Dinsdag 2
Juni 1914.
No. 8422.
63e Jaargang.
6--
AMERSFOORTSCEE COURANT.
Uitgave van de Naamlooze Vennootschap „De Amersfoortsche Courant, voorheen Firma A. H. van Cleeff".
HOOFD-REDACTEUR
P. J. FRSBEHZKS.
AMERSFOORT.
Verschijnt Dinsdag-, Donderdag- en Zaterdagavond. Abonnement per 3 maanden f 1.
franco per post /1.15. Advertention 16 regels 60 cent; elke regel meer 10 cent. Bijregel
abonnement reductie, waarvan tarief op aanvraag kosteloos. Legale, officieële- en onteigenings-
advertentiën per regel 15 cent Reclames 1—5 regels fi.25. Bewijsnummers naar buiten
worden in rekening gebracht en kosten evenals afzonderlijke nummers 10 cent.
Bij advertentiën van buiten dt stad worden de incasseerkosten in rekening gebracht.
BUREAU:
ZORTSGZUaCBT 9.
Postbus 9.
Telefoon 19.
VflPftntlA i z'et een firoot deel der straatbevolking zich
in groote haast voortbewegen. Op een drafje
ziet men dames, heeren en kinderen de trams
Als 't Juni wordt, de maand waarin de 1 naloopen of zij gaan, als ze een tram ver-
zomer wordt geboren, dan komt het over laten, er op een holletje van door. Komen
velen, die anderen hooren spreken over zij langs een klok, dan worden daar angstige
naar buiten gaan, een poos leven in frissche
lucht en, zij het ook starre verveling, in
andere omgeving dan de alledaagsche, dat
ze minder stoelvast worden en, alle philo-
sofie ten spijt, het betreuren dat zij óok
niet eens een wijle kunnen rusten, zich óok
niet eens kunnen verplaatsen, óok niet eens
hun geest kunnen dwingen zich met iets an-
ders bezig te houden dan de sloopende sleur,
de afmattende zorg voor het brokje dage-
lijksch brood.
Hoe zeide «Mercurius» 't ook al weer?
O ja:» de onmisbaarheid eener gepaste zomer-
vacantie, uit een oogpunt van individueel
belang, is reeds tallooze malen betoogd door
geneeskundigen, op grond hunner practischc
ervaring. Over de noodzakelijkheid der 1
vacantie voor de maatschappelijke samenle-
ving en haar positief nuttig karakter met
betrekking tot hoeveelheid en aard der pro-
ductic, zijn alle sociologen het eens. Ni<?t
verwonderlijk behoeft het dan ook te klinken,
dat in sommige landen de jaarlijksche zomer- 1
vacantie bij de wet verplichtend is gesteld.
Wel zal het onder de boven geschetste om
standigheden mogen verrassen, dat nog
steeds gevallen voorkomen, waarin vacantie 1
een onbekend genot is Daartegen moge in het
blikken op geworpen en slaat de klok, dan
wordt een extra spurt genomen.
Ieder wordt natuurlijk wel eens opgehou
den of verlaat zich wel eens op de eene of
andere wijze, maar waarom wellicht het
grootste deel van het kantoorpersoneel en
der schoolkinderen altijd «bijna» te laat is,
is een psysologisch raadsel.
Het eerste vereischte voor het ontbijt is
»tijdc. Geen voedsel kan verteeren, als het in
haast wordt gebruikt, wanneer het niet be
hoorlijk wordt gekauwd en met speeksel
vermengd. De kinderen moeten dus vroeg
genoeg opstaan. De kamer, waarin ontbeten
wordt, moet geventileerd, liefst reeds »aan
kant» en 's winters verwarmd zijn. Oók is
het niet bevorderlijk voor den eetlust, het
ontbijt op een blad op de slaapkamer te la
ten brengen. Voor de dienstboden mag dit
gemakkelijk zijn Hink eten doen de kinde
ren er niet door.
Voedsel, met tegenzin gebruikt, verteert
zeer slecht. Volwassenen gebruiken maar
zelden, en dan nog zeer weinig spijzen, die
hun niet smaken. Geef dan ook den kinderen,
voor zoover dit mogelijk is zonder hen te
schaden, het voedsel, dat hun het best smaakt
en in den vorm die hun 't liefst is. Een of an
Om gezond te zijn en te blijven, moet
men acht uren slapen men moet dus iets
langer op zijn slaapkamer zijn.
De Zon- en feestdagen en de vacantie
moet men niet besteden, zooals geschiedt,
aan geforceerde wandel- of fietstbchten. »Rust
na arbeid» is een gulden regel.
