
Amersfoort, 17 October 1913.
De Burgemeester voornoemd,
Van RANDWIJCK.
De Burgemeester van versfoort
brengt ter kennis van belanghebbenden dat,
blijkens schrijven -van den heer Commissaris
der Koningin in de Provincie Utrecht van 13/16
October 1913, 4de afdeeling, no. 1447, in de
Gemeente Leusden een geval van vlekziekte bij
varkens is voorgekomen.
Amersfoort, 17 October 1913.
De Burgemeester voornoemd,
Van RANDWIJCK.
De Gemeente-begrooting.
Het antwoord van Burgemeester en Wet
houders op de verslagen der afdeelings-ver-
gaderingen, gehouden op 2 en 3 October
en in hun geheel opgenomen in het nummer
van r 1 October, is gister verschenen en
luidt in zijn geheel:
Narr aanleiding var. de opmerkingen, die
in de afdeelingen zijn gemaakt, bij het onder
zoek van de Begrooting voor den dienst 1914
en de daarbij door ons college aangeboden
voorstellen, hebben wij de eer het volgende
mede te deelen.
Algemeene opmerkingen.
Door een lid werd de opmerking gemaakt,
dat de noodige tijd heeft ontbroken om van
alle voorgelegde bescheiden behoorlijk nota
te nemen. Het kan niet worden ontkend,
dat de tijd, gelegen tusschen de rondzen
ding van de stukken en de afdeelingsverga-
deringen, dit jaar niet groot is geweest
maar de omstandigheden hebben dit ge
wild. Het valt te begrijpfen, dat aan de Be
grooting eerst met eenige zekerheid kan
worden gewerkt, als de uitkomsten van de
rekening van het afgeloopen dienstjaar be
kend zijn. Toen deze uitkomsten niet mee
vielen "en ons college begreep, dat moest
worden overgegaan tot verzwaring der las
ten, viel veel arbeid te doen, waardoor het
niet mogelijk werd, de Begrooting binnen
den daarvoor bij de wet vastgestelden termijn
den Raad aan te bieden.
Deze omstandigheid maakt het tevens
wenschelijk, dat de behandeling van de
Begrooting zeer spoedig plaats vindtanders
valt te vreezen, dat de verschillende belas
tingverordeningen, indien zij worden aange
nomen, met 1 Januari niet de vereischte
goedkeuring zullen hebben verkregen.
Begrooting Gasfabriek.
Het zelfde lid, dat bovenvermelde opmer
king maakte, sprak zijn verwondering er
over uit, dat geen Begrooting voor de be
drijven is aangeboden waarop later, bij het
betrokken volgn., werd teruggekomen.
In herinnering wordt gebracht, dat in de
vergadering van 29 Juli j.l. zonder discussie
en hoofdelijke stemming een nieuwe bedrijfs-
verordeoing v/erd vastgesteld.
In de, het ontwerp dier verordening be
geleidende, missive werd opgemerkt, dat
is gebroken met het stelsel van de Begroo
ting, en werden de gronden ontvouwd, die
ons tot dat voorstel hadden geleid. Daarbij
werd 0, m. gezegd: »Daar dit college (het
college van Iftrgemeester en Wethouders)
verantwoording schuldig is aan den Raad,
zal dusdanige regeling van zelf met zich
brengen, dat de Raad meer dan tot heden
over belangrijke zaken worde geraadpleegd,
waardoor weer gelegenheid ontstaat, meer
invloed te oefenen op de richting, waarin
de bedrijven zich zullen ontwikkelen*.
Bij art. 25 werd voorts bepaald, dat op
de Begrooting een vast winstcijfer zal wor
den gebracht.
De op de aangeboden Begrooting voor
komende cijfers zijn dus vaste bedragen
(voor het afwijkende winstcijfer wordt ver
wezen naar de toelichting bij art. 30) die
moeilijk tot bespreking aanleiding kunnen
geven.
De gelegenheid voor het voeren van be
schouwingen over de bedrijven, vroeger bij
de bedrijfsbegrootingen, kan in het vervolg
wellicht beter worden gevonden bij de reke
ning ea de afzonderlijke voorstellen, die
den Raad zullen bereiken.
Jaarwedden Secretarie.
De vraag werd in beide afdeelingen ge
daan, of geen der ambtenaren van de voor
gestelde regeling schade zal ondervinden en
werd meer speciaal gewezen op de positie
van den ie klerk.
Zooals in de toelichting tot het voor
stel is opgemerkt, kan de onderscheiding in
ie en 2e klerk beter vervallen en plaats
maken voor éen klerkenrang.
De ie klerk ziet daardoor het maximum
zijner bezoldiging verlaagd tot f 900, maar,
zooals mede in het voorstel wordt gezegd,
zal de voorgestelde maatregel het.mogelijk
maken, de klerken spoediger tot adjunct
commies te bevorderen, aan welken rang een
hooger maximum-salaris is verbonden.
