Donderdag 14 Mei 1914. No. 8415. 63e Jaargang. AMEBSFOOETSGEE Uitgave van de Naamlooze Vennootschap „De Amersfoortsche Courant, voorheen Firma A. H. van Cleeff". HOOFDREDACTEUR P. J. FRZSSHZSS. AMERSFOORT. Verschijnt Dinsdag-, Donderdag- en Zaterdagavond. Abonnement per 3 maanden f 1. franco per post ƒ1.15. Advertentién 1—6 regels 60 cent; elke regel meer 10 cent. Bijregel abonnement reductie, waarvan tarief op aanvraag kosteloos. Legale, officieêle- en ontelgenlngs- advertentién per regel 15 cent Reclames 15 regels ƒ1.25. Bewijsnummers naar buiten worden in rekening gebracht en kosten evenals afzonderlijke nummers 10 cent. Bij adverte'ntien van buiten de stad worden de incasseerkosten in rekening gebracht. BUREAU: KORTr3HACHT 9. Postbus 9. Telefoon 19. Keuringsdienst van eet- en drinkwaren. De klachten over vervalsching van eet- en drinkwaren zijn niet van vandaag of gis teren, maar de middelen tegen het kwaad laten op vele plaatsen nog altijd zeer veel te wenschen en eerst in de laatste vijftig jaar is men aan het vraagstuk meer aan dacht gaan schenken. Gedeeltelijk komt dit doordat de bedriegerijen hoe langer zoo tal rijker en brutaler en ook gevaarlijker wor den gedeeltelijk doordat de middelen tot ontdekking van het bedrog aanmerkelijk zijn verbeterd. Moest men een goede 50 jaar ge leden afgaan op den smaak cn het gezicht, langzamerhand hebben de Scheikunde en andere wetenschappen zulke vorderingen ge maakt, dat bedrog niet verborgen kan blijven Bovendien is men gaan inzien, welk een enorme financieele schade aan de koopers wordt berokkend en welk nadeel aan de ge zondheid der gebruikers van vervalschte waar kan worden töegebracht. Al hebben wij op het oogenblik geen wetsontwerp te bespreken, dat betrekking heeft op den keuringsdienst, wij meenen, dat het onderwerp de bemoeiing van Staat en Gemeente genoeg raakt om er de aandacht onzer lezers voor te vragen en het een en ander uit de geschiedenis er van mee te deelen. Wij doen dat naar aanleiding van een artikel in het feestnummer van het >Pharmaceutisch Weekblad*, bij de gelegen heid van het 50-jarig bestaan van dat blad, en we doen dit te eerder, nu hier een Keu ringsdienst is ingesteld. Men kan te nauwer nood gelooven, dat eerst in 1865 de hoogleeraar Van der Boon Mesch de aandacht zijner medeleden van de Koninklijke Academie van Wetenschappen vestigde op de toenemende vervalsching van eet- en drinkwaren en op de totaal onvol doende wetgeving op dit punt. Die wetge ving is wel vooruitgegaan, maar ze is nog op verre na niet, zooals zij behoort te zijn. I YVant, laat het ons maar dadelijk zeggen de wetenschap is vooruitgegaan en het ont- dekken der vervalschingen is gemakkelijker j gewordenmaar van die zelfde wetenschap wordt óok dagelijks misbruik gemaakt om op een nieuwe, meer gerafineerde manier te vervalschen. Op de bovenbedoelde klacht van professor Van der Mesch werd een commissie benoemd om rapport uit te brengen over hetgeen men ontdekken kon en dat rapport werd in 1866 aan de toenmalige Regeering gezonden. Heel ijverig was deze niet in deze zaak, want 4 jaar later hadden de heeren nog niets ver nomen en zij herinnerden daarom de Re geering er eens aan, dat er vóór 4 jaar een brief over dit onderwerp werd geschreven. Toen werden de heeren ultgenoodigd om maar eenr een wetsontwerp op te stellen; natuurlijk duurde dat weer wat en bovendien moest even natuurlijk dat voorstel door de Regeering worden onderzocht, moesten er rapporten over komen, enz. enz. Wij zeiden al, dat de wetgeving onvoldoende was. In het Wetboek van Strafrecht was toen alleen sprake van vervalschte en voor de gezondheid schadelijke bestanddeelen bevat tende dranken* en een andere wet sprak over vergiftige en schadelijke bestanddeelen*. Men was dus volkomen vrij, water in de melk, meel in de suiker, krijt in het meel te mengen. Ook