Dinsdag 3
November 1914.
No. 8487.
64e Jaargang.
AMERSFOORTSCHE COURANT.
Uitgave van de Naamlooze Vennootschap „De Amersfoortsche Courant, voorheen Firma A. H. van Cleeff
HOOFD-REDACTEUR
P. J. 7RSDSRXZS.
AMERSFOORT.
Verschijnt Dinsdag-, Donderdag- en Zaterdagavond, Abonnement per 3 maanden f 1.
franco per post /1.15. Advertentien 16 regels 60 cent; elke regel meer 10 cent. Bijregel-
abonnement reductie, waarvan tarief op aanvraag kosteloos. Legale, officieele- en ontelgenlngs-
advertentiën per regel 15 cent Reclames 13 regels ƒ1.25. Bewijsnummers naar buiten
worden in rekening gebracht en kosten evenals afzonderlijke nummers 10 cent. n
Bij advertentièn van buiten de stad worden de incasseerkosteu ln tekening gebracht. Postbus 9.
BUREAU:
KORTXGRAOHV 9.
Telefoon 19.
KENNISGEVING KN.
Uitvoer van paarden.
De Ministers van Landbouw, Nijverheid en
Handel ad interim en van Financiën;
Gelet op artikel 1 van het Koninklijk besluit
van 24 October 1914 (Staatsblad no. 506);
Hebben goedgevonden
vast te Btellen de navolgende voorschriften,
welke met betrekking tot den uitvoer van rui
nen, die den leeftijd van 20 maanden nog niet
hebben bereikt en nog niet gewisseld hebben
en van veulens, niet onder dan éen jaar, in
acht genomen moeten worden.
Artikel 1.
De uitvoer zal kunnen geschieden per schip
via Rotterdam en per trein via Venlo,Ztvenaar,
Oldenzaal en Nieuwe Schans, indieu de dieren
onmiddellijk vóór den uitvoer door een ambte
naar van den veeartsenijkundigen dienst, daar
toe door den Inspecteur an den veeartsenijkun
digen dienst aan te wijzen, zijn onderzocht en
ten uitvoer toegelaten.
Art. 2.
1. Gelegenheid om do voor uitvoer bestemde
dieren, in verband met het bepaalde in het
voorgaande artikel, te doen onderzoeken, zal
bestaan
a. te Rotterdam op de plaats van inlading in
het schip op alle werkdagen tusechen zonsop-
en zonsondergang, mits de districteveearts te
Rotterdam ten minste 24 uur voor het voor de
inlading bestemde tijdstip door den belangheb
bende schriftelijk zij verwittigd
b. aan de veelading van het spoorwegstation
Venlo op Dinsdag 3, 10, 17 en 24 November,
1, 8, 15 en 22 December 1914, telkens des na
middags te éen uur;
c. aan de veelading van het spoorwegstation
Zevenaar op Dindag 3, 10, 17 en 24 November,
1, 8, 15 en 22 December, alsmede op Woensdag
4, 11, 18 en 25 November, 2, 9, 16 en 23 De
cember 1914, telkens des namiddags te éen uur
d. aan de veelading van het spoorwegstation
Oldenzaal op Zaterdag 31 October, alsmede op
Donderdag S, 12, 19 en 26 November, 3, 10, 17
en 24 December 1914, telkens des namiddags te
éen uur:
e. aan de veelading van het spoorwegstation
Nieuwe Schans op Zaterdag 7, 14, 21 en 28 No
vember, 12 en 19 December 1914, telkens des
namiddags te éen uur.
2. De Minister van Landbouw, Nijverheid en
Handel is bevoegd, in de in het eerste lid sub
b, c, d en e vermelde dagen en uren wijziging
te brengen.
Art. 3.
Belanghebbenden zijn, op vordering van de
met het onderzoek belaste ambtenaren, verplicht,
de dieren ten behoeve van het onderzoek te la
den uit de spoorwegwaggons waarin zij zich
mochten bevinden.
's Gravenhage, 28 October 1914.
De Minister van Landbouw,
Nijverheid en Handel a. i.,
TREUB.
De Minister van Financiën,
TREUB.
UITBREIDINGSPLAN.
Het hoofd van bet Gemeentebestuur van
Amersfoort,
gelet op art. 28, alinea 6, der Woningwet,
brengt ter openbare kennis, dat vanaf heden
gedurende 4 weken op de Gemeente secretarie
voor een ieder ter inzage ligt een ontwerp-wij-
ziging van het Uitbreidingsplan der Gemeente
Amersfoort, vastgesteld* door den Gemeenteraad
den 31 Juli 1906, laatstelijk gewijzigd den 31
Maart 1914.
