Dinsdag 7 Juli 1914. No, 8437. 63e Jaargang. Stadsnieuws. Uitgave van de Naainlooze Vennootschap „De Amersfoortsche Courant, voorheen Firma A. H. van Cleeff". HOOFDREDACTEUR F. J. 7EEDERZES. AMERSFOORT. Verschijnt Dinsdag-, Donderdag- en Zaterdagavond. Abonnement per 3 maanden f 1. franco per p f 1.15. Advertentien 1—6 regels 60 cent; elke regel meer 10 cent. Bijregel- abonnement reductie, waarvan tarief op aanvraag kosteloos. Legale, officieêle- en onteigenings- advertentien per regel 15 cent Reclames 1—5 regels f 1.25. Bewijsnummers naar buiten worden in rekening gebracht en kosten evenals afzonderlijke nummers 10 cent. Bij advertentiën van buiten de stad worden de incasseerkosten* in rekening gebracht. KORTEGRACHT 9. Postbus 9. Telefoon 19. EISCHEN. Er doekjes om winden, op beleefden toon spreken van ons verlangen ot onze wenschen, met den schroom der bescheidenheid de aandacht vestigen op onze aanspraken o, daar doen we niet meer aan in dezen tijd van vooruitgang. We stellen, heel eenvoudig, onze eischen; dan weet ieder, die met ons iets te maken heeft, wat wij willen. Eischen aan het leven, de samenleving niet het minst, eischen ook aan de omgeving. Uitgaande van de gedachte, dat door ons niet begeerd is, een plaats te komen innemen in den snel voorbijvlietenden optocht dergenen, die een korte spanne tijds vormen hetgeen men de menschheid noemt, meenen wij aan die onverkorte verschijning het recht opeen behoorlijke representatie te ontleenen, zonder dat het nu vaststaat, dat wij genoodzaakt zijn, daarvoor meer te doen dan met onze neigingen overeenkomt. De ondervinding van een heel, heel lange reeks van eeuwen heeft geleerd, dat verreweg de groote meerderheid der menschen er zóo maar niet afkomt, steeds nemende, in zoo ruim mogelijke hoeveelheid; het zijn slechts heel enkelen, die onder zoodanige lotsbegun- stiging hun aardsche loopbaan mochten vol brengen. De voorraad waardevolle dingen moet worden aangevuld en steeds vermeer derd, voor eigen en voor toekomstig gebruik, en ook in hoedanigheid behoort hij vocruit te gaan, omdat daar nu eenmaal een soort natuurwet schijnt te bestaan, waarbij dat zoo is uitgemaakt. Ook hebben wij in onzen aanleg gekregen de behoefte aan beweging, die voor den lichamelijken en geestelijken groei onmis baar K en waaruit een drang tot arbeid ontstaat, sterk genoeg om de insgelijks aan geboren traagheid te overwinnen, zoodat ieder, met de zooeven vermelde zeldzame uitzonderingen, wat geven kan en wat ge ven wil, tot onderhouding en toeneming van de gemeenschappelijke schatten. Kad men zich dit zij in 't voorbijgaan opgemerkt tot die vergrooting bepaald en hadden de menschen niet van tijd tot tijd aanvallen van dolzinnigheid gehad, waarin zij stuk sloe gen, vernielden en verbrandden hetgeen werd bijeengebracht, misschien zou ieders aandeel grooter kunnen zijn, ook dat var. hen, die zich met weinig of niets moeten behelpen. Tot vergoeding van hetgeen ieder van ons inbrengt, komt hij om zijn deel van de massa, en verre van zich tevreden te stellen met hetgeen hem wordt toebedeeld, tracht hij daar voortdurend bij te krijgen. Het al gemeen verschijnsel der veeleischendheid omvat allen, die op de wereldmarkt de waar uitstallen, welke zij op hun beurt te leveren hebben en daarbij kost het niet veel moeite te ontdekken, dat de fout, die onze vriende lijke buren aan den overkant van den Wes telijken waterplas onzen landaard toedichten (te veel te vragen en te weinig te geven) alsof zij, die buren, ooit gevaar loopen tot het tegenovergestelde te vervallen een algemeen menschelijke is. Laten wij niet onbillijk zijn. Daar zijn er Engelsclien, zoowel als niet-Engelschcr., en ook eenige van de Dutch* wien de Tief van het bekende versje over de hou- dicg onzer landgenooten »in mal ters of com merce* geldt, die veel, zeer veel, die alles geven, wat hun als schatten van de hoogste