Dinsdag 15 December 1914. No. 8505, 64e Jaargang kosteloos- S' de Naamlooze emiootschap „Ue Amersfoortsclie Courant, voorheen Firma A. II. van OleefT". hnm«ti.« trrv a HOOFD-REDACTEUR J. rsiBisisg AMERSFOORT. fcinr-n I 1'. ZaUrdaëavond' Abonnement per 3 maanden /T._ ahonn. n i'5' idïerl6nt1',1' regele 60 cent; elke regel meer .0 rent. Itij regel- advêér reduc,le' °P aanvraag koateloos. Legale, officieele- en onteigening* advertentlên per regel ,5 cent Reclame. ,-5 regel. /,.a5. Uewij.nnmmer. „aaï belten worden in rekening gebracht en ko.ten evenals afzonderlijke nummer. .0 cent. Bij adv6rtentien van buiten de stad worden de incasseerkosten in rekening gebracht. BUREAU: ZORTSGRACET 9. Postbus 9. Telefoon 19. Wie zich met ingang van 1 .Januari doet in schrijven als abonné, ontvangt de tot dien datum verschijnende nummers K E N N I S O E V I N K N. De Burgemeester van Amersfoort Gezien artikel 41 der Gemeentewet, Brengt ter kenuis van de ingezetenen, dat de Raad dezer Gemeente zal vergaderen op Dins dag 15 December aanstaande, des avonds huif acht. Amersfoort, 10 December 1914. De Burgemeester voornoemd Van RANDWIJCK. AANGIFTE ter INSCHRIJVING voor de MILITIE. De Burgemeester van Amersfoort brengt ter kennis van wie het aangaat in zonderheid van de iri het jaar 1896 ge boren mannelijke personen dat bij de Militiewet (Staatsblad 1912, no. 24) het volgende is bepaald: Art. 12. I. Behoudens het bepaalde in art. 13 wordt voor de militie ingeschreven 1. ieder minderjarig mannelijk Nederlan der, die op 1 Januari van het jaar, volgende op dat, waarin hij het 18de levensjaar heeft volbracht, binnen het Rijk, in het Duitsche Rijk of in het Koninkrijk België woonplaats heeft, of wiens vader, moeder of voogd op genoemd tijdstip in een dier Rijken woon plaats heeft 2. ieder meerderjarig mannelijk Neder lander, die op genoemd tijdstip in een der genoemde Rijken woonplaats heeft; 3. ieder mannelijk niet-Nederlander, die op genoemd tijdstip ingezetene van het Rijk is. 2. Voor ingezetene in den zin dezer wet wordt gehouden: A. de minderjarige niet-Nederlander, die binnen het Rijk woonplaats heeft: 1. indien zijn vader, moeder of voogd binnen het Rijk woonplaats heeft en gedu rende de voorafgaande achttien maanden in het Rijk of in de koloniën of bezittingen des Rijks in andere werelddeelen woonplaats gehad heeft 2. indien hij zelf gedurende 'de vooraf gaande achttien maanden in het Rijk of in de koloniën of bezittingen des Rijks in an dere werelddeelen woonplaats gehad heeft, tenzij hij in den zin dezer wet een vader of moeder heeft en deze elders dan binnen het Rijk woonplaats heeft; B. de meerderjarige niet-Nederlander, die binnen het Rijk woonplaats heeft en gedu rende de voorafgaande achttien maanden in het Rijk of in de koloniën of bezittingen des Rijks in andere werelddeelen woonplaats gehad heeft. 3. Voor de toepassing van het bepaalde in het vorig lid wordt gehouden voor minderjarig hij, die minderjarig is in den zin der Nederlandsche wet; voor meerderjarig hij, die meerderjarig is in den zin der Nederlandsche wet Art. 13. Voor de militie wordt niet ingeschreven 1. de ingezetene nitc-Nederlander, die blijkt te behooren tot een Staat, waar de Nederlanders niet aan den verplichten krijgs dienst zijn onderworpen of waar ten aanzien van den dienstplicht het beginsel van weder- keerigheid is aangenomen 2. hij, die blijkt in de koloniën of bezit tingen des Rijks in andere werelddeelen woonplaats te hebben, mits dit niet zij ter zake van krijgsdienst. Art. 14. 