Amersfoort, 29 October 1914.
Het Hoofd van het Gemeentebestuur
voornoemd.
Van RANDWIJCK.
Dc oorlogslecning.
Reeds cenigen tijd geleden werd gemeld
dat aan het Departement van Financiën een
gedwongen oorlogsleening in voorbereiding
was. Hiertoe schijnt aanleiding te hebben
gegeven het feit, dat tijdens het Minister
schap van den heer Bertling een voor-ont
werp in dien geest is opgemaakt.
Onmiddellijk na de aanvaarding van zijn
beheer van het Departement van Financiën
heeft Minister Treub naar uit goede bron
wordt gemeld deze zaak ter hand geno
men. Hij achtte het noodzakelijk, dat het
advies van deskundigen zou worden inge
wonnen, zoowel omtrent de vraag of men zal
overgaan tot het uitschrijven van een vrij
willige dan wel een gedwongen leening, als
over het bedrag en het rentetype, en over de
quaestie of reeds thans tot leening zal worden
overgegaan, dan wel eerst nadat de Beurs
zal zijn heropend en een meer normale toe
stand op financieel en economisch gebied
zal zijn ingetreden.
Donderdag nu heeft Minister Treub in het
Departement van Landbouw, Nijverheid en
Handel een conferentie over deze quaestie
gehouden met vertegenwoordigers van den
Amsterdanischen, Rotterdamschen en Provin
cialen geld- en effectenhandel.
Bijzonderheden worden daarover nog niet
meegedeeld, doch er is alle kans, dat we een
herhaling krijgen van het zoogenaamd «Vrij
willig offer* van Floris Adriaan van Hal
van 1844.
De Nederlandsche Staatsschuld bedroeg
toen 2206 millioende daarvan te betalen
rente beliep jaarlijks 34 millioen gulden de
te dekken achterstand was 35 millioen en
op de koloniën drukte een schuld van 134
millioen.
Om in dit alles te voorzien, was het vol
strekt noodzakelijk, zware offers te vergen
van de natie. Het ontwerp-Van Hall liet de
keus tusschen een buitengewone belasting
op de bezittingen en de inkomsten, waarvan
het bedrag werd geraamd op 35 millioen,
en een vrijwillig offer tot een bedrag van
«27 millioen, welk offer zou bestaan deels
uit vrijwillige giften, deels uit een tpCts.
leening.
Een storm van ontevredenheid brak los
zoodra het ontwerp bekend werd, doch de
Koning en de Volksvertegenwoordiging
trotseerden dien en het ontwerp werd in
1844 wet.
Weldra kreeg de bezadigde zin van het
Nederlandsche volk het overwicht en daar
het den grootsten afkeer had van de ver
plichte heffing, beproefde de Regeering het
middel der leening, die spoedig werd
vol teekend.
Ook thans heeft het eerste gerucht dezer
Oorlogsleening heel wat pennen in beweging
gebracht. Van de vele artikelen, tot dusver
daarover verschenen, is wel het krachtigst
de volgende driestar van dr. A. Kuypei
»De Standaarde
Als uit de lucht kwam het bericht vallen,
dat we een leening krijgen van tweehonderd
en vijftig millioen, en dat aan deze leening
het karakter zal worden gegeven van
dwongen deelneming.
Daaronder zou dan te verstaan zijn, dat
een iegelijk, van wiens kas de Regeering
genoegzaam afwist om te constateeren dat
er een vermogen in lag van zeg boven de
f 10 000, van overheidswege verplicht zou
worden, naar verhouding van het bedrag
van zijn vermogen, obligation of aandeelen
in deze leening te nemen,
Het karakter van dwang zou dan aan
deze leening gegeven worden om te voor
komen, dat anders de leening allicht niet
aanstonds geheel geplaatst werd, en om te
verhoeden, dat de prijs, ervoor geboden, te
laag liep.
Niet alleen, dat dus de leening gedwon
gen zou zijn, maar ook de koers zou in
handen van de Regeering moeten blijven
bij de inschrijvingen.
Dit ziet er niet aantrekkelijk uit. Doch
Nederland heeft het immers in zijn macht,
dit onweder af te leiden. En dit zal ook wel.