Men vermijde de eenzaamheid óok, wie
zich »alleen niet verveelt» doch zoeke
gezelschap, opdat men nieuwe gedachten
krijge en zijn geest verfrissche.
algemeen belang worden opgekomen. Want dere meelspijs, in melk gekookt, is voor het
hetgeen naar ieders overtuiging goed is. ontbijt der kinderen aan te bevelen. Lust uw
kan niet worden nagelaten, zonder dat zijn kind liever maïzena dan griesmeel, geef dan
gemis iets kwaads veroorzaakt. En dat maïzena, óok al hebt ge hooren zeggen.dat
kwade uit zich in onlust, o.erspanning, het griesmeel of een andere meelspijs voed-
zenuwziekte, bederf van energie en bena- zamer is. Mocht uw kind het griesmeel, dat
deeling van volkskracht». geklonterd, of de maïzena, die aangebrand
Heel wat werk nemers worden in het - -
genot gesteld van zomer-vacantie.
Doch wie denkt ook eens om de zeer
vele werkgevers, arbeiders als zij, zij het
dan ook niet met de handen doch met het
hoofd, dat een veel zwaarderen arbeid
eischt, gemeenlijk ook omdat daaraan ver
bonden is alle risico van den arbeid
lichamelijke vrijwel buitengesloten wie
ijvert voor hun rustpoosje
En toch „Molesckott» zegt het weer
zoo heel terecht de waarde van intellec-
tueelen arbeid neemt af, naar mate we langer
doorwerken. We verliezen niets als we arbeid
en rust laten afwisselen.
En het blad vervolgt, waar het schrijft
over Dingen waarom men wel eens meer
moest denken»
Wanneer we voorovergebogen zitten te
schrijven of te lezen, kunnen we slechts zeer
oppervlakkig ademhalen, terwijl toch diepe
is, willen laten staan, dwing het dan niet,
de pap te eten. Niet het kind, maar zij, die
de pap moest roeren, heeft schuld. Het is een
op verkeerde bespiegelingen berustende
dwaasheid, te meenen, dat hierdoor de kin
deren verwend zouden worden.
Zorgt ook voor afwisseling in de spijzen.
1 Iet gebruik van eieren is in de groeiperiode
wenschelijk, maar nu moet men niet maan-
i den achtereen gekookte eieren geven. Door
telkens bijvoorbeeld gedurende eeti week
gekookte eieren, dan weer eens spiegeleieren,
1 omelette, roereieren, enz. te geven, vermeer-
dert men den eetlust en dus ook de spijsver-
j tering en den groei der kinderen.
1 Jonge kinderen moet men geen koffie of
1 thee geven. Deze genotmiddelen worden eerst
I voedzaam door toevoeging van suiker en
j melk. Het is dus zeker een paskwil, koffie of
thee zonder suiker aan kinderen te geven. In
mindere mate, maar toch eenigszins, is dit het
ademhalingen méér noodig zijn dan spijs of geval met brood en boter. Hoe voedzaam
drank. Een slechte gewoonte is het ook, I brood ook is, droog of slecht gesmeerd brood
lang met over elkaar geslagen knieën te
zitten, vooral als daarbij nog éen been
tusschen het andere been en den onderkant
van den lessenaar gekneld wordt.
Sommige studeerkamers of kantoorlokalen
kunnen de kinderen haast niet slikken en
boter (d. i. vet) is óok noodzakelijk voor onze
voeding.
Wanneer men tijdig opstaat, niet overhaast
ontbijt en op zijn gemak naar kantoor of
e>~ -- -j- "f "\i"
zijn in den regel veel te warm of worden school wandelt en niet tramt, komt men daar
te slecht geventileerd, terwijl de verlichting
veelvuldig te wenschen overlaat. Soms
hangen de lampen zeer dicht boven de hoof
den der werkers en is de grond koud, zoo
dat de gulden regel: warme voeten en een
frisch hoofd» wordt omgekeerd.
Een zittende levenswijze veroorzaakt nogal
eens een lijden der buikorganen, met de
gevolgen van dien. Meer nog vinden we
hier de oorzaak van kleine, voortdurende,
ongesteldheden, die men in het dagelijksch
leven geen ziekten noemt. Kinderen kunnen
natuurlijk blijvend geschaad worden; men
denke aan ruggegraatsverkromming, bijziend
heid, algemeene zwakte en groote vatbaar
heid voor infectie-ziekten.
Gelukkig behoeft men beroepen, die met een
zittend leven gepaard gaanals gevaarlijk te
beschouwen, daar men voldoende voorzorgs
maatregelen nemen kan.