waarde is ten deel gevallen en die zoo goed als niets in betaling verlangen. Die zeer bijzondereen, van wie 't volstrekt niet zeker is, dat hun omgeving de volle waarde zal erkennen van hetgeen zij toe brengen aan de verheffing van het menschdom hun aantal moge niet zoo gering zijn als een pessimiste kijk op den hedendaagschen maatschappelijken en zedelijken toestand doet bespeuren kunnen toch nog wel gerekend worden te behooren tot de uitzonderingen, die, quantitatief althans, den regel bevestigen, dat de eischen de grenzen der rechtmatige aanspraken niet steeds in acht nemen. Wat toch wordt daardoor omvat? Werd die vraag aan divideele beantwoor ding onderworpen, in de meeste gevallen zou gewaagd worden van »een menschwaar dig bestaan*, en wie dat gezegd heeft, houdt zich overtuigd van de onmogelijkheid van tegenspraak. Wij zouden er vrede mee kunnen hebben, door nu en dan rijzende maatschappelijke geschillen niet werd gestoord, evenmin als in een muzikale compositie de dissonanten afbreuk doen aan de schoonheid van 't ge heel. Er zou een vaste evenredigheid ont staan tusschen de eischen. welke wij stellen aan de gemeenschap of aan haar individueele leden, en die, welker vervulling wij onszelf als er een vast begrip door werd uitgedrukt, opleggen. Het zou zelfs kunnen gebeuren, Wèl de tegenstelling. Er zijn er onder ons, dat de Matste, door het plichtsgevoel levendig van wie positief gezegd kan worden, dat hun gehouden drang, zóo veel bevrediging schonk bestaansvoorwaarden beneden zeer bescheiden, aan de hoogste neigingen van ons wezen, voor vermindering onvatbare eischen blijven, 1 ons in die. mate het gevoel deed ontwaren, die leven in een woning, waaraan redelijker- waaraan wij den naam van geluk hebben wijze die naam ontzegd moet worden, die 1 gefJeveni da* de eerste daarbij op den ach- lijden aan tekort van voeding en die geen i tergrond geraakten, en een vermindering voegzaam kleed tot dekking bezitten. Ont- van omvang verkregen, die alle gedachte breken bovendien, wat vaak gebeurt, de aan overvoeding deed verdwijnen, energie en de bekwaamheid om rechten te I Want het is niet waar, dat het leven ver- doer gelden op de éenige wijze, die erkenning rijkt wordt door de uitbreiding van gene. afdwingt, dan is de noodstand geboren, die Natuurlijk zijn er minima, en die verschillen een der donkerste vlekken vormt op het I door de inwerking van allerlei omstandig- lichaam der hedendaagsche maatschappij, en heden, van opvoeding, van werkkring, van waarvan de groei het aanzijn heeft gegeven maatschappelijke positie, van leeftijd, van aan het geducht verschijnsel, dat wij paupe- woonplaats. Maar wij doen verkeerd rnet aan risme noemen. I elk van die bestaans-nuanceeringen een over- Klimmen wij op tot de zeer talrijke soci- matigen invloed toe te kennen op de uitwen- ale groepen, tot welke de menschen behoo- d>gheden des levens, een zóo overwegenden ren, die door arbeid in hun behoeften kun- z.®^9' dat er £een ruimte meer overblijft van nen voorzien en dit, behoudens storende tijd en van geestkracht om die te doen be- omstandigheden, ook doen, dan ontmoeten steden aan de voorziening in levensbehoef- wij teveus een voortdurend opdringen van ten van hoogere orde. Dag en nacht onze atijgcndo oiachon. Men wil een ruimer aan 1*~" Dpdringi ;n ruimi deel van de voordeelen der beschaving, en liefst van haar uiterlijkheden en neemt geen genoegen met een verdeeling, die de beste haver onthoudt aan zeer bruikbare paarden. Er is een maatschappelijke ontwikkeling, die niet kan worden tegengehouden, wij» zij het kenmerk draagt van een noodzakelijk- heicl, en de toenemende drang naar ruimer beschikking over een aandeel in de bescha- vingsvoordeelen is 'er een van de voornaam ste verschijnselen van. Het komt er maar op aan, goed te weten, wat daartoe behoort, j Dat in de arbeidende groepen de levenswijze in zekere harmonie