Dinsdag 17 Februari 1914. No. 8378. 63e Jaargang. Stadsnieuws. Ditgave van de Naamlooze Vennootschap „De Amersioortsche Courant, voorheen Firma A. van Cleeff" HOOFD-REDACTEUR F. J. FRZDSRIEa AMERSFOORT. Verschijnt Dinsdag-, Donderdag- en Zaterdagavond. Abonnement per 3 maanden ft. franco per post f 1.15. Advertentien 1—6 regels 60 cent; elke regel meer 10 cent. Bijregel- abonnement reductie, waarvan tarief op aanvraag kosteloos. Legale, officieBle- en onteigenings- advertentiën per regel 15 cent Reclames 1—5 regels /1.25. Bewijsnummers naar buiten worden in rekening gebracht en kosten evenals afzonderlijke nummers 10 cent. Bij advertentiën van buiten de stad worden de incasseerkosten in rekening gebracht. Postbus 9. BUREAU: KORTSGB^CST 9. Telefoon 19. KENNISGEVING. Burgemeester en Wethouders van Amersfoort, Gelet op de artikelen 15 en 18 van het Kies reglement voor de Kamers van Arbeid, brengen ter algemeene kennis, dat op heden zijn vastgesteld de lijsten, aanwijzende de patroons en de werklieden, die tot het kiezen van leden van Kamers van Arbeid bevoegd zijn, dat de vastgestelde lijsten voor een ieder ter inzage liggen ter Gemeente-secretarie, Kamer no. 4, op werkdagen van des voormiddagB negen tot des namiddags drie uur en dat afschriften der vastgestelde lijsten tegen betaling der kosten verkrijgbaar zijn, dat binnen 14 dagen na heden bij Gedepu teerde Staten dezer Provincie bezwaren tegen de lijsten kunnen worden ingebracht, dat die bezwaren moeten ziin ontleend aun het feit, dat de namen van den verzoeker of van een ander in strijd met de bepalingen der Wet op de Kamers van Arbeid of van het Kiesregle ment voor die Kamers daarop voorkomen, niet voorkomen of niet behoorlijk voorkomen. Amersfoort, 1G Februari 1914. Burgemeester en Wethouders voornoemd, De Burgemeester, Van KANDWIJCK. De Secretaris, A. R. VEENSTRA. G. DOORMAN, t Een edel mensch, een hoogstaand Staats- burger, een in zijn tijd uitmuntend zeeofficier is van ons heengegaan. De heer G. Doorman, geboren den 16 Maart 1838, trad, na zijn studiën te hebben volbracht aan de Konink lijke Militaire Akademie te Breda, den 1 September 1856 als adelborst der ie klasse in 's Rijks zeedienst. Al spoedig trokken zijn bekwaamheden de aandacht zijner superieuren en heeft hij als jong officier geruimen tijd deelgenomen aan de hydrografische opname van den Oost Indischen Archipel. Het ligt niet in de bedoeling, een volledige opgave te doen van den langen staat van dienst van dezen ontslapen vlagofficier alleen zij vermeld, dat hij in de hoofdofficiers- rangen eerst belast is geweest met de op leiding der zeemilitie en daarna, als Com mandant van het Koninklijk Instituut voor de Marine, met de opleiding der toekomstige zeeofficierenvoorwaar beide zeer gewichtige betrekkingen, welke maar niet aan den eer sten den besten worden toevertrouwd. Den 1 Mei 1892 werd Doorman bevorderd tot schout-bij-nacht en in dien rang heeft hij het bevel gevoerd in de maritieme directie te Hellevoetsluis, waar hij zich zóo geacht en bemind wist te maken, dat hij, toen hij op 1 Augustus 1894 den zeedienst verliet, een prachtig aandenken, bestaande in een groote tegelschilderij, van zijn ondergeschikte officieren ontving. Ik heb het voorrecht gehad, als leeraar onder den heer Doorman aan het Koninklijk Instituut voor de Marine werkzaam te zijn geweest. Op mij maakte deze brave zee officier altijd den verheffenden indruk, dat hij bij zich omdroeg de edelste begrippen aangaande hetgeen den matrozenstand toe kwam. Hij behoorde wel tot die uitnemende scheepsbevelhebbers, die veel gevoelden voor de wenschen