De bedoeling kan dus geen andere zijn,
dan den ie klerk, indien hij zijn aan dezen
rang verbonden maximum heeft bereikt, tot
adjunct-commies te bevorderen.
Pensioenen ambtenaren.
Met genoegen werd geconstateerd, dat de
voorgestelde regeling in het algemeen zeer
gelukkig gekozen werd geacht.
Gevraagd werd hoe het staat met de amb
tenaren, die niet in het Pensioenfonds zijn
opgenomen, in het bijzonder met den Com
missaris van politie.
Zooals in het voorstel is opgemerkt, be
hoeft bij deze Begrooting nog geen reke
ning te worden gehouden met de inkoop
premies.
Hoe het met de positie staat van de
ambtenaren naar wie werd geïnformeerd, is
ons op dit oogenblik nog onbekend.
Een wiskunstig onderzoek wordt ingesteld
naar de vraag, of de Gemeente gebruik zal
maken van de bij art. 68 der Pens'ocnwet
voor de Gemeente-ambtenaren 1913 toege
kende bevoegdheid om voor de ambtena
ren, die op 1 Mei j.l. in haar dienst waren,
het zoogenaamde omslagstelsel» te behou
den.
Te zijner tijd zullen den Raad omtrent
deze aan gelegenheid nadere voorstellen
worden aangeboden.
Inkomstenbelasting.
Het verheugde ons college, dat het aan
geboden ontwerp met sympathie is ontvan
gen. Wij sluiten ons gaarne aan bij dat lid,
dat van meening is, dat mogelijk wel hier of
daar een wijziging zou zijn aan te brengen,
maar nu maar eens moet worden afgewacht,
welke ondervinding in de practijk zal wor
den opgedaan.
Schoolgeld Gymnasium en Hoo-
gere Burgerschool.
In beide afdeelingen is opgemerkt, dat de
voorgestelde regeling in haar gevolgen voor
sommige belastingschuldigen zeer onbillijk
zal werken. Een drietal staten werden ons
aangeboden, waaruit die onbillijkheden dui
delijk zouden zijn te lezen. In overweging
werd daarna gegeven, de voordracht in te
irekken om later een meer billijke regeling
I voor te dragen. Algemeen zoo wordt
in het verslag van de 2e afdeeling gelezen
zijn de leden het met de gemaakte op-
-tfm-crz-qsx./.
merking eens en zijn voor een meer regel
matige opklimming.
De bewerker van de staten heeft het
geen moet worden betaald aan Inkomstenbe
lasting en schoolgeld samengevoegd en als
voorbeeld genomen een gezin, waaruit
kinderen de Hoogere Burgerschool en
kind het Gymnasium bezoeken, en een gèzin
waaruit twee kinderen het onderwijs aan de
Hoogtere Burgerschool en twee kinderen
dat aan het Gymnasium volgen.
De aldus vejrkregen uitkomsten, toegepast
op inkomens van f 2100, f 3100, f 4100,
f 5100 en f 7600, zouden aantoonen, dat bij
een klimming van het inkomen met f 100'
het sterkst sprekende geval van deze opklim-
mming 122 pCt. belasting moet worden be
taald. Gevolg daarvan is, dat iemand met
meer inkomen dan zijn buurman, minder te
verteren overhoudt.
De juistheid van de geïllustreerde [uitkom
sten wordt erkendmaar niettemin hebben
wij tegen den opzet van de rekening ernstig
bezwaar en meenen, dat dusdanige beoor
deeling van de aangeboden ontwerpen niet
van een juist beginsel uitgaat en in haar
gevolgen dan ook onhoudbaar is.
Door den geachten ontwerper zijn alle
grens-gevallen opgezocht en om de resul
taten dan sterk te laten spreken, is het
voorbeeld genomen van twee gezinnen, waar
uit respectievelijk drie en vier kinderen tege
lijk het onderwijs volgen.
Dit zal niet dikwijls het geval zijn al
erkennen wij natuurlijk de mogelijkheid.
Maar door een zóo groot aantal te nemen
een nog grooter aantal zou een nog ver
rassender uitkomst geven wordt een voor
beeld gesteld, dat met de realiteit weinig
rekening houdt en daarom reeds niet als
zoodanig kan dienen. Ook zal zoodanig ge
val zich bij de lagere inkomens wel nimmer
voordoen, eenvoudig hierom niet, omdat in
die gevallen de ouders een zoodanige
kostbare opvoeding niet kunnen betalen, zelfs
niet in het systeem, dat de spreker zich denkt.
Bovendien zal het geopperde bezwaar zich
bij elke regeling in meerdere of mindere
mate doen gevoelen, evenals dit wordt aan
getroffen in de Rijks-belastingen. En dit is
logisch. Bij elke klasse-indeeling wordt een
onbillijkheid in het leven geroepen.
