Donderdag 10
December 1914.
No. 8502.
64e Jaargang
Icosteloos-
Stadsnieuws
Uitgave van de Naamlooze Vennootschap „De Auiersfoortsche Courant, voorheen Firma A. II. van Cleeff
hoofd-redacteur
p. ÏREDÏRIK S.
A BrE R S F O O R T.
VerschijntDinsdag-, Donderdag- en Zaterdagavond. Abonnement per 3 maanden ft,—
nco per post/1.15. Advertentien 16 regels 60 cent; elke regel meer 10 cent. Bij regel-
aoonnement reductie, waarvan tarief op aanvraag kosteloos. Legale, officieéle- en ontelgenlngs-
acivertentien per regel 15 cent Reclames 1—3 regels ƒ1.25. Bewijsnummers naar buiten
worden m rekening gebracht en kosten evenals afzonderlijke nummers 10 cent.
Bij adv6rtentlen van buiten de stad worden de lncasseerkosten ln rekening gebracht.
BUREAU:
KORTSQRAGET 9.
Postbus 9. Telefoon 19
lie zich met ingang
van 1 Januari doet in
schrijven alsabonn<5,
ontvangt de tot dien
datuin verschijnende
nummers
KENNISGEVING.
De Burgemeester en Wethouders van Amers
foort,
Gelet op artt. 6 en 7 der Hinderwet,
Brengen ter kennis van het publiek, dat een
door de firma H. KONING zonen, alhier, in
gediend veraoek, met bijlagen, om vergunning
tot het uitbreiden Van bare bakkerij door het
bijbouwen van een dubbelen heete-luchtoven, in
het perceel alhier gelegen achter den Arn-
hemschepoortwal no. 10 -14, bij het Kadaster
békend ouder'Sectie E, No. 4796, op de
SMretarié der Gemeente ter visie ligt, en
dAt op Woensdag den 28 December aanstaande,
des voormiddags te half el.' uren, gelegenheid ten
Kaadhuise wordt gegeven om, ten overstaan van
het Gemeentebestuur of van éen of meer zijner
leden bezwaren tegen het uitbreiden van de in
richting. in le brengen.
Tot het beroep, bedoeld in art. 15, le lid der
Hinderwet, zijn volgens de bestaande jurispru
dentie, alleen zii gerechtigd, die overeenkomstig
artikel 7 der Hinderwet voor het Geitaeentebe-
stuur of éen of meer zijner leden zjjn verschenen,
ten einde hunne bezwaren mondeling toe te
lichten.
Amersfoort, 9 December 1914.
Burgemeester en Wethouders
voornoemd,
De Burgemeester
Van RANDWIJCK.
De Secretaris,
A. R. VEENSTRA.
De middenstand en de oorlog.
De heer J. S. Meuwsen, Voorzitter van
den Ned. Bond van vereenigingen van den
handeldrijvenden en den industrieelen mid
denstand, schrijft in het Bondsorgaan:
Uit aller monden hoort men dagelijks ver
konden: »Wat zijn wij, Nederlanders, toch
gelukkig, in een land te wonen, dat niet
wordt bezocht door den oorlogsgruwel»
En werkelijk, als men, onder den indruk
van' de velerlei ellende, welke in na-
burige landen ten gevolge van den oorlog
plaats vindt, rond zich ziet en geen ineen-
geschoten huizen ziet, geen kanongedonder
hoort, dan kan men zich gelukkig prijzen,
in Nederland te wonen.
leder rechtgeaard mensch beklaagt van
harte de colleg^middenstanders in de landen,
die zóo zwaar werden beproefd. Het is nu
Teeds vier maanden, dat de oorlogsfakkel
rondom ons is ontstoken en men heeft tijd
in overvloed gehad om zich niet alleen bezig
ffe houden met dfe ellende in vreemde landen,
doch ook om in eigen land, in eigen kring,
den 'doodenden adem van den woedenden
krijg te ervaren.
Wij mogen ons gehikkig achten, in een
land té wonen, dat gespaard werd voor de
ellende van een oorlog op eigen grondgebied,
maar daarom behoeven wij nog niet blind
te zijn voor den werkelijk kritieken toe
stand waarin het grootste deel van den mid
denstand verkeert.