Ons volk kan zeer wel deze 250 millioen
vrijwillig nemen. Dat zcu gelijk staan met
éen tiende van vijf milliard franc. En in
Duitschland is nog pas vrijwillig zelfs voor
bijna vijf milliard mark aangeboden, terwijl
onze bevolking ongeveer éen tiende is van
die van Duitschland.
Natuurlijk kan 't voor zeer groote kapi
talen een heele hap uit den taart zijn maar
zonder klappen komt thans niemand er af.
En wat men in een Staatsleening neemt,
biedt alle kans, later toch weer gezond
kapitaal te worden, zoodat zelfs elk denk
beeld van schade of verlies ten slotte nog
geheel kan wegvallen.
Alleen rente en aflossing zullen natuur
lijk bij het budget komen, en hiermede zal
de Minister van Financiën moeite krijgen.
Het zal op tien millioen aan rente komen
te staan, buiten en behalve de aflossing.
De vraag is nu maar, hoe deze rente plus
aflossing zal te vinden zijn.
De verrassingen, die nog konden komen,
blijven spannen.
We weten vooruit, dat er ook dan weer
moet ingehakt en dat ook dat inhakken r.iet
malsch zal zijn.
En tóch zit er niet anders op, dan de
schouders er onder te zetten.
Zelfs veel klagen er over, is beneden onze
waardigheid als natie.
l)e uitgewekenen.
Na de prachtige opwelling van medelijden,
door het geheele Nederlandsche volk getoond
jegens de Belgische vluchtelingen, is de
vluchtelingen-quaestie niet van de baan
geweest.
We gebruiken dat woord quaestie niet
in onaangenamen of minder gunstigen zin,
maar meer als een samenvatting van al
hetgeen met dit onderwerp samenhangt. En
we behoeven dat alles niet nader te omschrij-
v enhet is overbekendnaar sommiger
meening wordt er zelfs te veel over gesproken.
Toch wagen we het, er nog eens op terug
te komen. We willen niet spreken over de
toestanden in enkele plaatsen van ons land,
die van de invasie, door hun ligging aan of
bij onze Zuid-grens, het meeste te lijden
hebben gehad, evenmin over de vraag of er
soms niet wat al te veel wordt gedaan te
veel, in den zin van eenige overdrijving, als
bijvoorbeeld het herhaaldelijk geven van ver
snaperingen en snoeperijen, waarvan ons
voorbeelden bekend zijn en ook niet over
gevallen, die ons ter oore kwamen van
vluchtelingen, die ontevredenheid betoonden
over hetgeen voor hen is gedaan. Gelukkig
staan die gevallen vrijwel op zichzelf; men
mag er het gros van de vluchtelingen niet
aansprakelijk voor stellen.
Waar we 't over willen hebben, is de quaestie
van den terugkeer der vreemdelingen naar
het eigen land. Daarbij zij op den voorgrond
gesteld, dat naar onze meening van «dwang»
geen sprake mag en kan wezen wie een
maal en nog eenshet strekt ons volk
tot eer het gedaan te hebben zóo met
open armen vluchtelingen ontvangt, zet die
na korter of langer tijd niet aan de deur.
Zelfs niet wanneer het hem, die zijn deu
ren openzette voorde ougelukkigen, op een
gegeven oogenblik moeilijk zou vallen, hen
alles te verschaffen dat men in normale
tijden hun gaarne zou geven. De tijden zijn
nu eenmaal niet normaal en dus zijn onze
hulpmiddelen, onze bronnen van inkomst,
onze aanvoer van levensmiddelen het óok
niet. Men weet, dat men zich daarmee in
het buitenland óok al bezig begint te hou
den. Na de volmondige erkenning van de
houding van ons land, was het vooral de
Engelsche pers, die zich begon af te vragen
of het niet op den weg van België's bond-
genooten lag, Nederland te ontlasten van
de zware zorg, die land en volk vrijwillig
op zich hebben genomen. Herinnerd moge
worden aan de voorstellen, in Engelsche
bladen gedaan, om een aantal vluchtelingen
naar Engeland over te brengen, aan de
plannen om de zorg voor de vluchtelingen
van ons land af te nemen en op Engelsche
schouders te leggen. Dankbaar voor de
goede bedoelingen, welke uit die voorstellen
spreken, zouden we toch wel willen zeggen,
dat het ons beter voorkomt, wanneer het
buitenland dat nu maar aan ons zeiven
overliet. We hebben nu eenmaal gedaan
hetgeen we moesten doen op een geg.-ven
oogenblik, toea de nood zeer hoog was
gestegen en we moeten dat nu ook tot het
einde doen.