nu spreekt ons Strafwetboek nog van 'Teemde bestanddeelen*. Omdat in die dagen de Staat er niets aan deed, begonnen enkele Gemeenten zich af te vragen of er niets gedaan moest worden en in 1863 kwam in den Gemeenteraad van 's-Gravenhage een strafverordening ter tafel; doch een der woordvoerders meende, dat de »de menschen geen minderjarigen* waren en dat zij maar voor zichzelven moesten zorgen, door het beste te koopen en goed uit hun oogen te zien; de vroedschap had daarmee niets te maken. De verordening werd dan ook ver worpen. In 1861 werd te Rotterdam een verorde ning op de keuring aangenomendoch ook daar ging het niet van harte, want er vóór stemden 13 leden en ertegen 12. En in 1863 werd daar de keurmeester weer afgeschaft, omdat »er geen beter keurder is dan de bur gerij zelve». Een zoodanige meening was vrij algemeen, want in 1863 schreef iemand inde »Gemeentestem», dat de verkoopers in hun eigen belang wel voor goede waar zullen j zorgen, omdat ze anders de klandizie verliezen. De man voegt er bij, dat hij niet weet, waar het zou moeten eindigen, als men alles zou 1 moeten onderzoeken, bijv. brood, vleesch, boter, melk, aardappelen, erwten en boonen. De menschen wisten toen blijkbaar weinig of niets van scheikundig onderzoek en ook niet van vervalschingen, die alleen daardoor aan het licht kunnen worden gebracht. Althans in Amsterdam, waar in 1858 al een J verordening op de keuring was tot stand gekomen, meende in 1862 een der Raads- j leden, dat iedereen wel kon zien of fruit 1 bedorven was en dat de voornaamste ver- j valsching van melk bestond in het toevoegen van water, wat óok ieder zelf wel kon zien. En toch ook toen reeds bleek het drinkwater j (toen nog regenwater) dat te Amsterdam in regenbakken bij kerken werd bewaard, totaal bedorven. Zooals wij al zeiden, een groot nadeel was, dat het onderzoek niet nauwkeurig kon 1 plaats hebben en dat men zich van onvol- I doende hulpmiddelen moest bedienenmen I lette in hoofdzaak op brutale toevoegingen, zooals wij er zooe^en al noemden. Men ging evenwel een beteren weg op en in 1877 werd al een denkbeeld geopperd om een paar scheikundigen voor het geheele land te benoemen men meende, dat dan de vervalschers wel bang zouden worden. Maar daartoe kwam het nog niet. Wel dagteekenen van dien tijd de bordjes bij vele apothekers, waarop staat, dat zij zich met scheikundig onderzoek* belasten en de bekendmakingen van sommige leveranciers, dat hun product of fab'ikaat »onder voortdurende controle* staat. Veel goed heeft in deze de kwade tijd voor de boeren gedaan. Toen onze boterhaar goeden naam verloor en in Engeland door de Deensche verdrongen werd, is men op boteronderzoek gaan aandringen en dat heeft mede geleid tot oprichting van Landbouw proefstations en Botercontrole stations, tot in voering van de Boterwet, van het Rijksbo- termerk en het openen van een Rijkszuivel- station. De aandacht werd gevestigd op het groote belang van onderzoek en op de schade, door vervalschingen veroorzaakt. In vele steden zijn vóór en na keurings diensten ingesteld. Amsterdam begon er mee in 1858 en in 1892 is die veranderd of op gelost in een algemeenen gezondheidsdienst; men was overtuigd geraakt, dat de gezond heid op het spel stond. Na Amsterdam kwam Maastrichtin 1893 volgde Rotterdam, waar niet alleen werd ge let op vervalschingen, die schadelijk zijn voor de gezondheid, maar ook op die, welke de beurs raken. Dr. Lam, te Rotterdam, bere kende, dat door het toezicht op de melk te dier stede jaarlijks f 120 000 werd uitgewon nen, d.i. dat vroeger die som in de zakken der verkoopers kwam voor het water, dat zij leverden, doch lieten betalen als melk. Der gelijke vermenging met goedkoope waarde- looze stoffen had ook plaats bij boter, reuzel, limonade, suiker, enz. In 1900 volgde Leiden, in 1908 Den Haag, kort daarna