moet zijn met de maat schappelijke positie om een bevredigend, den leve..;'ust verhoogend en de levensvaardig heid versterkend geheel op te leveren, wordt niet diep gevoeld om te voeren tot de er kenning, dat vermeerdering van uitspannin- gen, waaronder er natuurlijk voorkomen, die niet het goedkeuringsmerk van onberispe lijkheid zouden kunnen erlangen, daarmede j niets te maken heeft. Dat de eischen van welstand en schoonheid ook bestaan voor de eenvoudigen en de minder mild bedeelden sluit niet in, dat daaraan voldoening is te geven door het bijeenbrengen van allerlei dingen van twijfelachtige waarde, meer be- geerd om bij een ander niet achter te staan, begeerlijk gemaakt door een geest van na bootsing. Iets van dien aard vinden wij terug in de meest onderscheidene groepen en het schijnt wel, alsof de jacht naar posiiie-verbetering en inkomsten-verhooging grootendeels de uiterlijkheden op het oog heeft, welke niet tot de onmisbaarheden zijn te rangschikken. Men spreekt in dit verband van standsver heffing, de onweerstaanbare drijfkracht van ouzen tijd. Er is reden om te vermoeden, dat die op- waartsche beweging meer den vorm betreft dan den inhoud. Er worden eischen gesteld van onderschei den aard, en om ze in vervulling te doen komen of de voldoening tegen te houden, vormen wij vereenig'ngen, die weldra vij andig tegenover elkaar staan en in de we reld den onvrede bestendigen. Laten wij er kennen, dat daarnaast ook een algemeen streven is waar te nemen om door vermeer dering van bekwaamheid, aard en hoedanig heid der voortbrenging tot grootere volko menheid te brengen. Kon gezegd worden, dat die twee stroomin gen steeds samenliepen, in de zelfde richting zich bewogen, er zou een toestand van har monische ontwikkeling geboren zijn, die zelfs menschen van heden maken zich ongerust over den onrust der tijdenzij kunnen zonder gevaar den versnelden gang mee maken, indien zij maar zorgen door verheffing van eigen zedelijk peil aan de klimmende eischen van den weerstand te voldoen. Ontbreekt het besef, dat de zedelijke eischen de stoffelijke in bedwang behooren te houden en aan deze leiding te geven en dat deze breidelende kracht van onszelf moet uitgaan, dan ontstaan gevaren, die de maat schappelijke ontwikkeling ernstig bedreigen en ook voor het stoffelijk welzijn van groe pen en van individuen verderflijke gevolgen zouden hebben. De vrees is er reeds, dat een critieke toestand in aantocht isnaar middelen ter voorkoming wordt verzocht. Die zijn er. Laten wij persoonlijk ze aanwenden. R.N. Sisyphus zijn steen naar den bergtop, dien hij tóch nooit bereiken zou, zijn wij oorzaak van de ontstemming, die niet zelden de zwaarte van wrevel verkrijgt en die even zeker den lach der vreugde verdrijft als de mist het gelaat der zon voor het oog ver bergt. Nauw is, in het onrustig drijven van on zen tijd, het uitzicht op tegemoetkoming aan stoffelijke eischen geopend, of wie ze stelde, krijgt al spijt, dat hij niet nog wat verder 1 is gegaan. Wij zijn dan als de niet precies eerlijke koopman, wien het leed doet als hij bemerkt, dat men op zijn aanbieding zal in gaan, dat hij niet nóg wat meer heeft over vraagd, en die zich voorneemt een volgenden keer zijn belangen wat beter te behartigen. Zóo komt er geen eind aande gezochte bevrediging is een immer wegvliedende horizon. Ook hier geldt het onsterflijk woord:geven is zaliger dan ontvangen*. Kunnen wij zonder het laatste niet voortbestaan, de maat van het eerste bepaalt de waarde van ons zijn. In dit opzicht is er niets tegen te zeggen, dat wij onze eischen heel hoog stellen. Te veel menschen nog gaan door het leven als onwillige belastingbetalers; konden zij het met goed fatsoen doen, zij zouden den fiscus menige teleurstelling bezorgen, Ult overwegende nebben ueaeputeerae I Bij die, zonder poging tot afdingen aan- Staten gemeend, dat de Provincie, aan den De