en nooden hunner minde ren, Vóór alles militair, bleef hij toch de verpersoonlijking van den militairen mensch. Met recht was Doorman een goed voorbeeld voor anderen. P. S. R. WOLTERBEEK, Gepens. kapitein-ter-zee. Amersfoort, 16 Februari 1914. Het Bioscoopgevaar. (INGEZONDEN.) Het is niet voor de eerste maal, dat in publieken geschrifte een woord wordt ge zegd over het groote gevaar, dat gelegen is in de zich steeds vermeerderende gelegen heden, waarin bioscopische of cinemato grafische voorstellingen worden gegeven. Onder hen, die zich met ernst van de be- teckenis en den invloed dezer nieuwe volks vermaken* hebben rekenschap gegeven, is de meening vrijwel eensluidend, dat de bios copen een deels zeer verderflijken invloed oefenen, door aan onzedelijke toestanden, aan misdadige handelingen zekere roman tische bekoring te verleenen, geheel op de zelfde wijze, doch met zoo mogelijk nog grover middelen, als in de onzen boekhan del overstroomende detective-romans wordt gevolgd. Kan men nog aannemen, dat de grove en smakelooze overdrijving, die dergelijke lec tuur, gelijk ook de bioscoop-voorstellingen in het algemeen, kenmerkt, voor ontwikkelde volwassenen een tegenwicht is tegen de ver- derflijke tendenzen ervan, zulks is zeker niet het geval ten opzichte van de groote schare min-ontwikkelden, die het oordeel des onder scheids missen, en bij wie het vermogen om te schiften en te critiseeren niet, of zoo goed als niet, ontwikkeld is. En zeker is dat niet zoo bij de kinderen en jongelieden, die helaas steeds meer gaan behooren tot de vaste klantjes van het bioscoop-theater. Voor hen zijn de tooneelen, die daar aan hun oog voorbijtrekken, slechts illustraties hunner reeds al te levendige verbeelding voor hen zijn de bioscoop films de spiegels eener werkelijkheid, eener wereld waar in zij begeerig zijn te blikken, omdat die hen voert uit de sfeer van het alledaagsche, ter wijl zij het inzicht missen om te beseffen, dat zij hen niet daarboven verheft, maar hen neerhaalt in de walmen van misdaad en ontucht, en dit soms onder zeer idealistischen schijn. Er zijn voorbeelden te over, die den el- lendigen, deprimeerenden invloed van zulke vertooningen illustreeren menige jonge man is naar de gerechtszaal gevoerd als gevolg van door bioscoop-vertooningen gewekte ver langens naar een wereld van avontuur en genot, en daarnaast eveneens door den steeds aanwakkerenden lust om zich, eerlijk of on eerlijk, het geld voor 't genieten dier ver tooningen te verschaffen. Dat het gevaar allerminst denkbeeldig is, behoeft dan ook o. i. niet te worden aange toond. Toch zou het, naar ondergeteekenden mee- nen, van verkeerd beleid getuigen, nu vlak weg tegan alle bioscoop-vertooning partij te kiezen. Het zou ten eerste niet baten het zou, ten tweede met het slechte ook het goede var. de bioscoop verwerpen. Want de ontwikkeling van de filmvertoo- ningen heeft ongetwijfeld ook haar goede zijde. Duizenden, wier omstandigheden niet toelaten, vreemde landen en vreemde steden te gaan zien en te bestudeeren, zijn door de bioscoop als het ware die vreemde landen binnengevoerd; zij hebben eeniginzichtk"*i- r.en krijgen van het leven van andere vol ken, van de samenstelling en de vervaardi ging van vele artikelen, die zij in naam en in gebruik wèl, in oorsprong en bewerking niet kenden. Vergete men bovendien niet, dat ook de geest, zelfs van meer ontwikkel den, nu ^n dan de opfrissching van een har telijk lachen dooi onschuldige scherts be hoeft, of, zoo al niet behoeft, er toch aller minst door geschaad wordt. Ook in dit opzicht het moet erkend hebben de filmver- tooningen »in een behoefte voorzien*. Deze erkennirig van de goede zijde van bioscoop-vertooningen, heeft dan ook reeds geleid tot pogingen, om, locaal, aan het pu bliek voorstellingen te verzekeren, waaraan de bovengeschetste nadeelen niet verbonden zijn. Deze pogingen waren echter beperkt, meestal plaatselijk beperkt, en hebben een nog te jonge geschiedenis om te kunnen beoordeelen of zij zijn geslaagd. In elk geval stonden die pogingen geheel op zicuzelf, en is er var. de kans om het welslagen door aamenwerking in een alge meen verband te bevorderen, geen gebruik gemaakt. Bovendien, mogen zij in enkele groote steden iets beteekend hebben, het platteland ligt voor den arbeid in deze richting nog geheel braak. En toch is juist daar de be hoefte aan goede ontspanning zoo buitenge meen veel grooter dan in de steden, waar muziek, lectuur, en gelegenheid tot gezellig samenzijn onder veler bereik liggen, waar het vereenigingsleven meer ontwikkeld en het aantal vrienden en kennissen zooveel grooter is. Het kwam ondergeteekenden daarom voor, dat er om twee redenen behoefte bestaat aan de vorming van een lichaam, dat aan dit volksbelang aandacht schenkt. Aan een Bond, Vereeniging of Bureau, dat ie de verspreide pogingen tot bevorde ring van goede bioscoop-voorstellingen ver- eenigt, overweegt wat daarin door samen werking uit te breiden of te verbeteren zij en 2e vooral aan de bevolking van kleine steden en van de dorpen de bioscoop laat zien van haar goede zijde als een uitne mend, en mits goed geleid ook on schadelijk volksvermaak, uitspanning biedend na volbrachten arbeid, illustreerend met het levende beeld, hetgeen op school, of daarna in vereenigingen van jongelieden of jonge- meisjes is geleerd. Zulk een centraal lichaam zou met ver schillende coporaties in contact kunnen treden, o.a. (en wel in het bijzonder) met de school, zonder onderscheid van richting en van on derwijs; eerst bij de keuze van films zal op dit laatste knnnen en moeten worden gelet. Mogelijk zijn de eischen, die de bijzondere school ten aanzien van bioscoopvertooningen stelt, andere dan die der openbare school mogelijk ook wordt in de behoefte dier laat ste reeds op andere wijze voorzien1) on dergeteekenden meenden, dat zij met de onderscheidende wenschen rekening moeten houden. Voorts hehben ondergeteekenden gedacht aan verband met vereenigingen voor volks ontwikkeling, arbeiders-vereenigingen, jon gelingsverbonden en dergelijke, van wier belangstelling zij voor het welslagen van straks te ontwerpen plannen veel verwichten. De ervaringen, tot nog toe opgedaan met pogingen tot keering van het gevaar, door controle e.d. is niet bemoedigend geweest. Van de 37 bioscoop-theaters te Amsterdam, weigerden 34 mede te werken tot vrijwil lige beteugeling van het bioscoop-kwaad voor kinderen2). Te 's-Gravenhage werkte vrijwillige controle op éen bioscoop iets goeds, maar in de practijk bleek het moei lijk, de belangstelling voortdurend gaande te houden bij gebrek aan pakkende en tege lijkertijd onschuldige films. Deze ervaring heeft ons bevestigd in de meening, reeds in om, eerste samenkomst uitgesproken, dat het zal moeten komen tot ten eigen filmfabricage, zoo mogelijk in samenwerking met andere op di* gebied werkzame personen of vereenigingen, waar bij men zich het or terpen en aanmaken van historische, natuurkundige, ethnologi- sche, reis-, zending-, en industrieele films ten doel zou moeten stellen. Deze films zouden door een op te richten Bureau kunnen wor den geëxploiteerdhetzij met, hetzij zonder toelichtingen worden verhuurd, subsidiair verkocht, hetzij vertoond