Dinsdag 30 Juni 1914. No. 8434 63e Jaargang. Uitgave van de Naamlooze Vennootschap „De Amersfoortsche Courant, voorheen Firma A. H. van Cleeff HOOFD-REDACTEUR P. J. 7BZDZRZSS. AMERSFOORT. Verschijnt Dinsdag-, Donderdag- en Zaterdagavond. Abonnement per 3 maanden fi.— franco per post f 1.15. Advertentien 16 regels 60 cent; elke regel meer 10 cent. Bijregel abonnement reductie, waarvan tarief op aanvraag kosteloos. Legale, officieële- en onteigening* advertentiën per regel 15 cent Reclames 1—3 regels f 1.25. Bewijsnummers naar buiten worden in rekening gebracht en kosten evenals afzonderlijke nummers 10 cent. Bij advertentiën van buiten de stad worden de incasseerkosten in rekening gebracht. Postbus 9. BUREAU: 20RT&GR4CST 9. Telefoon 19. Kunstlicht. PETROLEUM. Het algemeen branden van petroleum is nog betrekkelijk zóo kort in zwang, dat men allicht geneigd is, aan te nemen, dat de ontdekking en het gebruik ervan hoogstens dateeren uit de vorige eeuw. Weinig is minder juist dan dit vermoeden petroleum immers behoort tot de oudst bekende en gebezigde stoffen. Reeds in de tweede eeuw onzer jaartelling toch werd ze in aanmerke lijke hoeveelheden geïmporteerd uit Perzië naar het Westen en o.a. te Constantinopel gebruikt tot het verhitten van de door kei zer Septimus Severus (>93—211) gebouwde pronkbaden. En in de 7e eeuw, na de ver overing van Perzië door de Arabieren, nam het vervoer van petroleum naar het Per zische woord «naft* meer naftha genoemd zelfs in zeer aanzienlijke mate toe. Bij de middeleeuwsche schrijvers komen dan ook telkens opgaven voor betreffende petroleum. In de >Chem. Zeitung* deelt een vermaard kenner der geschiedenis van de chemie een en ander dienaangaande mede en uit zijn mededeelingen blijkt, dat petro leum soms al voor zeer interessante doelein den diende. Zoo berichten de annalen van den geschiedschrijver Fabari (839 923I dat de naar Indië en China zeilende koopvaar ders steeds luidjes aan boord hadden, erva ren in het bestrijden der zeeroovers door middel van het zoogenaamde Grieksche vuur. Dit laatste was een door der. Syrischen bouwkundige Kallinikos uitgevonden meng sel van petroleum of petroleumverbindingen met gebrande kalk, welk mengsel ontbrandde zoodra het in aanraking werd gebracht met water. In de 7e eeuw was dit zoogenaamd Grieksche vuur al bekend te Constantinopel en volgens den in 869 overleden polyhistor Al-Gahiz hadden de Arabieren het van de Grieken leeren kennen. Ook de Chineezen, die in de 7e en de 8e eeuw voeren op de havens in de Perzische golf, bedienden zich van naphta tegen de veelvuldige overvallen der piraten. Als geducht oorlogswapen deed petroleum trouwens méér dienst. Wüstenfeld memoreert bijvoorbeeld in zijn «Geschïchte der Fatimi- den Khalifenc, een vertelling, volgens welke de Beheerscher aller geloovigen in den oor log tegen den khalif van Egypte in 1015 tegen dezen »en vloot uitzond, die, wel is waar slechts uit 25 schepen bestond, maar welvoorzien was van oorlogsmateriaal en naphtha, zoodat in de zeeslag bij Raschid (Rosette, bij de monding van den Nijl) het grootste deel der vijandelijke vloot verbrandde. De Europeesche berichtgevers uit den tijd der Kruistochten hebben het zelfs héeldruk over het veelvuldige en succesvolle gebruik, dat de Saracenen maakten van petroleum en soms ook van het Grieksche vuurhiermede staken zij namelijk de belegeringstorens en de stormwerktuigen d,r kruisvaarders in brand. Het door Wüstenfeld vertaalde anonyme Arabische verzamelwerk >Hetboek van het krijgswezen der Moslem*, dat welis waar van omstreeks 1300 dateert, doch grootendeels over veel oudere tijden handelt, maakt eveneens melding van werpmachines, waarmee brandende naphtha werd geslingerd. Zelfs bestond er volgens dit werk een speciale afdeeling van soldaten te voet, de «slingeraars van naphtha en mengkruiken*, welke laatste, zooals uit