Dordrecht en Groningen. In 1907 werd bovendien te Leiden geves tigd het Rijks-labatorium voor Handelswaren Leeuwarden en Bussum droegen den keu ringsdienst op aan apothekers en iets derge lijks gebeurde te Kuilenburg, Gouda en Zeist. Nijmegen en Tilburg verbonden de keuring aan het slachthuis, met aanstelling van een scheikundige, aan wien, onder ver antwoordelijkheid van den Directeur, het onderzoek werd opgedragen. Het zou wenschelijk zijn, dat in elke plaats van eenige beteekenis een eenvoudige keu ringsdienst tot stand kwameen apotheker zou er zich mee kunnen belasten. Kleine plaatsen zouden gezamenlijk dezen tak van dienst kunnen openen. Of moet het wachten tot er eindelijk van hooger hand een bevel komt: »Gij moet*. Laat men toch bedenken, welke gewichtige belangen hier op het spel staan en hoeveel ziekten er door beter onderzoek kunnen wor den voorkomen. De kosten Och, ze zijn zoo gering in vergelijking van het voordeel! Denk nog eens aan die f120000 van zoo even, die de burgerij te Rotterdam wel niet ontving, maar waarvoor ze nu melk en vroeger water kreeg. En dan nog, welk water? Zoo lang er bedriegers en vervalschers zijn en die zijn zoo oud als de wereld behoort elke Gemeente de gelegenheid tot te geven en doen de Gemeenten het niet vrijwillig, dan zal het toch eenmaal tot dwang moeten komen. Eens moet de dag komen, waarop de wet op de keuring van vleesch en vleeschwaren wordt uitgebreid tot alle eet- en drinkwaren. Het geldt hier een groot volksbelang. Gelukkig de Gemeente wier Bestuur zóo vooruitziend is, dat het een keuringsdienst instelde. Want zoodra de vak-knoeiers maar ver nemen, dat er een keuringsdienst is inge richt, dan bieden ze al dadelijk heel wat minder schadelijke waar aan. Het eerste rapport van den Directeur van den Gemeentelijken keuringsdienst hier zal ook daarover menig frappant staaltje be vatten. Het vakonderwijs en het leerlingwezen. Door de commissie, benoemd door de Ver- eeniging tot bevordering van de vakopleiding voor handwerkslieden in Nederland, tot be studeering van het vraagstuk »het leerling wezen* werd in Juli 1913 een rapport vast gesteld als een resultaat barer werkzaamhe den. Dit rappor': heeft thans in brochurevorm het licht gezien Deze commissie werd samengesteld omdat de »ineenschakelingscommissie« het vraagstuk van het leerlingwezen in het geheel niet heeft aangeroerd. In enkele groote lijnen is een plan tot regeling en centralisatie van het vakonderwijs in Nederland aangegeven en in verband hiermede is de oplossing gezocht van de vraagstukken betreffende het leerling wezen, de beroepskeuze, enz. Genoemde commissie heeft zich op het standpunt ge plaatst, dat alleen een wettel ij ke regeling afdoende verbetering kan brengen in den chaos, waarin thans, behalve in zeer weinige Gemeenten, het vakonderwijs in ons land zich bevindt. Zij is hiertoe in hoofdzaak gekomen door het resultaat eener uitgebreide enquêtte, in gesteld bij alle hier te lande bestaande Bon den, Federaties, Vereenigingen van patroons en werklieden, Bestuurdersbonden, Kamers van Arbeid, van handel, nijverheid en on derwijs, groote fabrikanten, de directies van alle Ambachtsscholen, vakscholen voor meis jes, industrie-, huishoud- en kookscholen, arbeidsscholen, kunstnijverheidsscholen, spe ciale vakscholen, zeevaart- en visscherijscholen, land en tuinbouwscholen, Burger-avondscho len en avondteekenscholen. De commissie erkent en waardeert ten volle den arbeid van hen, die het vakonder wijs hebben gebracht tot de hoogte, welke het nu heeft bereikt, doch ziet in den afge- loopen weg een noodzakelijken factor en een doorgemaakt evolutie-stadium, waarbij hoofd zakelijk ten doel werd gesteld het in het leven roepen van gelegenheden tot het ontvangen van vakonderwijs, waardoor ook deze tak van onderwijs wortel moest schieten in het op dit gebied nog ongetraind