Waarom moet iemand met een vermogen,
een waarde vertegenwoordigende van f 13 000,
belasting betalen (f 2.—) en iemand die
f 12 999 bezit niet Iemand, die een vermo
gen bezit van f 14 999, heeft f 4 te betalen,
iemand die f15000 rijk is, betaalt f6.25.
Voor f 1 bezit meer, wordt dus f 2.25
meer belasting geheven, of 225 pCt. van de
toereming.
Nu wordt gaarne toegegeven, dat de waarde
"an het verschil, door den ontwerper aan
gewezen, van meer belang isdit neemt
echter niet weg, dat door dit enkele voor
beeld wordt aangetoond, dat het feit op zich
zelf niet is te ontkomen, al is het denkbaar,
dat de gevolgen tot kleiner afmetingen wor
den teruggebracht.
Ernstig bezwaar moeten wij voorts maken
tegen de samenvoeging van de beide belas
tingen. Trouwens, wü begrijpen niet, waarom
deze noodig is voor de beoordeeling van de
rechtmatigheid van de voorgestelde school
geldheffing.
Tegen de schaal van de progressieve
Inkomstenbelasting is geen bezwaar gemaakt
de te heffen belasting heeft geen invloed
op hetgeen de samensteller heeft willen aan
toonen de onbillijkheid van de schoolgeld
heffing. Zonder de Inkomstenbelasting daarbij
te betrekken, kan met evenveel succes het
zelfde resultaat worden verkregen; Alleen
kan dan niet, wat in staat C is gedaan, in
percenten worden uitgedrukt de totale belas
ting, die is verschuldigd. En daartegen juist
is ons bezwaar gerichtde Inkomstenbelasting
en de heffing van schoolgeld voor het Mid
delbaar en het Hooger onderwijs kunnen niet
op den zelfden stam worden geënt.
En wel hierom niet: beide heffingen be
rusten niet op een zelfde beginselde eerste
wordt geheven onafhankelijk van het genot,
dat wordt verkregende tweede is een
bijdrage, die wordt gevraagd in de kosten
van een dienst, die de Gemeente bewijst en
die alleen wordt geheven van hen, die er
van profiteeren.
Dat dus het heffings-percentage in het eene
geval veel lager is dan in het andere, spreekt
wel van zelf, en daarom alreeds is samen
voeging uit den booze. Maar aldus kan
worden gevraagd waarom bij het school
geld zulke groote klassen, waarom niet de
schaal van de Inkomstenbelasting gevolgd?
De tegenstellingen zullen dan wel minder
scherp zijn.
Hierop zij geantwoord, dat in de Inkom
stenbelasting door nagenoeg allen- wordt
bijgedragenzoowel door de kleine inkomens,
als door de grootere en de grootste. De schaal
kan daarom geleidelijk toenemen en in na
genoeg alle klassen worden betalers gevonden
Bij het schoolgeld voor het Middelbaar
en het Hooger onderwijs is dit gansch
andersde beide grenzen, die van het mini
mum en het maximum, zijn als het ware van
te voren aangewezen, daargelaten de nood
zakelijkheid om rekening te houden met de
vermoedelijke opbrengst; waarover nader.
Het Middelbaar en het Hooger onderwijs
is niet bestemd om door de kinderen uit alle
klassen van de maatschappij te worden ge
volgd daarvoor is het veel te kostbaar.
Daardoor wordt als het ware van zelf de
minimum-grens aangegeven.
De maximum-grens wordt door de wet
bepaald, omdat slechts een bijdrage» mag
worden geheven.
Een en ander moet invloed uitoefenen op
de inrichting van de heffing.
Bovendien heeft bij het ontwerpen der
regeling niet voorgezeten het ontvangen van
een hooger bedrag aan schoolgeld, maar,
door het heffen eener progressieve regeling,
de lagere inkomsten te ontlasten, de toe
gang tot deze inrichtingen voor de bezitters
van lagere inkomens dus te vergemakke
lijken. Een en ander verklaart dus op welke
wijze ons college is gekomen aan de gren
zen, in de verordening neergelegd.
In de afdeelingen nu is gevraagd een meer
billijke regeling.
Wij hebben de uitkomsten nagegaan van
een regeling voor de Hoogere Burgerschool,
aanvangende met i 40 bij een inkomen van
f2000 en met f4 stijgende voor elke toe
neming van f 200 voor het Gymnasium met
f 50 en eveneens met f 4 opklimmende
eerst voor een toeneming van f 200 en bij
de hoogere inkomens van f 500.
De uitkomsten toonden aan, dat deze
oogenschijnlijk veel billijker regeling een
niet onbelangrijk hoogere opbrengst zal
geven, waardoor zij practisch niet bruikbaar
is, maar bovendien de inkomens van f 3000
tot f 5000 veel te zwaar zal belasten.