1 I. De inschrijving geschiedt: 1. van hem, bedoeld in art. 12, eerste lid, onder 1.; a. zoo zijn vader, moeder of voogd bin- nen het Rijk woonplaats heeft, in de Ge- I meente der woonplaats van vader, moeder of voogd b. zoo hij binnen het Rijk woonplaats 1 heeft, in de Gemeente zijner woonplaats tenzij hij in den zin dezer wet een vader, moeder of voogd heeft en deze in een andere Ge meente binnen het Rijk woonplaats heeft c. zoo zijn vader, moeder of voogd in het Duitsche Rijk en hij niet binnen het Rijk woonplaats heeft, in de Gemeente Amster dam d. zoo zijn vader, moeder of voogd in het Koninkrijk België en hij niet binnen het Rijk woonplaats heeft, in de Gemeente Rot terdam e. zoo hij in het Duitsche Rijk en zijn vader, moeder of voogd niet binnen het Rijk of in het Koninkrijk België woonplaats heeft, in de Gemeente Amsterdam f. zoo hij in het Koninkrijk België en zijn vader, moeder of voogd niet binnen het Rijk of in het Duitsche Rijk woonplaats heeft, in de Gemeente Rotterdam 2. van hem, bedoeld in art. 12, eerste lid, onder 2. a. zoo hij woonplaats heeft binnen het Rijk, in de Gemeente zijner woonplaats; b. zoo hij woonplaats heeft in het Duit sche Rijk, in de Gemeente Amsterdam c. zoo hij woonplaats heeft in het Konink rijk, België, in de Gemeente Rotterdam 3. A. van hem, bedoeld in art. 12, eerste lid, onder 3, indien hij minderjarig is a. zoo zijn vader, moeder of voogd binnen het Rijk woonplaats heeft, in de Gemeente der woonplaats van vader, moeder of voogd b. zoo hij in den zin dezer wet geen vader, moeder of voogd heeft of zoo zijn voogd niet binnen het Rijk woonplaats heeft, in de Gemeente, waar hij zelf woonplaats heeft B. van hem, bedoeld in art. 12, eerste lid, onder 3, indien hij meerderjarig is in de Gemeente, waar hij woonplaats heeft. 2. De in het vorig lid als plaats van inschrijving aangewezen Gemeente is die, waar de woonplaats gevestigd is of was op 1 Januari van het jaar. volgende op dat, waar in de in te schrijven persoon het 18de levens jaar volbracht. Ten aanzien van hem, wiens inschrijving te Amsterdam of te Rotterdam inbèt geschieden, wegens woonplaats onder scheidenlijk in het Duitsche Rijk of in het Koninkrijk België, wordt de Gemeente, waar de inschrijving moet plaats hebben, bepaald naar het Rijk, waar de woonplaats gevestigd is of was op 1 Januari van het jaar, volgende op dat, waarin de in te schrijven persoon het 18de levensjaar volbracht. Art. 15. 1. Hij, die volgens art. 12 moet worden ingeschreven, is verplicht zich daartoe aan te geven bij den Burgemeester der Gemeente, waar de inschrijving moet geschieden. 2. indien .hij ongesteld of afwezig is, rust de verplichting tot het doen van de aangifte a. indien het een minderjarige betreft, op zijn vader, moeder of voogd, mits de vader, moeder of voogd binnen het Rijk, in het Duitsche Rijk of in het Koninkrijk België woonplaats heeft, of indien de voogdij is opgedragen aan eene rechtspersoonlijkheid be zittende vereeniging, aan een stichting of aan eene instelling van weldadigheid op de bestuurders; b. indien het een meerderjarige betreft, die onder curateele staat, op zijn curator. 3. De minderjarige, die in den zin dezer wet geen vader, moeder of voogd heeft, of wiens vader, moeder of voogd niet binnen hef Rijk, in het Duitsche Rijk of in het Ko ninkrijk België woonplaats heeft, is, behou dens het bepaalde in het volgend lid, steeds zelf tot het doen van aangifte verplicht. 4. Hij, die is opgenomen in een der in art. 16 vermelde gestichten en inrichtingen of behoort tot de in het tweede lid van ge noemd artikel bedoelde personen dan wel in dienst is bij de zeemacht, bij het leger hier te lande of bij de koloniale troepen, behoeft niet ter inschrijving te worden aangegeven. 