de niet heel heldere uitzetting kan afgeleid worden, schijnen ge vuld zijn geweest met een mengsel van naphtha, zwavel, urine en azijn. Verder diende naphtha ook tot vervaardiging van vuurpij len, welke reeds omstreeks het jaar 400 voorkomen ten minste Ammianus Marcelli- nus, een geschiedschrijver uit dien tijd, merkt °P. dat keizer Julianus Apostata er gebruik van maakte. Die pijlen bevatten een bepaalde hoeveelheid brandende naphtha en mochten slechts met matige snelheid worden afgescho ten, opdat ze niet tijdens de vlucht uitdoof den. Ook het Arabische compileer werk Fihrist*, dat uit de 10de eeuw dateert, me moreert, op grond van andere geschriften, het gebruik van naphtha en naphtasproeiers in den oorlog, evenals het slingeren van vaten met naphtha, die dan door middel van vuurpijlen in brand werden geschoten. Overigens werd petroleum ook in de ge neeskunde gebruikt, als zalf en ontsmettings middel, met name in» den vorm van het dikwerf zeer geprezen «naphtazout*. een steenzout uit de natuur, dat in naphta was gedrenkt Reeds in de ge eeuw wordt deze toepassing aangetroffen, en ook later vindt men het middel sterk aanbevolen, o.a. bij Ibn-Al-Awam in het «Landbouwboek* (om streeks 1250); ook in de veeartsenijkunde werd dit naphtazout gebrikut. Onder «zuivere* naphta schijnt men hier te moeten verstaan de klare, helder-gekleurde vloeistof, want ge distilleerde die Dimeschie in 1300 noemt schijnt niet zoo vroeg vervaardigd te zijn. De Europeesche artsen dier tijden, die heel goed bekend waren met den artsenijschat der Arabieren, maken er ten minste geen melding van. Voor verlichtingsdoeleinden maakte men i'»ok al zeer vroeg gebruik van petroleum het eerst schijnt zoodanig gebruik in de ge eeuw te zijn voorgekomen. Men brandde toen reeds petroleum in lampen. (Terloops zij vermeld, dat het Fransche «chandelle* is af te leiden van het Arabische «kandil* of kaars; bougie, stamt van Bugia, den naam eener haven in Noord-Afrika, die in de Middel eeuwen vermaard was om haar uitvoer van kaarsen). Omstreeks 1100 en 1200 schijnt het branden van petroleum in lampen toch nog vrij zeldzaam te zijn geweest. Voor het gewone volk althans had de zaak nog iets zeer geheimzinnigs. Zoo hadden de klooster broeders in de Kerk van het heilige graf te Jeruzalem een «wonderlamp* hangen, die, naar het verhaal liep, op hooge feestdagen vanzelf aanging. Naar de Arabische schrijver Al Karafi (gestorven in 1285) heeft verklapt, droeg zich de geschiedenis in werkelijkheid heel wat meer prozaïsch toe. Er was n.l. een lange, dunne, in naphta gedrenkte draad, die buiten de kapel werd aangestoken en zóo het vuur naar de wonderlamp leidde. Het op een afstand gehouden volk bemerkte niets van deze bedotterij, Na de wederinne- ming van Jeruzalem heeft de sultan aanvan kelijk de vertooning van het wonder verboden; ten einde echter niet de inkomsten der van alle kanten toestroomende pelgrims te missen, kwam hij later terug op zijn verbod. Overigens mag hier wel even worden ge memoreerd, dat reeds ten tijde van Alexan der den Groote de Perzische toovenaars er soortgelijke vuurkunstjes op nahielden, bij voorbeeld na de inneming van Ecbatana. Hoe totaal onbekend naphtha toen nog aan de Grieken was, blijkt wel uit de opgave, dat het vinden van «olie* in het zand van den oever van den Oxus gold als een bui tengewoon ernstig voorteeken, aangezien, naar Plutarchus' woord, er «heinde en ver geen (olijf) olieboom te zien was*. In zeer grooten omvang schijnen de ver kwistende Egyptische kbalifen van de Fata- miden-dynastie petroleum te hebben betrok ken en opgehoopt zulks niet alleen om er in tijd van oorlog gebruik van te maken, doch ook ter voldoening van hun weelde zucht. Zoo trok bijvoorbeeld in 1002 een troep soldaten, blijkbaar de lijfwacht van den heerscher, op «met brandende fakkels*.Om trent 1077 vermeldt de kroniek, dat