in eigen gelegeu- heid (wagen, schip, gehuurde lokaliteiten). Geen enkel middel van dien aard behoeft ondeugdelijk te worden geacht om het bo ven omschreven doelde bevordering van werkelijk goede bioscoopvoorstellingen, te verwezenlijken. Wij beoogen natuurlijk met de ontwikke ling dezer denkbeelden geenszins de voor bereiding eener winstgevende onderneming; onze eenige bedoeling is, hen die zulke goede voorstellingen wenschen, los te maken van de bemoeiing van dikwijls welmeenende, maar ter zake van de volksopvoeding meestal uiterst ondeskundige ondernemers van pu blieke vermakelijkheden. I Toch staat bij ons vast, dat een eventueele onderneming op comraercieele basis moet worden gevestigd, en evenzeer, dat zulk een onderneming levensvatbaarheid heeft. Hoe zulk een onderneming verder moet zijn samengesteld, maakte in onze eerste bijeenkomst alleen een onderwerp van vluchtige bespreking uit. Wat ons allereerst te doen staat, is nujreeds van zooveel zijden het kwaad is aangewezen contact te zoeken met hen die mèt ons van meening zijn, dat er iets moet worden gedaan, met hen alzoo, die reeds in deze richting werk zaam zijn, of die een dergelijk pogen zouden willen steunen. Wij noodigen hen uit, daarvan blijken te geven, door zich met een der ondergetee kenden in verbinding te stellen, zoo mogelijk met volledige mededeeling van hetgeen in den boven aangegeven zin reeds is gedaan, of van plannen die in voorbereiding mochten zijn, terwijl wij ons voor wenschen en voor stellen bijzonder aanbevolen houden. K. BRANTS, Districts-schoolopziener, Goes. H. GORDEAU, Directeur van »Kinderzorg«, Amersfoort. J. W. GUNNING, Secr. v. d. Zendings-studieraad, Utrecht. W. H. VERHOEFF, Lid v. h. Hoofdbestuur Ned. Midd. Zend. Vereeniging, Utrecht. Mr. J. J. de WAAL MALEFIJT, Utrecht. G. G. van AS, Lid der Hoofdredactie van »De Nederlander*, Den Haag. 1) Sommige Gemeenten (Rotterdam bijv.) namen reeds plannen voor een School-bios- coop ter hand. 2) Men leze: »Het Amsterdamsche school kind en de bioscoop*, door Simon B. Stok vis, bladz. 66. Aan het plaatselijk telefoonnet zijn aan gesloten met no. 324 officiers-cantine Rijschool, Heili- genbergerweg no. 326 B. Kramer's boekhandel, Lange- straat 65. De jongedames A. Goemers, J. Jepkes, A. Kloosterman en D. Jonker verwierven de akte Nuttige handwerken. De »Utr. Crt.« berichtte gisteravond, dat het 16e regiment infanterie tegen 1 April 1915 van hier zou worden verlegd naar een bij het militair vliegkamp te Soesterberg te bouwen kazernement. Ter plaatse waar men zulks kan weten, wordt dit bericht op de meest steil je wijze tegengesproken. Paardenarts B. Eggink, van de Rij- en hoefsmidschool, is op zijn verzoek gedurende éen jaar op non-activiteit gesteld, buiten be zwaar van 's Lands schatkist. De reserve-wachtmeesters jhr. D. F. L. Teixeira de Mattos en R. H. baron Schim- melpenninck van der Oye, "an het ie regi ment huzaren, zijn bevorderd tot kornet bij het korps. Telkens wanneer we lezen over het ver gaan van visscherspinken, wanneer we het hooren stormen en dar denken aan welke gevaren zij blootstaan, die zich op onze kusten bevinden, dan komt ons Heijermans' aangrijpend tooneelstuk >De hoop van zegen* voor den geest. Dan zien we weer, als in het tweede be drijf, al die visschersmoeders, visschersvrou- wen en visschersbruiden bijeen zitten, een tafereel, het penseel van een Israels waardig, en we hooren hen weer vertellen van het gevaarvolle leven op zee, van de nooden en de ontberingen, die het visschersbedrijf mee-

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsche Courant | 1914 | | pagina 1