De middenstand en vooral het deel, dat
artikelen vervaardigt of verkoopt, die niet
behooren tot de directe verbruiksartikelen
mag verheugd zijn als hij in de laatste vier
maanden in doorsnee 50 a 60 pCt. van zijn
gewonen omzet heeft gemaakt, en in zijn
handen wrijven, dat hij in bange geldzorgen
zit, maar de oorlog gelukkig niet plaats
vindt in zijn land. Met dat al noodzaakte de
mobilisatie alle militairplichtigen onder de
wapens te komen en te blijven. Reeds
vier maanden duurt deze toestand en terwijl
velen Staats-ambtenaren wordt verlof gege
ven, hun maatschappelijke functie te ver
vullen, in het belang van het algemeen - o.a.
de St. Nicolaasdrukte moesten de mili-
tairplichtige middenstanders hun winkels of
werkplaatsen overlaten aan bevoegde docb
meestal onbevoegde vertegenwoordigers
en mogen zij van verre toezien, dat hun
zaken verloopen en de vruchten van veel
arbeid verloren gaan.
Waaruit moet straks de landweerplichtige
middenstander zijn belastingpenningen putten,
als hij wordt weerhouden, naast het vervullen
van zijn militairen plicht, enkele uren per
dag zijn maatschappelijke taak als zakenman
waar te nemen in het belang van vrouw en
kinderen en van den fiskus?
Wat wordt er toch gemeten met twee
maten. De beroeps-militair ontvangt bovea
zijn gewoon traktement extra-oorlogstoelage.
De landweerplichtige middenstander, die als
burger naar de mate van zijn maatschappe
lijke positie evengoed en dikwijls nog veel
meer bijdraagt in 's lands inkomsten, wordt
uit zijn zaken gehaald en moet met blij ge
laat het werk verrichten waartoe' hij gedu
rende de mobilisatie wordt geroepen. En dat
terwijl zijn zaken door den oorlog reeds tot
de helft van het gewone omzetcijfer zijn
gedaald, en door zijn afwezigheid nog .neer
schade lijden.
Wij hebben ons de moeite gegeven om,
met het oog op de drukte, welke gewoonlijk
omstreeks St. Nicolaas-tijd in middenstands-
bedrijven heerschj, een rondvraag bij ver
schillende winkeliers te houden omtrent het
geen in deze dagen door hen werd verkocht.
Wij hebben met zorgvuldigheid een keus
gedaan en met opzet geen gebruik gemaakt
van de mededeelingen van hen, die immer
en altijd klagen. Ook maakten wij voor de
samenstelling van dit artikel hoofdzakelijk
gebruik van die gegevens, welke ons wer
den verstrekt aan de hand van een goede
boekhouding.
En nu blijkt wel, dat de toestand voor
den winkelstand niet meer zóo treurig is als
gedurende de eerste zes weken na de mo
bilisatie.
Toen lagen de zaken in luxe-artikelen zoo
goed als geheel dood. Daarentegen hadden
de winkeliers in verbruiksartikelen een gou
den tijd, daar ieder met schrik en ontzetting
het tijdstip tegemoet scheen te zien waarop
hongersnood zou heerschen, en men in het
groot levensmiddelen van allerlei aard ging
inslaan.
De winkeliers die geen handel drijven in
luxe- en ook niet in verbruiksartikelen, dus
voornamelijk zij die zaken doen in artikelen
van kleeding, woning en huishouding, maak
ten toen gemiddeld 50 pet van hetgeen zij
gedurende die zelfde dagen in andere jaren
maakten.
Na deze eerste zes weken scheen het, alsof
er nieuw leven zou ontstaan.
De eerste zaken met uitzondering van
die, waarin verbruiksartikelen werden ver
kocht zagen hun omzet zachtjesaan stijgen,
zelfs in enkele zaken, voornamelijk in arti
kelen van billijke en middel-soort prijzen, tot
90 pet van hun gewonen omzet.
De winkeliers in verbruiksartikelen begon
nen toen echter te klagen, omdat hun klan
ten den zoo grooten voorraad, dien zij had
den ingeslagen, gingen opeten en geen nieuwe
waren daarvoor inkochten.
