Zaterdag 6 Juni 1914. No. 8424. 63e Jaargang. kosteloos- B IJ B L A D. Stadsnieuws. Uitgave van de Naamlooze Vennootschap „De Amersfoortsche Courant, voorheen Firma A. H. van Cleeff HOOFD-REDACTEUR F. J. FREDEHZKS. AMERSFOORT. Verschijnt DinsdagDonderdag- en Zaterdagavond. Abonnement per 3 maanden f 1. franco per post f 1.15. Advertentien 1—6 regels 60 cent; elke regel meer 10 cent. Bijregel- abonnement reductie, waarvan tarief op aanvraag kosteloos. Legale, officleële- en ontelgenings- advertentiën per regel 15 cent Reclames 1—5 regels 1.25. Bewijsnummers naar buiten worden in rekening gebracht en kosten evenals afzonderlijke nummers 10 cent. Bij advertentiën van buiten de stad worden de incasseerkosten in rekening gebracht. BUREAU: ZORTEGRACHT 9. Postbus 9. Telefoon 19. Wie zich met ingang van 1 Juli doet in schrijven als abonnc', ontvangt de tot dien datum verschijnende nummers Bij dit nummer behoort een KENNISGEVING EN. De Burgemeester van Amersfoort brengt ter kennis van belanghebbenden, dat op 8, 9, 10 en 11 Juni a.s. schietoefeningen gehouden worden op het strand onder Roekan je, eiland Voorne. Er zal gevunrd worden met kanonnen van licht kaliber en met mitrailleurs, waarbij on veilig wordt gemaakt het Nieuwe of Noordergat. De doelen, die beschoten worden, zijn opge steld op de Westpunt van het strand van het eiland Voorne, terwijl de batterijen, waaruit ge vuurd wordt, Zuidoostelijk daarvan staan tus- schen de mijlpalen 12 en 14. Op de dagen, waarop gevuurd wordt, zullen tus8chen de mijlpalen 10 en 14 op ongeveer 500 M. van bet strand op de hoogste duintop pen roode vlaggen waaien vanaf éen uur vóór het begin der oefening tot na atioop daarvan. Een stoomvaartuig tot het verleenen van sleepdienst is niet aanwezig. Amersfoort, 1 Juni 1911. De Burgemeester voornoemd, Van RANDWIJCK. De Burgemeester van Amersfoort brengt ter kennis van de ingezetenen dezer Gemeente, dat de door den Directeur van 's Rijks directe belastingen, enz. te Utrecht exe- cutoor verklaarde kohieren nos t! t/m 8 van de Personeele belasting over het dienstjaar 1914 aan den Ontvanger van 's Rijks directe belastingen alhier zijn ter hand gesteld, aan wien ieder verplicht is, zijnen aanslag op den bij de wet bepaalden voet te voldoen. Gedaan en op de daarvoor gebruikelijke plaatsen aangeplakt te Amersfoort den 5 Juni 1914. De Burgemeester voornoemd, Van RANDWIJCK. Geen tijd. Als men zoo ieder hoort verzekeren, dat hij tijd te kort komt, zou men er toe komen te gelooven, dat er geen tijd genoeg meet- is. 's Ochtends moet men zich reppen met het ontbijt en 's avonds verlangt men alweer naar een nieuwen dag. »Ja, ja* met een zucht wordt het gezegd, «de tijd gaat razend gauw voorbij, en hoe onder men wordt, des te sneller vliegt hij*. Men is toch zóo bezet met dit en met dat, en dan komt er bovendien nog zooveel, en 't is werkelijk waar, men vindt niet eens be hoorlijk tijd om zijn eten te nuttigen. Ja 't is erg, hè? Zie je, als 't eene werkje gereed is, had het tweede al af moeten zijn, en het derde wacht dan al weer. Als we zien de menschen, die zoo verba zend druk zijn, of ontzettend druk doen, en altijd maar weer, dag aan dag, in 't gareel draven, alsof de zweep er achter zit haast je, rep je als we de menschen zoo zien jagen door het leven, alsof ze bang zijn te laat aan het einde te zullen komen, dan vra gen we ons afwat willen ze eigenlijk Man, wat wilt ge? Waartoe al die drukte? Wat is het doel van die jacht Wat zal er door u bereikt worden Welk resultaat verwacht ge van uw werken zonder rust? Wat hij wil Welhij heeft nu geen tijd om dat kalmpjes uit te