denk vermogen van ons volk. Eenheid en centralisatie zal orde moeten brengen in den bestaanden toestand. Onmogelijk zal dit door het particulier initiatief kunnen geschieden. De overheid zal hier moeten ingrijpen en regelend moeten optreden door hef tot stand brengen eener Wet op het Vakonderwijs. Het oppertoezicht op dit onderwijs en op het leerlingstelsel denkt zich de commissie te berusten bij het Rijk. Op de Gemeenten moet echter de verplich ting rusten, met behulp van den steun van het Rijk en de Provincie te zorgen voor de mogelijkheden van opleiding door het oprichten en in stand houden van scholen, het in het leven roepen van een stelsel, dat waarborgen biedt voor de opleiding in de werkplaatsen en gelegenheid schept tot het ontvangen van adviezen over beroepskeuze en vakopleiding tot dat beroep. In alle groote centra zal daartoe moeten worden opgericht een Gemeentelijk (voor kleine plaatsen gecombineerd, een Gewestelijk) instituut of bureau, dat plaatselijk (of gewes telijk) de vakopleiding bestuurt, regelt en controleert. Om dit centrum zullen zich moeten groepeeren de verschillende ambach ten en beroepen, die elk voor zich, en zoo noodig vereenigd, de opleiding ter hand nemen. Arbeids-onderwijs-commissies, bestaande uit vertegenwoordigers van de beide elementen, onderwijs en arbeid, zullen met het toezicht op zoowel het schoolonderwijs als de opleiding in de werkplaatsen moeten worden belast en zullen moeten helpen regelen en plannen tot stand brengen. Door een stelsel van cen tralisatie zal het onderwijs in de vakscholen zoowel in de verschillende plaatsen als in de zelfde plaats, in onderling verband moeten gebracht worden en moeten worden gere geld naar de behoeften van elk ambacht in het bijzonder. Dus niet als tot nu toe een versnippering van krachten, gelden, gebou wen, leermiddelen, bibliotheken, werktuigen, gereedschappen, enz. enz., door oprichting van scholen van gelijke strekking in de zelfde plaats. Maar zoo zal bijvoorbeeld door het samen brengen van al hetgeen betrekking heeft op de afdeeling Bouwkunde* het onderwijs in dit vak zoodanig moeten worden geregeld, dat al hetgeen daarmee in verband staat, van de opleiding van een eenvoudig schrijn werker-timmerman tot die voor architect, daarin zijn plaats vindt. Dit zelfde zal ook moeten geschieden met alle vakken, hetzij afzonderlijk, hetzij in ge lijksoortige groepen vereeniging. Voor de meisjes zullen schoolwerkplaatsen in volks buurten moeten worden opgericht, waar erva ren leeraressen op de daartoe het meest ge schikte tijden lessen zullen geven in die vakken, waaraan jeugdige vrouwelijke arbeid sters, dienstboden, toekomstige huisvrouwen zoo groote behoefte hebben. Voor hen, die hun opleiding ontvangen in de werkplaats of in dienstbetrekking zal moeten gezorgd worden door aanvullend theoretisch- en zoonoodig ook aanvullend practisch onderwijs, terwijl aan de patroons de verplichting zal worden opgelegd, hun leerlingen vrij te geven. Voorschriften zullen in groote steden of centra tot het plaatselijk of gewestelijk rege len van de vakopleiding in groote lijnen moeten worden vastgelegd, zoodat evenwel noch de opleiding, noch het bedrijf in hun ontwikkeling worden belemmerd. Het particulier initiatief, dat tot heden het vakonderwijs bracht op de hoogte waar het nu staat, zal zeker niet gedood, maar dank baar gebruikt moeten worden om, waar noo dig en gewenscht, te regelen hetgeen rege ling behoeft. De overheid zal tot taak heb ben de vaste lijnen, waarlangs zich de fue ling van het vakonderwijs zal bewegen, aan te geven en zich de onontbeerlijke hulp van vakkundigen te verzekeren. Dit particulier initiatief moet de stuwkracht zijn en blijven, welke de machine der vak opleiding in beweging brengt.

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsche Courant | 1914 | | pagina 1