Zaterdag It
April 1914.
No. 8401.
63e Jaargang.
BIJBLAD.
AMERSFOOHTSCHE COURANT.
Uitgave van de Naamlooze Vennootschap „De Amersfoortsehe Courant, voorheen Firma A. H. van Cleeff".
HOOFD-REDACTEUR
F. J. 7REDERZKS.
AMERSFOORT.
.Verschijnt Dinsdag-, Donderdag- en Zaterdagavor
franco per post ƒ1.15. Ad verten tien 1—6 regels 60
ivond. Abonnement per 3 maanden f 1.
60 cent; elke regel meer 10 cent. Bijregel-
abonnement reductie, waarvan tarief op aanvraag kosteloos. Legale, officieële- en ontelgenings-
advertentiën per regel 15 cent Reclames 13 regels ƒ1.25. Bewijsnummers naar buiten
worden in rekening gebracht en kosten evenals afzonderlijke nummers 10 cent.
Bij advertentiën van buiten de stad worden de lncasseerkosten in rekening gebracht
BUREAU:
KORTEGXLACHT 9.
Postbus 9.
Telefoon 19.
Bij dit nummer behoort een
KENNISGEVINGEN.
Burgemeester en Wethouders van Amersfoort
maken bekend, dat het Bureau yan den Bur
gerlijken Stand gedurende den
TWEEDEN PAASCHDAG
voor het publiek geopend zal zijn des voormid-
dags van half negen tot negen uur, uitsluitend
tot het doen van aangiften van geboorte of
overlijden.
De hiervoor noodige aanvrage moet geschie
den aan het Gemeentehuis, mondeling of schrif
telijk, uiterlijk tuBschen acht uur en kwartover
acht des voormiddags van dien dag.
Amersfoort, 11 April 1914.
Burgemeester en Wethouders
voornoemd,
De Burgemeester,
VAN RANDWIJUK.
De Secretaris,
A. R. VEENSTRA.
Beschrijving voor de belasting op bedrijfs-
en andere inkomsten.
Burgemeester en Wethouders der Gemeente
Amersfoort,
Gezien het besluit van den heer Commissaris
der Koningin in de Provincie Utrecht van den
31 Maart 1914 no. 61/48 (Provinciaalblad
no. 41) houdende bepaling van den tijd en de
wijze der beschrijving voor de belasting op
Bedrijfs- en andere inkomsten voor het dienst
jaar 1914/1915,
brengen bij deze ter kennis van de ingezetenen,
dat de uitreiking der beschrijvingsbiljetten een
aanvang zal nemen op Vrijdag, den 1 Mei eerst
komende en de weder-inzameling na twintig
dagen, gerekend van den dag der [uitreiking,
wordende de belastingplichtigen opmerkzaam
gemaakt op de bepalingen van art. 12, 2, 2e
lid, le, d, en 3, art. 14, 1, 2, 3 en 4, art.
15, 1 en 2 art. 16, art. 34, le lid, art. 45,
en art. 47, 5, 6 en 7 der Wet van 2 October
1893 (Staatsblad no. 149) luidende:
Artikel 12. 2, 2e lid le d
Biljet B wordt uitgereikt
Aan alle in het Ryk wonenden aan wie
biljet A wordt uitgereikt, voor zooverre zij den
Ontvanger der directe belastingen uiterlijk op
15 Mei hunnen wensch om een biljet B te ont
vangen, schriftelijk hebben kenbaar gemaakt.
3. Ieder, aan wien een beschrijvingsbiljet is
uitgereikt, hetzij voor hem persoonlijk of als
belastingplichtig voor anderen, is gehouden de
daarin gestelde vragen duidelijk, stellig en zonder
voorbehoud naar waarheid te beantwoorden en
het met syne naamteekening te bekrachtigen.
Hij, aan wien een biljet is gezonden, en die
over het loopend belastingjaar in eeno andere
Gemeente van het Rijk iB aangeslagen of di'ur
reeds aangifte heeft gedaan, vermeldt dit op het
biljet, met opgaaf van den naam dier Gemeente,
onverminderd zijne verplichting tot aaDgifte in
bet geval, bedoeld bij art. 14, §4.
De aangifte voor hier te lande gevestigde
Naamlooze vennootschappen, commanditaire
vennootschappen op aandeelen, coöperatieve of
andere vereenigingen, onderlinge verzekering-
maalecbuppijen, sociëteiten en stichtingen, ge
schiedt door de hier te lande gevestigde be
stuurders of beheerende vennooten; die van
spoorwegondernemingen, bedoeld bij art. 1 f, door
haren vertegenwoordiger big de Nederlandsche
Regeering.