leggen. O neen hij moet voorwaarts't Leven is zoo kort en de tijd vliegt. Anderen O ja, die kunnen rustig hun dagen uitlevenmaar hij niet, hoorHij moet wel. Alles dringt, alles stuwt hem vooruit. Hij ja waarlijk, hij heeft geen tijd tot leven. We kennen het verhaaltje van den man met den hondekar. Karro had geen zin in trekken en bleef op den weg liggen. Hij stoorde zich noch aan een vriendelijke aan maning, noch aan het dreigement van zijn baas. Deze krabde zich eens achter het oor en kreeg toen een goeden inval. Wat deed de oolijkerd? Hij bond een stuk worst aan de zweep en ging toen op de kar zitten. Hij zat daar als hengelaar en liet den hond de worst voor den neus bengelen. Karro sprong op en trachtte de lekkernij te bemachtigen. Maar, hoewel hij als een razende liep, hij heeft haar niet kunnen bereiken, omdat hij ze te gelijk met zweep en baas en kar voort trok. Dat was de geschiedenis van een hond en een stukje worst. Een toerist wilde een berg beklimmen. De top van den berg verhief zich tot in de wolken. De reiziger zag aldoor naar zijn einddoel en, omdat hij het steeds in het oog hield, bereikte hij het. Toen hij eindelijk, na geweldige inspanning, bovenop den top van den berg stond, sloeg hij zijn blikken in het rond en zagniets dan een grauwen nevel. Deze toerist had van mooie vergezichten kunnen genieten, als hij onder het stijgen nu en dan eens om zich heen en naar beneden had gekeken. Dat was de geschiedenis van den man, die een berg besteeg. Een jongen zat bij de tafel en had een bord vol aardappels voor zich. Hij was voort durend bezig met drie aardappelséen had hij er in den mond, éen had h\j er aan den vork gepikt, en op den derde loerde hij. Die jongen proefde niet den lekkeren smaak van zijn voedsel. Dat was de geschiedenis van den jongen en de aardappels. Menschen, die geen tijd hebben, laten den tijd voorbijgaan. Ze hebben geen tijd, omdat ze niet zijn als een kind, dat leeft in het heden. Voor een kind is een vrije middag een onafzienbare tijd vol heerlijkheden. Het geniet van elk moment, omdat het niet ver langend uitziet naar het volgende. Een kind heeft vandaag pleizier of verdriet en denkt niet aan morgen. Maar met het klimmen der jaren komt al spoedig het verlangen in ons naar den tijd, die nog komen zal. Blijven we niet meester over dat verlan gen, dan ontvliedt ons de tijd. Dan komen we niet meer tot ons zelf, omdat wij in de toekomst willen leven, en al strevende nooit kunnen bereiken hetgeen we begeerlijk ach ten, daar het begeerlijke zijn aantrekkelijk heid heeft verloren zoodra het in ons bezit is; we zijn dan niet gelukkig met hetgeen we hebben, omdat we meenen gelukkig te zullen worden met hetgeen we wenschen te hebben. De tijd die nog komen moet, is niet ons eigendom en de tijd, die er nu is, kan voor ons van geen waarde zijn dan hebben we geen tijd. Er is iemand, die niet van zijn vrije dagen kan genieten omdat hij dan steeds denkt aan het werk, dat er op zal volgen. Er is iemand, die zich niet kan verlustigen in den bloei van zijn crocussen in den tuin, want als de kleurige bekertjes daar zoo frisch en helder tusschen het gras staan, stelt hij zich voor hoe leelijk ze er zullen uitzien, als ze verflenst tegen den grond liggen. Maar we kennen een ambachtsman die volgens de officieele .utdrukking een vrouw en zeven kinderen »te zijnen laste* heeft hijzelf zegt: te zijnen luste. Hij onderhoudt zijn gezin met de verdienste van het werk zijner handen. En de man heeft altoos tijd. Als hij 's. ochtends moeder de vrouw in het huishouden helpt bij 't aankleeden der kinderen, dan heeft hij daartoe juist tijd. Als