Door den val van Antwerpen en de stroo
men Belgische vluchtelingen werd het opeens
voor de meeste zaken weer veel slechter
en gedurende de eerste veertien dagen daarna
scheen het, dat alles weer zou gaan stil liggen.
Gelukkig bleek echter weer wat meer
kooplust bij het publiek te komen, zoodat
men, alle artikelen dooreen genomen, mag
constateeren, dat op dit oogenblik in doorsnee
60 pet van het normale omzetcijfer wordt
bereikt.
Alle hoop, ten minste voor de winkeliers,
welke handel drijven in luxe-artikelen, is
nu gevestigd op deze dagen.
Het laat zich echter aanzien, dat voor de
zaken, welke artikelen van weelde verkoo-
pen, de, verwachtingen ernstig beschaamd
zuilen worden.
Dat de winkelstand door den oorlog, welke
rondom ons woedt, ernstig lijdt, behoeft ze
ker geen verder betoog.
Nemen wij aan, dat alle zaken slechts een
verlies hebben te boeken van 30 pet van
hun normale ontvangsten, dan beteekent dit
in de meeste gevallen, dat de ondernemers
hun onkosten nauwelijks kunnen dekken en
dat er van eigen verdiensten geen sprake
kan zijn.
Het pleit da., ook wel voor het krachtig
uithoudingsvermogen en van den solieden
grondslag, waarop, trots alles, de meeste
zaken in ons land zijn gegrondvest, dat men
gelukkig zoo weinig hoort van ongelukken
op zakengebied.
Bij ons onderzoek viel het ons echter op,
dat door zooveel zaken, waarin betere arti
kelen worden verkocht, zoo ernstig wordt
geklaagd.
En niet alleen omvatten die klachten de
schade, welke veroorzaakt werd door den
minderen omzet, maar tevens door het uit
blijven van de betalingen van het meer-
gegoede publiek. En hoewel tevens gecon
stateerd moet worden, dat slechts een klein
deel van de meer kapitaal-krachtige koopers
zich er blijkbaar een eer in stelde om gedu
rende de crisis aanstonds hun rekeningen te
betalen, is het een feit, dat toch het aller
grootste gedeelte der koopers in gebreke
bleef, hun leveranciets te betalen.
Wij zagen boeken van groote zaken waar
uit bleek, dat in normale tijden wekelijks
bedragen inkwamen van klanten, die op
maandelijksche of driemaandelijksche reke
ningen kochten, terwijl in de laatst verloopen
vier maanden, die betalingen nog niet 20 pCt.
bedroegen van hetgeen anders inkwam. Zeer
goede families ontzien zich niet om zelfs nu
nog kwitanties terug te sturen met de bemer
king: »ik betaal na den oorlog».
Dat hierdoor een nóg grootere slag aan
den middenstand wordt toegebracht behoeft
geen betoog, daar de winkelier al zijn ver
plichtingen, zoowel wat betreft het betalen
van belasting, van huishuur en van zijn wis
sels, op tijd moet nakomen.
liet komt mi; dan ook wenschclijk voor,
nogmaals een beroep te doen op het betere
publiek, opdat het de betaling der rekeningen
van de gekochte goederen niet langer uitstelle.
Uit dezen oorlog zullen ongetwijfeld nieuwe
toestanden worden geboren, óok nieuwe op
economisch gebied voor Nederland.
En in dit opzicht mogen wij, Nederlanders,
gelukkig zijn, dat ons land tot heden buiten
den oorlog bleef en de hoop uitspreken, dat
het ook daar buiten moge blijven, omdat ons
land dan niet, evenals de om ons liggende
oorlogvoerende landen, een groot gedeelte
van zijn mannelijke, intellectueele bevolking
op het slagveld behoeft te offeren.
Nederland komt daardoor na den oorlog,
als de vrede eenmaal geteekend zal zijn, in
een bijzonder voordeelige positie en het zal
dan aan de energie van ons eigen volk te
wijten zijn of Nederland, evenals inde 17e
eeuw, weer de eerste plaats op scheepvaart
en handelsgebied zal innemen.
De Nederlanders bezitten echter in eigen
boezem een grooten vijand de dobbelzucht.