Wie 's ochtends even vóór 8 uur en even
veel prettiger aan. Men heeft dan gezonde
lichaamsbeweging gehad, juist noodig voor
hen, die een groot deel van den dag moeten
zitten.
Is op het kantoor de vloer koud, dan is
dat te verhelpen door-een kleedje, een voe
tenbankje, een zooltje in de schoenen of door
het aandoen van vilten pantoffels. Door goed
te ventileeren en nu en dan even op te staan
en een diepe ademhaling te maken, kan men
zichzelf veel nut doen. Is in een lokaal geen
goede ventilatie en kan dat niet verholpen
worden, dan kan men om de 2 a 3 uur eens
even flink spuien, want ook hier is een half
ei beter dan een leege dop.
Heeft men een ganschen dag stil gezeten,
dan moet men 's avonds geen afleiding zoe
ken, waarbij de zenuwen worden ingespan
nen, waarbij veel alcohol wordt gedronken of
waardoor men laat naar bed gaat. Na geeste
lijke inspanning heeft men meer rust en
vóór 9 uur door een groote stad wandelt, slaap noodig dan na lichamelijkcn arbeid.
Oneerlijke concurrentie.
In een politiek weekblad («De Fakkel»)
acht mr. J. A. Levy het noodig een loopje
te moeten nemen met den Nederlandschen
middenstand en met het initiatief van mr.
Aalberse tot verkrijging van een wet tot
bestrijding van «le oneerlijke concurrentie,
zooals die door den middenstand gewenscht
wordt.
De geleerde schrijver begint met een hor-
haling van zijn argumenten tegen een derge
lijke wet, welke hij in 1902 in een rede
voering op het Internationaal middenstands-
congres te Amsterdam heeft gehouden.
Vervolgens worden ettelijke kolommen
van het bovenbedoeld weekblad door hem
gevuld met aanhalingen van klassieke en
moderne schrijvers, klaarblijkelijk alleen om
te doen zienzie jullie wel hoe geleerd, hoe
belezen ik ben.
Nu, daarvoor is mr. Levy bekend. Maar
heeft een geleerd en belezen man als hij
dan daardoor het recht, een door den eer
lijken handel gcwenschte wet ter beteugeling
en bestraffing van handeldrijven met oneer
lijke middelen eenvoudig weg te bestempe
len als »een Roomsche wet»
Wij hadden van een man met een geleerde
en belezen faam, als mr. Levy bezit, desnoods
wel kunnen verwachten, dat hij zich lijnrecht
zou plaatsen tegen alle maatregelen, welke
er op doelen, oneerlijkheid in den handel
strafbaar te stellen; doch wij hadden niet
verwacht, dat mr. Levy zijn eigen standpunt
zóo zwak zou vinden om het ontwerp-Aalberse
alleen te bestrijden, omdat het z. i. een
Roomsche wet zou zijn. Nog minder hadden
wij het van een geleerd man als mr. Levy
verwacht, dat hij een uitspraak van een con
gres, samengesteld uit vertegenwoordigers
van tienduizenden handeldrij venden en in-
dustrieelen, eenvoudig bespottelijk zou maken.
Waarlijk, zelfs geleerde menschen kunnen
dikwijls wonderlijk handelen. Waarom past
mr. Levy niet in de eerste plaats op zich
zelf toe hetgeen hij den leden van den Mid
denstandsbond toevoegt
»Dc eerste plicht toch van den Neder
landschen Staatsburger is te zwijgen over
dingen, waarvan hij niets weet. Al meenen
nu de leden van den Bond, dat hun inval
len, gemeenschappelijk in een motie bijeen
gegaard, heel wat beteekenen, geheel ont
bloot kunnen zij toch niet zijn van het, zij
't nevelachtig besef, dat er zoo iets als een
strafrechtswetenschap is, die men niet in zijn
snipperuren tusschen het afwegen van bruine
boonen en het klaarmaken van basterdsuiker
onder de knie krijgt. De eenige vergoelijking
hunner motie is die, welke Gustavo le Bon,
in zijn »psychologie de la foule» geeftdat
er heel wat malligheden zijn, die een individu
alleen dan bereid is voor zijn rekening te
nemen, wanneer hij kan onderduiken in een
groot gezelschap.
Inderdaad schijnt het de bedoeling des
voorstellers, aan de motie den glimp van
bewijskracht te geven.»
Tot hiertoe mr. Levy.