zomerzitting van de Provinciale Staten van Utrecht is heden aangevangen. Daarbij is o. a. ingebracht het advies van prof C. Feldmann, te Delft, omtrent de wijze waarop de electriciteits-voorziening in de Provincie Utrecht het best tot oplossing is te brengen. Het jaoport, en, de £aarov£C^met den^sa- Gedeputeerde Staten doen inzien, dat de thans beschikbare gegeven vooralsnog niet voldoende zijn om met zekerheid het stand punt te kunnen bepalen, dat de Provincie met betrekking tot de electriciteitsvoorziening zal hebben in te nemen. Daartoe zal een nader en verder doorgevoerd onderzoek noo- dig zijn. Hieruit mag intusscheu niet worden afge leid, dat Gedeputeerde Staten zich van elke inmenging van Provinciewege in deze be langrijke aangelegenheid voorloopig zouden wenschen te onthouden. De snelle uitbreiding toch, juist in de laatste maanden aan de bestaande electrische centrales gegeven, laat niet toe de komende toestanden rustig af te wachten. Immers de van het standpunt der centrales volkomen begrijpelijke neiging om zoo spoedig moge lijk die streken van electriciteit te voorzien waar de levering het grootste voordeel op levert, doet niet alleen het gevaar ontstaan, tut minder productieve streken ook voor de toekomst zouden kunnen worden geïsoleerd, doch bovendien kunnen op deze wijze min of meer monopolistische toestanden ontstaan, I welke beletten, dat van de electriciteit zoo- I danig voordeel wordt getrokken als in het algemeen belang noodig is te achten. Dit overwegende hebben Gedeputeerde vaarde eischen wordt allerminst onze vrijheid aan banden gelegd. Zeker, wij zitten nu een- maal in een weefsel van maatschappelijke verplichtingen, doch als het gelukte, daarvan - los te komen, zou het ons wellicht vergaan als een plant, die met haar wortelgestel werd losgewerkt uit den grond, waarin zij is vast geklemd. Ook wij trekken uit milden bcdem, door tal van stengels en vezels, het voedsel en verwerken dat naar den aara van ons wezen; van dezen hangt het af, wat wij er voor in plaats zullen geven. Wie zich de verplichting oplegt, zoo nabij mogelijk de grens van zijn kunnen te naderen, zal tot zijne groote voldoening bemerken, dat die grens zich uitzet. Hij voert een strijd tot uitbreiding van zijn zedelijk grondgebied, een veroveringsoorlog ten koste van niemand. Hij stelt eischen. die niet betwist zullen worden, en waarvan de bevrediging geen andere nadeelen oplevert dan negatieve. Laten wij deze soort veeleischendheid, aankweeken. Zij is, in haar regelmatig, welbewust voortschrijden, de regulator, die de maatschappelijke stoommachine belet op hol te slaan de slinger, die een ratelend afloopen van het uurwerk tegenhoudt, De eenen kant voorloopig zich onthoudende van het beantwoorden der vraag of zij al dan niet rechtstreeks zal moeten ingrijpen in de pro ductie of de verdeeling van electriciteit, aan den anderen Kant .noet zorgen de mogelijk heid tot zoodanig ingrijpen voor de toekomst niet af te snijden en voorts, haar onderzoek in die richting voortzettende, zoo spoedig mogelijk die maatregelen moet treffen, wel ke haar in staat stellen, aan de in werking zijnde uitbreiding der bestaande centrales de noodige leiding te geven. Dit doel kan niet beter worden bereikt dan door het vaststellen eener Verordening be treffende de uitoefening van bedrijven tot voortbrenging en levering van electrischeu stroom in deze Provincie, een maatregel, waartoe te eerder aanleiding bestaat, nu met eenigen grond schijnt te mogen worden ver- 1 wacht, dat het bereids ingediende wetsont- werp tot regeling dezer materie vooralsnog niet in behandeling zal worden genomen. Een ontwerp eener zoodanige verordening bieden Gedeputeerde Staten ter vaststelling aan. Een soortgelijke verordening werd ach tereenvolgens vastgesteld door de Staten der

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsche Courant | 1914 | | pagina 1