bij een opstand het paleis van den khalif te Kaïro door brand werd verwoest, waarbij niet al leen tal van kostbaarheden vernield werden, doch ook niet minder dan 10000 kruiken en evenzooveel flesschen met naphtha teloor gingen. Al bevatte elke flesch slechts 5 L., dan zijn hier toch totaal 100 000 L. petroleum verbrandwel een bewijs, dat het winnen en verzenden van dit artikel reeds toen ter tijde op groote schaal plaats vond. Dat pe troleum toen betrekkelijk nog heel duur was, valt hieruit al te leiden, dat ze behoordetot de schatten, in het slot van den khalif be waard. Zooals men ziet, niet alleen heden maar zelfs reeds vele eeuwen speelt de petroleum een voorname rol, zoowel op economisch als op financieel gebied. We moeten thans een geweldigen sprong maken en wel naar het midden van de vo rige eeuw, toen hier te lande petroleum voor het eerst werd gebruikt als verlichtingsmid del. Omstreeks i860 paste men haar toe voor huiselijk gebruik doch nog verre van algemeen. Daarvoor was zij veel te duur. Immers toen in Den Haag de eerste petroleumlam pen werden verkocht alle staande lampen, met een glazen peer; pas later kwamen de zoogenaamd porseleinen lampen in den han del kostte een kruik petroleum niet min der dan een rijksdaalder. De kruiken bevat ten ongeveer 5 L. en waren aanvankelijk slechts in éen winkel in de residentiestad te verkrijgen. Geen wonder, dat de moderateur-lamp die trouwens heden ten dage nog wel wordt gebruikt niet zoo heel spoedig werd ver drongen en velen een petroleumlamp brand den alleen als er bezoek was en er moest worden uitgehaald. Verleden jaar hebben we herinnerd hoe opgetogen de «Amersfoortsche Courant* van 1863 schreef over de toepassing van de eer ste petroleumlamp in een café hier ter stede, doch te gelijk het zeker door den patent oliehandel in de wereld gebrachte waar schuwend woord liet volgen over de lichte ontplofbaarheid van het nieuwe verlichtings middel. Hoe in deze halve eeuw de verlichtings techniek is vooruit gegaan en hoe ontzaglijk de petroleumlampen zijn verbeterd, behoeft gevierd met een collation ten Stadhuize en een bal in de sociëteiten. Aanvankelijk werd het bereid door een in hoofdzaak Utrechtsch consortium, dat daar voor concessie had verkregen. In September 1900 werd de Gemeentelijke gasfabriek in exploitatie genomen en sedert werd het ge bruik van lichtgas al meer en meer populair. Dat blijkt het best uit de volgende cijfers. In 1901, het eerste volle jaar gedurende hetwelk de Gemeentelijke gasfabriek in ex ploitatie was, werden geproduceerd 1 046 825 stère; in 1912, het laatste jaar waarvan tot dusver het verslag in druk is verschenen, be droeg de productie bijna 3 millioen stère. Het gebruik per inwoner steeg van 51 stère in 1901 tot 121 in 1912, hetgeen nog niet zoo bijster veel is; in Engeland is het ge middeld gebruik per hoofd der bevolking bij na 300 stère. Toch is het een aanmerkelijke toeneming, die grootendeels moet toegeschre ven èn aan de invoering der muntmeters, èn aan het gebruik van het gas voor koken en als krachtgas. De muntgasmeters werden hier ingevoerd in 1902 en op het einde van dat jaar werd gebruikt 10897 stère muntgas, welke hoe veelheid op het einde van 1912 bedroeg 480 097 stère. Het aantal muntmeters bedroeg in die jaren onderscheidenlijk 874 en 1060. Aan kookgas werd in igot gebruikt 79 693 stère, in 1912 reeds 530796 stère. Aan krachtgas werd in 1901 gebruikt 47 140 stère, gedurende 1912 reeds 103 163 stère. Onder de factoren, die het gebruik van sleenkolengas voor verlichting, verwarming en als motorische kracht zeer hebben doen vooruitgaan, moet wel genoemd de concur rentie van de electrische energie, welke zeer groote voordeelen aanbiedt. Door die con currentie toch zijn de gas-technici, diejaren- t.j.i ugiiucn j (.uiituut VUV.U /.IJll UC gcia-lCUllll11,1UlCjcireil- wel evenmin gezegd als dat