Men zou de wijze, waarop mr. Levy den
Middenstand hier de les wil lezen, vooral
door zijn eigenaardig begrip van hetgeen de
Middenstand doet (bruine boonen wegen en
j basterdsuiker klaar maken) vragen of
mr. 1 .evy de laatste jaren slapend heeft door-
1 gebracht. Ook schijnt de geleerde heer niet
1 te weten, dat men in de politieke kringen
van hemzelf zich zeer gaarne en met kracht
beroept op «moties» door dien zelfden Mid
denstand genomen, zooals bijv. de motie
tegen de Tariefwet. En waarom zou men
zich wel mogen beroepen op een dergelijke
motie en niet op die ter verkrijging van een
wet tot beteugeling en bestraffing der on
eerlijke concurrentie? Omdat dat niet in de
kraam van mr. Levy te pas komt
Want zijn bewering, hierboven aangehaald,
van de meening, welke de leden van den
Bond hebben over hun invallen, die zij in
een motie bijeengaren, is toch al te mal.
Weet mr. Levy dan niet, dat vóór de
Middenstandscongressen de gestelde vragen
door zéér bevoegde mannen van naam, we
tenschap en gezag worden gepreadviseerd
Weet mr. Levy dan niet, dat zeer vele
rechtsgeleerden van verschillende politieke
richtingen als voorlichters» bij de beraad
slagingen op de Middenstandscongressen
optreden? Kan mr. Levy het eerlijk vinden,
het ernstig streven van den Middenstand om
bescherming te verkrijgen tegen een kwaad,
dat werkelijk een kanker genoemd mag
worden, «bedenkelijk» te noejnen?
Of kan het ook zijn, dat mr. Levy niet
weet hoeveel kwaad reeds door de oneerlijke
concurrentie is gesticht
Werkelijk, ik moet dit laatste wel geloo-
ven, want was mr. Levy op de hoogte van
hetgeen in de laatste 12 jaren op dit gebied
is voorgevallen, dan had hij het grootste
deel van zijn opstel tegen het ontwerp-Aal
berse ongetwijfeld niet geschreven.
Want ifeiten» heeft de Middenstand ver
zameld, geordend en bijeengevoegd, juist op
de wijze als gezaghebbende rechtsgeleerden
dit den Middenstand hebben voorgesteld.
Maar dit alles schijnt den heer Levy onbe
kend te zijn, anders zou zijn zijdelingsche
bewering tegen mr. Aalberse van «weten
schappelijke misleiding» een nóg vreemd-»
soortiger uiting zijn, dan het bestempelen
van het ontwerp als een Roomsche wet.
Het geheele opstel van mr. Levy zou ik,
om verschillende redenen, het liefst onbe
sproken hebben gelaten, ware het niet, dat
men in de kringen der Rijks-wettenmakers,
wellicht gewicht zou toekennen aan enkele
beweringen van mr. Levy, en zou oordeelen,
dat de schade, aan den eerlijken handel door
oneerlijke concurrentie toegebracht, niet zoo
erg» zou zijn.
Het gaat natuurlijk niet aan, in dit bestek
een opsomming te geven van de vele en
verschillende feiten, welke herhaalde malen
ter kennisse van de Regeering zijn gebracht.
Maar bovendien doet de Regeering zich
op de Middenstandscongressen steeds ver
tegenwoordigen door hoofd-ambtenaren van
de betreffende Departementen.
Ik wil een paar grepen doen uit de offi-
cieele stenografische verslagen van eenige
congressen waarde «Oneerlijke concurrentie»
werd besproken.
Op het congres in 1910, te Arnhem ge
houden, was mr. Snijder van Wissenkerke
de ofticieele vertegenwoordiger van den
Minister van Justitie. Aan het slot der be
sprekingen hield deze Regeeringsvertegen-
woordiger een rede, waarin o.a. het volgende
werd gezegd
«De uitnoodiging, tot den Minister van
Justitie gericht om zich hier te doen ver
tegenwoordigen zelf tegenwoordig te zijn,
was Z.Exc. onmogelijk rustte op deze zeer
juiste overweging, dat wanneer van wettelijke
maatregelen sprake kan zijn ei. moet zijn
tegen de oneerlijke concurrentie, deze be-
hooren uit te gaan van het Departement
van Justitie. Welnu, Mijne Heeren, de dis
cussies van deze vergadering gevolgd heb
bende, kan ik U verklaren, dat il: stof te
over heb opgedaan voor een dergelijke wet
telijke regeling».
En dat men in de kringen waar de Ne-
derlandsche wetten worden gemaakt wel
prijs stelt op het oordeel van den Midden
stand op zijn congressen, moge uit het vol
gende blijken, genomen uit het stenografisch