5. De aangifte geschiedt in de maand Januari van het jaar volgende op dat, waarin de in te schrijven persoon het 18de levens jaar volbracht. 6. Voor hem of haar; die tot het doen van de aangifte verplicht is, kan de aangifte geschieden door een ander, daartoe schrifte lijk gemachtigd. Art. 16. 1De bestuurders van krankzinnigen-, idio- ten-, doofstommen- en blindengestichten, van gevangenissen, van Rijks-werkinrichtingen, van Rijks-opvoedingsgestichten en van tucht scholen zenden jaarlijks vóór 10 Januari eeu opgave, ingericht in den door Ons te bepa len vorm, van de daarin opgenomen manne lijke personen, die alsdan voor de militie moeten worden ingeschreven, aan Onzen Commissaris in de Provincie, binnen welke de inschrijving moet plaats hebben. 2. Ten aanzien van de mannelijke perso nen, die in gevolge art. 39 van het Wetboek van Strafrecht ter beschikking van de Re geering zijn gesteld en niet in een Rijks opvoedingsgesticht zijn opgenomen, geschiedt gelijke opgave vanwege Onzen Minister van Justitie. 3. De inschrijving van de in het eersttTen tweede lid bedoelde personen, zoomede van die, welke in dienst zijn bij de zeemacht, bij het leger hier te lande of bij de koloniale troepen, geschiedt overeenkomstig door Ons te geven voorschriften. Art. 17. A. Voor de militie wordt ook ingeschre ven of wordt opnieuw ingeschreven 1. ieder minderjarig mannelijk Nederlan der, die na 1 Januari van het jAar, volgende op dat, waarin hij het 18de levensjaar vol bracht en vóór het intreden van het 21ste levensjaar zijn woonplaats binnen het Rijk, in het Duitsche Rijk of in het Koninkrijk België gevestigd heeft en wiens vader, moe der of voogd niet reeds in een dier Rijken woonplaats had 2. ieder minderjarig mannelijk Nederlan der, die niet in een der genoemde Rijken woonplaats heeft, doch wiens vader, moeder of voogd na 1 Januari van het jaar, vol gende op dat, waarin de minderjarige bet 18de levensjaar volbracht, en vóór het in treden van diens 21ste levensjaar, zijne of hare woonplaats binnen een dier Rijken gevestigd heeft; 3. ieder mannelijk minderjarige, die na 1 Januari van het jaar, volgende op dat, waarin hij het 18de levensjaar volbracht, en vóór het intreden van het 21ste levensjaar, Neder lander of opnieuw Nederlander is geworden, zoo hij of zijn vader, moeder of voogd bin nen het Rijk, in het Duitsche Rijk of in het Koninkrijk België woonplaats heeft; 4. ieder meerderjarig mannelijk Nederlan der, die na 1 Januari van het jaar, volgende op dat, waarin hij het 18de levensjaar vol bracht, en vóór het intreden van het 21ste levensjaar, zijne woonplaats binnen het Rijk, in het Duitsche Rijk of in het Koninkrijk België gevestigd heeft; 5. ieder mannelijk meerderjarige, die na 1 Januari van het jaar, volgende op dat, waarin hij het iSde levensjaar volbracht, en vóór het intreden van het 21ste levensjaar Neder lander of opnieuw Nederlander is gewerden, zoo hij binnen het Rijk, in het Duitsche Rijk of in het Koninkrijk België woonplaats heeft 6. ieder mannelijk niet-Nederlander, die na 1 Januari van het jaar, volgende op dat, waarin hij het ibde levensjaar volbracht, en vóór het intreden van het 21ste levensjaar, ingezetene of opnieuw ingezetene is gewor den in den zin van art. 12, tweede lid; 7. hij, die vóór het intreden van het 2 iste levensjaar ophoudt te verkeeren in een der gevallen, bedoeld in art. 13, indien hij ove rigens, hetzij volgens