Art. 14. 1. Allen die op 1 Mei uit eigen
hoofde of als gemachtigde vertegenwoordiger of
tusschenpersoon belastingplichtig zijn, zijn gehou
den uiterlijk binnen twee maanden na den dag,
door den Commissaris der Koningin in de
Provincie voor het begin van de uitreiking der
beschrijvingsbiljetten bepaald, hunne aangifte in
den voorgeschreven vorm op biljet A in te
dienen, bijaldien zy dit biljet A niet hebben
ontvangen of het niet is teruggehaald.
Dit voorschrift is niet van toepassing op hen
die een Nederlandsch Staatsambt uitoefenen
buiten het Rijk, op de spoorwegondernemingen
bedoeld bij art. 1 f, op dezulken die alleen
belastingplichtig zijn naar uitkeeringen en uit-
deelingen noch op hen voor wie ingevolge art.
7 3, 4 en 5 de belasting verschuldigd is in
den persoon van een ander.
De indiening geschiedt ten kantore van den
ontvanger der directe belastingen, ter plaatse
waar zij ingevolge art. 17 moeten worden aan
geslagen of, indien aldaar geen zoodanig ont
vanger gevestigd ie, by het Bestuur der Ge-
meer.'"
Het Gemeentebestuur zendt de aangiften onver
wijld aan den ODtvanger der directe belastingen
tot wims kantoor de Gemeente behoort.
2. De hiervoren bedoelde termijn kan door
den hoofdambtennr der directe belastingen be
doeld bij art. 19 worden verleDgd.
3. Belastingplichtigen, wier winetaangifte
afhangt van de nog vast te stellen balans der
onderneming kunnen voorloopig volstaan met
de beantwoording van het beschrijvingsbiljet A,
en biljet B, indien hun dit is uitgereikt, voor
memorie inruilen. In dit geval zal echter die
aangifte moeten volgen binnen acht nagen na
den termijn voor die vaststelling bepaald, waar
toe hun desverlangd de vereischte formulieren
kosteloos worden verstrekt.
4. Bij aanvang van belastingplichtigheid
in den loop van het belastingjaar doet hij, die
uit eigen hoofde of voor anderen belastingplich
tig is, binnen vier weken, daarvan onder ver
melding van zijn adres en den grond zijner
belastingplicbtigheid. schriftelijk aangifte ten
kantore van den ontvanger der directe belas
tingen in de Gemeente, waar hij ingevolge
art. 17 zal worden aangeslagen, of indien aldaar
geen zoodanig ontvanger gevestigd is. bij het
Bestuur der Gemeente.
Het Bestuur der Gemeente zeudt in het laatste
gevul die aangilte onverwijld aan den ontvan
ger der directe belastingen, tot Wiens kantoor
de Gemeente behoort.
Daarop worden hem aangeteekend per post
het biljet of de biljetten toegezonden, die bij
ingevolge artikel 12 2 zou ontvangen hebben,
bijaldien zijn belastingplicht reeds op 1 Mei had
bestaan. Behoort by tol de belastingplichtigen
bedoeld bij artikel la of tot de gemachtigden
van belastingplichtigen bedoeld bij art. lh, aan
wie het biljet B niet wordt uitgereikt, doch
wenscht hij dit biljet niettemin te ontvangen,
200 maakt hij dezen wensch schriftelijk kenbaar
aan den ontvanger of het Gemeentebestuur, ver
meld in het eerste lid dezer parugraaf, te gelijk
met zijne daarbedoelde aangifte.
Hij bezorgt het biljet of de biljetten, desge-
vorderd tegen ontvangbewijs, binnen drie weken
na den dag der toezending ter plaatse waar hij
de aangifte, vermeld in het eerBte lid, heeft
gedaan.
Het Gemeentebestuur, dat het biljet of de
biljetten ontving, zendt deze onverwijld aan den
ontvanger.
Voorts is artikel 12 3 eerste en 4 laatsts
lid hier van toepassing.
De in deze paragraaf genoemde termijnen
kunnen door den hoofdambtenaar der directe
belastingen, bedoeld bij art. 19, verlengd worden.
Art. 15. 1. Bij verandering van de bijzon
derheden in biljet A vermeld, binnen twee
maanden nadat het biljet is ingeleverd, wordt
daarvan binnen veertien dagen door den aan
gever schriftelijk kennis gegeven aan den ont
vanger der directe belastingen in de Gemeente
waar de aanslag zal geschieden, of zoo daar geen
zoodanig ontvanger gevestigd is, bij het Bestuur
der Gemeente.
Het Gemeentebestuur zendt deze kennisgeving
onverwijld aan den ontvanger der directe be
lastingen, tot wiens kantoor de Gemeente be
hoort.
2. Ieder die optreedt als bestuurder of be-
heerend vennoot van eene hier te lande geves
tigde vennootschap, onderlinge verzekeringmaat
schappij, coöperatieve vereeniging of van eene
vereeniging of stichting die een bedrijf of be
roep uitoefent, of als boekhouder eener hier te
lande gevestigde reederij, is gehouden daarvan
schriftelijk binnen éen maand kennis te geven
bij het Bestuur der Gemeente waar hij woont.