Een groot deel hunner zoekt, door deel
te nemen aan loterijen en andere kansspelen,
maar voornamelijk door het zich wagen aan
buitenlandsche speculatieve fondsen, op ge
makkelijke wijze, zonder daarvoor te wer
ken, zich rijkdommen te verwerven.
En niettegenstaande de groote, gevoelige
verliezen, millioenen bedragende, blijkt de
dobbelzucht van een groot deel van het pu
bliek sterker te zijn dan de waarschuwende
voorbeelden van anderen, die door hun dob
belzucht ten ouder zijn gegaan.
Die zucht van de Nederlanders om zonder
veel inspanning rijk te worden, is tevens
oorzaak, dat de Nederlandsche nijverheid
onvoldoende wordt gesteund door het
Nederlandsche kapitaal. Meo geeft liever
duizenden guldens voor waardelooze goud
mijn-papiertjes of Amerikaansche spoorweg
waarden dan de Nederlandsche industrie T11
staat te stellen, haar groote kennis in velerlei
vakken productief te maken.
Wij zagen hiervan bij ons onderzoek tref
fende voorbeelden en hopen, dat hél Neder
landsche volk na dezen onheilsvollen oorlog
gelouterd mag te voorschijn treden en zich
met ernst zal toeleggen op het grootmaken
van Norland's handel, scheepvaartindustrie
en landbouw.
In de Doopsgezinde kerk hoopt aanstaanden
Zondagochtend voor te gaau ds. A. Binnerts,
uit Haarlem.
Niet zeer hoopvol is hetgeen de Minister
van Financiën heeft meegedeeld, namelijk,
dat hij de inkomsten voor het volgende
dienstjaar ruim 20 millioen lager heeft
moeten ramen dan voor 1914, ten gevolge
waarvan het geraamde tekort op den ge-
heelen dienst, oorspronkelijk begroot op nog
niet ten volle 39 millioen, zal stijgen tot
bijna 73 millioen en dat op den gewonen
dienst van nagenoeg 21 tot ruim 47 millioen.
Een en ander met de min geruststellende
bijvoeging, dat bij het geraamde tekortcijfer
geen rekening is gehouden met de uitgaven
wegens de mobilisatie, die ten koste van
1915 zullen komen, noch met de andere
buitengewone uitgaven, welke uit de crisis
voortvloeien.
De afdeeling van den Raad van State
voor de geschillen van bestuur behandelde
het beroep van den Raad der Gemeente
Amersfoort tegen het besluit van Gedepu
teerde Staten van Utrecht, waarbij goed
keuring is onthouden aan het besluit van
den Raad tot wijziging der Gemeente-begroo
ting voor 1914 in dier voege, dat daaraan
wordt toegevoegd in ontvangst een post
«opbrengst van geldleeningen» f200000, en
in uitgaaf een post «aankoop van eigeu-
dommen f 200000».
Op het adres van beroep gehoord, merkten
Gedeputeerde Staten op, dat een formeel
besluit tot niet-goedkeuring nog niet door
hun college is genomen. Zij meenen daarom,
dat dc Gemeenteraad niet ontvankelijk is
in zijn beroep. Wat de hoofdzaak betreft,
deden zij o. a. nog uitkomen, dat het uittrek
ken van een post op de Begrooting zonder
dat de minste aanwijzing bestaat, dat de ge
raamde gelden noodig zullen zijn, geen zin
heeft en zelts strijdig is met het karakter
der Begrooting.
De Koninklijke beslissing volgt later.
In de gister voortgezette vergadering van
de Provinciale Staten is alleen behandeld de
herziening van het Algemeen reglement
voor de Waterschappen ln de Provincie
Utrecht.
Het stemrecht blijft gehandhaafd als thans
en de vrouwen hebben dus ook voortaan
alleen actief stemrecht.
Evenwel werd met 16 tegen 12 stemmen
besloten, de vrouw toe te laten als Penning
meesteres.
De zitting werd geschorst tot Woensdag
16 December.
Het vakblad >De Gemeentestem* betuigt
instemming met de maatregelen, welke het
Gemeentebestuur van Amersfoort wenscht
te nemen om te voorzien in de uitgaven,
welke voortspruiten uit de buitengewone
omstandigheden.
Om deze door belasting te dekken niet