hij de schoenen poetst, dan neemt hij er tijd voor en zingt ondertusschen een vroolijk lied. I lij is van den vroegen ochtend tot laat in den avond bezig en -erheugt zich in elke bezigheid. We lezen van groote mannen, die tijd had den tot het voortbrengen van onverganke lijke zaken. Hun groote geheim was, dat ze slechts éen ding tegelijk deden. Zie, de zon gaat op 't is dag. Een nieuwe ochtend is geboren hij is er nog niet eer geweest. Die heerlijke morgen, vol licht en leven is van ons. En ook de gansche dag, die er op volgt, kan ons eigendom worden als we slechts met bewustheid de waarde van een levensdag waardeeren. Hoe zoet is 't ge not der avondstilte en van de nachtrust als we den tijd niet langs ons heen laten slippen, maar hem nemen als 't kostelijkste goed, dat ons wordt aangeboden. De tijd zal niet langs ons vliegen, maar wij --villen zelfbewust door den tijd gaan, tot aan het einde. O, wat is ons leven langHet bestaat im mers uit zoo vele dagen, die elk weer uit ontelbare momenten zijn samengesteld, mo menten van zelfbewust leven. In het heden bestaat de tijd, een schat van tijd. Hij zal de onze zijn. Zóo zijn onze maai oren. Een Nederlander, die een tiental jaren zin den vreemde heeft vertoefd en verleden zo mer eindelijk kon gevolg geven aan zijn har- tewensch om weer eens een poosje in het vaderland te zijn, is niet weinig gedesillusio neerd door de ervaringen, die hij er opdeed gedurende zijn kortstondig verblijf. Teruggekeerd te San Francisco, schrijft de heer C. Vornholt naar aanleiding van het kortelings verschenen boek »De Yankee in denken en doen*, van de hand van dr. van Maurik Broekman, dat hij noemt «ongetwij feld het beste boek, ooit door een Neder lander over Amerika geschreven*, onder meer Wel wensch ik ds. Broekman, dien ik per soonlijk in Amerika heb leeren kennen en hoogachten, te vragen of hij tijdens zijn verblijf in Amerika ooit iets heeft opgemerkt gelijk ik in Holland ervoer, als x. De ongelooflijke liederlijkheid van het mindere Nederlandsche volk, die zich uit op lafhartige wijze in niet te herhalen woorden en walgelijke handtastelijkheden tegenover weerlooze vrouwen en meisjes, die zich zonder geleide op straat wagen, op welk uur van den dag ook. Eén enkele hulpkreet van een weerlooze vrouw, en het Amerikaansche publiek of de stevige, kort-aangebonden Ier- sch politie-agent met zijn heerlijken, in Hol land zoo hoog noodigen, knuppel zou den lafbek te lijf gaan en, na hem eerst half dood geranseld te hebben, aan den politie rechter overleveren, die hem nog den zelfden dag voor 6 maanden, met een ketting en een kogel aan het been, aan het keien-kloppen zou zetten. In Holland is het gewoonte, dat een vrouw zoo iets negeert, óok omdat het publiek te laf is om haar bij te staan en de politie liefst den anderen kant uitkijkt. On gestraft gaan de lafbekken hun gang. En dan de opschriften op muren en schuttingen. 2 De onwellevendheid van zeer vele Hollandsche »heeren«, die dames voor zich van het trottoir laten gaan, of ze er eenvou dig afloopen, zooals ik meermalen heb gezien die poeslief zijn tegenover onbekende, knap uitziende dames, maar die er niet aan denken, hun eigen vrouw of zuster bij hat in- of uitstappen of op andere wijze behulpzaam te zijn. Een »heer* in een eerste-klas coupé, die zijn over elkaar geslagen beenen niet terugtrok toen twee dames instapten, die met haar rokken langs zijn slordig, onge poetst schoeisel moesten vegen, dat later door hem nog eens op de zelfde wijze aan de rokken van een tegenover hem zittende dame werd nageveegd. Een «heer* in de Laan van Meerdervoort te 