Het Gemeentebestuur handelt met deze ken
nisgeving op de wijze, voorfeschreven in dc
laatste zinsnede der vorige paragraaf.
Art. 16. Hier te lande wonende beheerende
vennooten van Nederlandsche vennootschappen
en maatschappijen, als bedoeld in art 6 2
en van de art. lb bedoelde commanditaire
vennootschappen op aandeelen, bestuurders van
bier te lande gevestigde Naamlooze vennoot
schappen, coöperatieve en andere vereenigingen
en onderlinge verzekeringmaatecbappijen, als
ook boekhouders van hier te lande gevestigde
reederijen, mogen niet tot het doen van uit-
deelingen of uitkeeringen, waarover volgens art.
5, 1 en 2 en art. 6, 2 belasting verschul
digd is, overgaan, alvorens daarvan aangifte
gedaan en de over vroegere uitdeelingen of uit
keeringen verschuldigde belasting betaald te
hebben.
By Ijquidatie mogen de hier bedoelde uitdee
lingen of uitkeeringen niet geschieden, alvorens
de daarover verschuldigde belasting is voldaan.
Art. 34. Handelsreizigers, kramers en alle
verdere personen, die hun bedryf of ber 'p
rondtrekkende uitoefenen, voor zoover zij behoo-
ron tot de bedoelden bij art. ld, h en k, zijn
gehouden, onverminderd hunne verplichtingen,
omschreven bij artt. 12 en 14, zich ter plaatse
binnen het Rijk, waar zij zich na het begin van
het belastingjaar het eerst bevinden, by het Ge
meentebestuur schriftelijk aan te melden, met
opgaaf van hun naam, hunne woonplaats en
hun bedrijf of beroep. Ten blijke, dat zij hieraan
voldaan hebben, ontvangen zij kosteloos een
door of van wege het hoofd van dat Beatuur
ondeiteekend bewijs, dat zij gehouden zijn mede
te onderteekenen en op aanvraag aan ambtenaren
der directe belastingen te vertoonen.
Art. 45. Bestuurders van de bij art. lb en c
bedoelde Naamlooze vennootschappen, coöpera
tieve vereenigingen, andere Tereenigingen en
slichtingen, die een bedrijf of beroep uitoefenen,
onderlinge verzekeringmaatBchappijen en socië
teiten, als ook beheerende vennooten van hier
te lande gevestigde commanditaire vennootschap
pen op aandeelen en boekhouders van hier te
lande gevestigde reederijen, zijn gehouden binnen
veertien dagen na de vaststelling van balans of
rekening een zoodanig uittreksel als noodig is
tot toelichting der wiDSt, uitkeeringen of uitdee
lingen te doen toekomen aan den Voorzitter der
Commissie van aanslag, bedoeld bij art. 19§lb
of 2, die den aanslag moet regelen.
Art. 47. 5. Hij, dia daartoe gehouden na
laat de verplichtingen na te komen, bedoold bij
art. 15 1 eerste lid, en art. 15 f 2 eerste lid,
wordt gestraft met eene geldboete van ten hoogste
f25.Gelijke straf wordt opgelegd in geval
van overtreding van-art. 45.
6. Overtreding van art. 16 wordt geBtraft
met een geldboete van ten hoogste f400.—.
7. Personen, die van een bewijs voorzien
moeten zijn als bedoeld in art. 34 en die in
gebreke blijven dit bewijs op aanvrage aan be
voegde ambtenaren te vertoonen, worden gestraft
met een geldboete van ten hoogste f25.
Geven zij, ter bekoming van dit bewijs, aan
bet bevoegd gezag een valschen naam, woon
plaats, bedrijf of beroep op, of maken zij ge
bruik van het aan een ander afgegeven bewijs,
dan worden zij gestraft met eene geldboete van
ten hoogste f150.
Amersfoort, S April 1914.
Burgemeester en Wethouders
voornoemd,
De Burgemeester,
VAN RANDWIJCK.
De Secretarie,
A. R. VKENSTRA.
PASCHEN.
Moge de voorspelling uitkomen en de
natuur ons mooie, zonnige Paaschdagen
schenken.
Dan immers zal er harmonie wezen tus-
schen de natuur en de stemming van het
hart. Want Paschen is een feest van vreugde
en de gedachte, dat wij allen thans weer
denken aan de zegepraal van het goede
over het booze; is bemoedigend en blijdschap-
wekkend.