Vermoedelijk heeft dan ook wel de mede-
deeling van de opvatting van onze Regeè-
ring op die beide, niet-officïeele, voorstellen,
de volledige sympathie van allen in den
lande. Onze Regeering zou, volgens die
mededeeling, niet medewerken aan het ver
voeren van vluchtelingen uit ons land naar
Engeland, omdat onder die vluchtelingen
combattanten zouden kunnen wezenen
voor financieele hulp is evenzeer bedankt, uit
overweging, dat ons land de kosten van de
zorg, die het uit vrijen wil op zich nam, zelf
behoort te dragen. Tevens verluidt, dat het
aanvankelijk door den Minister van Binnen-
landsche Zaken voorgestelde bedrag van
f 100000 ter hulpverleening aan de buiten-
landsche vluchtelingen is verhoogd tot drie
millioen.
Een gezaghebbend man als prof. De Lou
ter schreef hieromtrent onder meer
«Duitschland wenscht op goede gronden
economische zoowel als politieke de
terugkomst der gevluchte bevolking en be
vordert die zooveel mogelijk. Zoolang het
neutrale Nederland eerlijk en onpartijdig,
alleen bewogen door zuiver menschelijke be
weegredenen, de ongelukkige maar onge-
noode gasten herbergt, kan en zal Duitsch
land daarin berusten. Doch indien Engeland,
zijn ergste vijand, daartoe de hand leent,
verschijnt de zaak in een gansch ander licht.
Dan ontstaat een motief van allerminst on-
schuldigen aard en wordt een vermoeden
zooal niet de zekerheid gewekt, dat
Groot-Britannië door de wijze waarop of de
voorwaarden waaronder zijn Regeering gel-
delijken steun verleent, den door Duitschland
verlangden terugkeer wil vertragen of be
lemmeren natuurlijk in zijn vermeend
belang als oorlogspartij. Of dit inderdaad
zou geschieden, is wellicht twijfelachtig; maar
dat het eerlang van Duitsche zijde zou be
weerd worden, is nagenoeg zeker. Mogen
wij ons hieraan blootstellen? Eensdeels aan
het verwijt, dai wij ons voor onze gastvrij
heid laten betalen anderdeels, dat wij de
bedoelingen der Duitsche Regeering bij den
aandrang tot terugkeer der bevolking belem
meren of dwarsboomen Gevoelt men niet,
hoeveel pijnlijks en bedenkelijks er in zulk
een verwijt schuilt, zelfs al was het onge
grond
«Het neutraliteitsbeginsel verbiedt onvoor
waardelijk en onverbiddelijk de eene oorlogs
partij te bevoordeelen ten koste of te bena-
deelen ten bate van de andere en dit
geenszins alleen door mate'ieele hulp. Zelfs
de s c h ij n daarvan is uit den booze. Laat
ons daarom angstvallig waken tegen een
verontreiniging onzei edelmoedigheidwij
zouden de noodlottige gevolgen daarva-; wel
licht eenmaal bitter betreuren».
Iets anders is 't of het niet de plicht is
van gastvrouwen en gastheeren, de uitge
wekenen bij herhaling te wijzen op de moge
lijkheid om terug te keeren en op het hooge
spel, dat zij spelen door hier te blijven hangen
en een lui leventje te leiden.
Dit geldt op de allereerste plaats hen,
die in dienst zijn van Gemeenten en derge
lijke. Zij maken elkaar wijs, dat hun salaris
tóch wordt uitbetaald en dat hun betrekking
wordt opengehouden.
We herinneren, dat we reeds 24 Octo
ber schreven, dat Burgemeester Jan de
Vos, de bekende burgervader van Antwerpen,
desgevraagd aan de Centrale commissie voor
de uitgewekenen heeft bericht: «Het is in
het belang der Gemeente-beambten, onmid
dellijk terug te keeren. Hoe langer zij weg
blijven, des te minder kans hebben zij, in
dienst te komen».
Uit Amsterdam is het volgende telegram
gezonden aan Koning Albert
•Stadswerklieden en ambténaren van Ant
werpen en omgeving, gevlucht naar Neder
land, op aandrang der pol tie met ontslag
en straf bedreigd zijnde door de burgerlijke