nog dient ge- lang meenden het monopolie te hebben, er ofschoon weer j wel toe gedrongen, allerlei verbeteringen gestegen thans 9.5 cent per I.. in den uit te denken, opdat het gas niet geheel zou bron wezen op den prijs, die gestegen thans 9. detailhandel bedraagt. GAS. Wie de uitvinder is van het lichtgas, valt niet zoo gemakkelijk te zeggen. Nederland, Engeland er. Oostenrijk betwisten elkaar de eer van de uitvinding als vele uitvindingen, een toevallige ontdekking. Zeker is, dat pater J. P. Minckeleers (geboren te Maastricht in 17S4 en aldaar overleden 4 Juli 1824) professor in de chemie aan het seminarium aldaar, in 1784 het licht deed zien een «Mémoire sur l'air infla- mable tiré de charbon* (Verhandeling over brandbaar gas, getrokken uit kool). In 1904 werd zijn standbeeld brons, gemodelleerd door Bart van Hove, aan het begin der Boschstraat in zijn geboortestad onthuld. De Engelschman Murdoch verlichtte in 1792 voor het eerst zijn huis te Radruth met uit turf en hout gestookt gas. De Oostenrijker Joseph Moser (geboren in 1779 en overleden in 1836) installeerde in 1816 de eerste gasverlichting in zijn apo theek te Weenen. Hij bereidde dat lichtgas zelf. De eerste particuliere gasverlichting- onderneming aldaar tevens de eerste in Europa werd opgericht in 1832. Ongetwijfeld is het Bunsen geweest, die het lichtgas bruikbaar heeft gemaakt voor kookgas, terwijl hier veilig ook de naam mag genoemd van dr. Auer von Welsbach, die in October 1891 het eerste patent nam voor de thans overal bekende gloeikous, welke een ganschen ommekeer bracht in de verlichting. worden verdrongen door de nieuwe van licht en kracht. Van 25 tot 30 September 1911 werd in «Amicitia* een gas tentoonstelling gehouden, waarbij werd getoond hoe ontzaglijk de vor deringen zijn op het gebied der gas-techniek. We herinneren aan de lamp van 1000 Nor maal-kaarsen, die aan den ingang schitterde; aan de automatische lantaarnaanstekers en blusschers; aan het veiligheidstoestel van den heer Rutten, directeur van een der Gemeen telijke gasfabrieken te 's Gravenhage, dat vergiftiging door onwillekeurige gasontsnap- ping absoluut onmogelijk maakt; aan de ver nuftige toepassingen Van het gas voor het huishoudelijk gebruik. We staan thans aan den vooravond om hier ter stede ook te kunnen beschikken over electrische energie. De Burgemeester heeft in de jongste Raadsvergadering bereids kun nen meedeelen, dat 1 October, uiterlijk 1 No vember, electrische stroom zal kunnen ge leverd. Of en in hoever het gasverbruik zal afnemen door toepassing van electrischen stroom ho pen we in een volgend nummer aan te geven. Frederiks. (leen kinderwerk. Onder de auspiciën van het Algemeen, j Nederlandsch Verbond aldus de «Suma- tra Post* vindt sedert eenigen tijd een I schriftelijke uitwisseling van gedachten o. plaats tusschen leerlingen van inrichtingen Hier ter stede werd het lichtgas het eerst van voortgezet Inlandsch onderwijs op Java gebrand op 17 Augustus 1859, hoofdzakelijk en jongelieden in Nederland. Men noemt dit voor de straatverlichting. Slechts zeer schoor voetend gingen particulieren er toe over, het voor verlichting te bezigen; ook in groote gebouwen werd het pas betrekkelijk laat aangebrachtzóo in de Israelietische synagoge, associatie van Oost en West* en beoogt daarmede een nauwere aanraking tusschen de beschaving en het gedachtenleven van Oost en West, waarvan dan het verder door- dringen van Westersche opvattingen in de waar het 11 September 1864 voor het eerst gedachten van het beschaafde en ontwikkelde uit 65 vleermuisjes brandde een heele ge- deel der Inlandsche bevolking het gunstige beurtenis destijds, evenals de gaslicht-ont- 1 gevolg zou moeten zijn, steking in 1859, welke onder meer werd Deze soort associatie tusschen Nederland-

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsche Courant | 1914 | | pagina 1