Dat eerste groen, die eerstq lenteknoppen,
die eerste bloempjes, die hooger stijgende en
meer warmte gevende zon, o, het noopt na
den donkeren winter, als de aarde zoo dor
is en de boomen zoo kaal zijn, tot een juich
toon, tot een lied van vreugde. De zinrijke
mythen, onder welke de Germaansche volken
aan du ..rdjks wederkeerend verschijnsel
een 1, de verbeelding sprekenden vorm
hebben gegeven, blijven nog altijd aantrek
kelijk.
De oorsprong van het Paaschfeest verliest
zich in den nacht der tijden. Tal van over
leveringen en gebruiken melden ons, dat
reeds eeuwen geleden onze voorouders in
deze gewesten omstreeks dezen tijd des jaars
hoogtij vierden. Dan was er blijdschap in
hen om hetgeen er daarbuiten geschiedde:
de herleving der natuur. Nog leeft die blijd
schap voort in de feestvreugde der kinde
ren, die lachend zich scharen om den schotel
met de bontgekleurde eieren, die op sommi
ge plaatsen nog spelen hun vroolijk spel op
de Paaschweide of elders, die zich verheu
gen om hun groote Paaschvuren alles
uiting van blijde opgewektheid, dankbare
vreugde.
Ook feesten hebben hun geschiedenis. De
menschenjgeestelijk zich ontwikkelend, het le
ven dieper opvattend, hebben de oude feest
dagen behoudenmaar zij hoezeer de na
tuur in haar eerste schoonheidsopenbaring
bewonderend verwerkten den aanblik van
die natuur tot symbolen van hooger levens
opvatting. Dat sterven en herleven, dat jon
ge groen, die wisseling der seizoenen, heel
die bonte, die rijke, levende wereld, werd
voor den diep denkenden en fijngevoelenden
mensch beeldspraak, in hem verlevendigend
heerlijke waarheden van eigen ernstig ziele-
leven.
Om die waarheden, door de voorjaarver
schijnselen opnieuw gewekt, leerde hij zich
verblijden.
Kwam niet menige bladzijde uit de rijke
historie der menschheid dat versterken Daar
vond hij geschreven van edele geesten, wier
lust het was, hun reinste levensopvattingen
den volke bekend te maken en die waren
heengegaan van deze aarde zonder de vrucht
te zien van den arbeid, zoo moedig, zoo
blijde door hen ondernomen. Het was wel
somber in hun ziel bij zooveel miskenning,
zooveel teleurstelling, zooveel bijtenden spot.
Na hun heengaan scheen wel in den aan
vang hun werk geheel ijdelmaar straks kwam
een jonger geslacht vol geestdrift getuigen
van hetgeen de doode had gezegd.
Vooal die éene bladzijde, waarop thans
weer duizenden staren, vertelt daarvan zoo
duidelijk, aangrijpend. De stichter van het
Christendom doet in zich aanschouwen eep
hoog peil van godstjienstig-zedelijk leven.
Als men aan Hem denkt, stelt men zich voor
oogen het beeld van innige vroomheid, van
edel mensch-zijn. Voor Dezen, met zoo groote
liefde zich tot allen wendend, had de we
reld een kroon van doornen, straks den
dood der schande.
Maar dat feit was niet het einde van Zijn
werk.
De Paaschmorgen kwam en in heel
de wereld klonk een jubeltoon!
Het Paaschfeest komt tot ons met een
blijdschap van hoogere orde het brengt
door zijn vriendelijke boodschap een licht
straal in het harte.
En dat is noodig. Want vertrouwend in
de macht van het goede, is de menschheid
dikwijls niet. De Paaschopgewektheid gaat
zoo vaak schuil.
Wat heeft de afgeloopen winter ons dik
wijls doen huiverenhoe hebben de storm
achtige en mistige dagen dikwijls ontstem
mend op ons gewerkt! Zoo is het ook, als
wij worden aangeraakt door de ijzige koude,
die in het maatschappelijk leven ons soms
tegemoet treedt, als, helaas, zelfs de lagere
neigingen van zelfzucht, en zoo al meer,
daardoor bij ons gewekt, bij ons doen ver
stikken schijnbaar de neiging tot het goede,
eerlijke leven.
Daarom is het zoo heerlijk als de Paasch-
zon .veer gaat stralen, ons komt opwekken,
ons doet zingen het oude lied van onvergan
kelijk leven.
Nu scheuren weer de grauwe nevelen, de
wolken breken, ons oog wordt getroffen door
menig teeken van jong, heilig leven de
Paaschzon schenkt weer het geloof, dat het
goede niet kan sterven, maar in telkens
schooner cn krachtiger levensopenbaring
zich uit.
De wereld is vol beloften. We zien het
weer. Uit ons eigen binnenste wordt de booze
geest verbannen en we voelen de grootsche
verplichting om naar onzen hoogsten lust,
naar onze beste kracht mee te werken aan
de bevordering van het -goede.
De Paaschzon beschijnt ons komt, laat
ons dan ook blijde zijn en vol goeden moed.