art. 12, hetzij volgens het hiervoren onder 1 6 bepaalde ingeschre ven zou moeten worden. B. Met betrekking van het bepaalde onder 1—6 gelden art. 12, laaste lid, en art. 13. C. Ten aanzien van de Gemeente, waar de inschrijving of de inschrijving opnieuw moet geschieden, geldt art. 14, eerste lid, met dien verstande, dat de plaats van in schrijving wordt bepaald naar de Gemeente, of het Rijk, waar de woonplaats gevestigd is of was op den dag, waarop de in te schrijven persoon of zijn vader, moeder of voogd is geraakt iu een der in het eerste lid van dit artikel omschreven gevallen. D. Ten aanzien van de aangifte of opgave ter inschrijving of ter inschrijving opnieuw gelden de artt. 15 Jen 16, met dien verstande, dat de aangifte geschiedt binnen dertig en de opgave binnenjtien dagen na den dag, waarop de in te schrijven persoon of zijn vader, moeder of voogd is geraakt in een der in het eerste lid van dit artikel omschre ven gevallen. Art. 102; 1. Met hechtenis van ten hoogste veertien dagen of geldboete van ten hoogste honderd vijftig gulden wordt gestraft de in art. 15, eerste of tweede lid bedoelde persoon of diegene der in laatst genoemd lid bedoelde bestuurders, die niet voldoet aan eene hem bij dat artikel of bij art. 17, vierde lid, opgelegde verplichting. Met gevangenisstraf van ten hoogste twee maanden of geldboete van ten hoogste zeshonderd gulden wordt gestraft hij, die opzettelijk een der in het eerste lid bedoelde feiten pleegt.. De bijzondere aandacht wordt er op ge vestigd, dat bij de in art. 15 vermelde aan gifte ter inschrijving gelegenheid bestaat om op te geven de reden van vrijstelling, die de in te schrijven persoon vermoedelijk zal kunnen doen gelden. Waar in het bovenstaande sprake is van vader, moeder of voogd, heeft zulks betrek king op minderjarigen en strekt de uitdruk king «vader* voor het geval, dat de. vader de ouderlijke macht of de voogdij uitoefent de uitdrukking «moeder» voor het geval, dat de moeder de ouderlijke macht of de voogdij uitoefenten de uitdrukking «voogd» voor het geval, dat over den minderjarige voogdij wordt uitgeoefend door een ander dan den vader of de moeder. De uitdrukking «curator» heeft betrekking op meerderjarigen en strekt voor het geval, dat dezen onder curateele staan. Waar in het bovenstaande sprake is van woonplaats, wordt ten aanzien van hen, die geen vrijwillige woonplaats hebben dat zijn o.a. de minderjarigen daaronder ver staan de plaats, waar zij werkelijk wonen, en, zoo deze ontbreekt, de plaats van verbiijt. Door of voor hen, die elders geboren zijn, behoort bij het doen van de aangifte ter inschrijving te worden overgelegd een uit treksel uit het geboorte-register, welk uit treksel op aanvrage kosteloos wordt verstrekt. Voor het doen van de aangifte tér in schrijving, die moet plaats hebben tusschen 1 en 31 Januari a.s., zal meer bepaald gele genheid worden gegeven ter Gemeente-secre tarie op Maandag den 4 Januari 1915, des- voormiddags van 9 tot 12 uur. Men wordt dringend verzocht, zich zoo mogelijk op een der aangegeven uren voor het doen der aangifte ter Gemeente-secretarie te vervoegen. Amersfoort, 14 December 1914. De Burgemeester voornoemd, Van RANDWIJCK. De Burgemeester van Amersfoort Brengt ter kennis van belanghebbenden, dat in de Gemeente Utrecht onder de aldaar geïn terneerde Belgische paarden twee gevallen vuu kwaden droes zijn voorgekomen. Amersfoort, 1'2 December 1914. De Burgemeester voornoemd, Van RANDWIJCK. J

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsche Courant | 1914 | | pagina 1