's-Gravenhage, die er niet aan dacht zijn vrouw te helpen, toen deze, met een hoogvoode kleur van vermoeid heid, tobde met haar kinderwagen op een trottoir te brengen. En daar tegenover de Amerikaansche echtgenoot, die, zonder uit zondering, zelf zijn kind op den arm draagt, of zelf den kinderwagen duwt, om het zijn vrouw gemakkelijk te maken. Al zijn de trams, de spoorwagens, ook nog zoo vol, voor een ouden man of vrouw, voor een vrouw met een kind op den arm, en meestal voor elke andere vrouw, wordt steeds plaats gemaakt. Het kan zijn, dat de vrouwen hier door deze ridderlijkheid een beetje be- bedorven worden, in ieder geval is het duizend keer aangenamer aan te zien dan de hierboven beschreven ergerlijke vlegel achtigheden. De Amerikaan heer en werkman bei den is op die punten gentleman en de Hollander zou goed doen, dit na te volgen; hij heeft het hard noodig. «Deftig* daarentegen is de Amerikaan ge lukkig niet. Dat is men alleen in Holland, en daar is deftigheid meestal slechts een ander woord voor verwaandheid. Men meent in Holland de wijsheid in pacht te hebben, dikwijls zonder ooit een voet over de gren zen te hebben gezet. 3. De vernielzucht, die typische uiting van het gemeen-lage in het Hollandsche ge peupel, het gooien met steenen naar en het uitschelden en critiseeren van anders gekleede menschen, en andere uitingen van provin cialisme, die den vreemdeling (ook al ver staat hij gelukkig het ergste niet) ons land doen schuwen en hem den indruk geven alsof het buiten het internationale verkeer ligt. 4. De onzindelijkheid, die zich uit in de afwezigheid van badkuipen en voldoende rioleeringen, en die straten en grachten als publieke vuilnisbakken doet beschouwen, waar ongeveer alles mag worden neer- en ingegooid. 5. De diefachtigheid. Zou men in Holland veilig flesschen melk, couranten, pakjes op zijn stoep kunnen laten staan, zooals die hier bezorgd worden Of drukwerk en pakjes op de brievenous kunnen laten liggen, wanneer ze te groot zijn om door de opening te wor den gedaan In een reuzenstad als New- York kan men dit dagelijks zien, en niemand die er aan denkt, iets weg te nemen. De hoogere geestelijke beschaving van een klein gedeelte van Neerland's bevolking weegt niet op tegen het ontegenzeglijk lage peil van de overgroote meerderheid, niet alleen vergeleken bij Amerika maar ook bij andere Europeesche landen. Eerst indien de Hollandsche jongelui ook n:t hun twintigste jaar aan sport blijven doen en trachten jong en flink te blijven, zooals dat hier geschiedt, in plaats van met dik wijls vervaarlijke snorren en baarden op hun vijf-en-twintigste jaar er als oude heeren uit te zien en te doen, eerst dan zal er een flinker geslacht opgroeien, dat dergelijke toe standen niet meer zal dulden en desnoods zelf de wet in handen neemt. Van wandelstokken en stevige vuisten kan een merkwaardige opvoedende kracht uit gaan, die een zegen voor het geheele volk kan worden. In de heden te Amsterdam gehouden ver gadering der aangesloten Secretarissen van de Vereenigingen voor vreemdelingenverkeer in ons land kwam onder meer ter sprake een voorstel om, in samenwerking met den A. N. W. B. en de Kon. Maatschappij van landbouw, aan de Regeering te verzoeken om, evenals dit in het buitenland reeds lang geschiedt, ten behoeve van toeristen, land bouwers, enz. het zoogenaamde weerbericht bekend te maken aan alle telegraaf- en hulp- telegraafkantoren of, in dorpen, aan het Ge meentehuis. Een prachtig denkbeeld, dat echter afstuit op de schrielheid van den Staat.

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsche Courant | 1914 | | pagina 1