Donderdag 18
Februari 1915.
No 8532
64e Jaargang
Stadsnieuws
AMERSFOOHTSCHE COURANT.
Uitgave van de Naamloöze Vennootschap „De Amersfoortsche Courant, voorheen Firma A. H. van Cleeff".
HOOFD REDACTEUR
P. J. 7ESDSRZZI
AMERSFOORT.
Verschijnt Dinsdag-, Donderdag- en Zaterdagavond. Abonnement pet%3 maanden f i.
franco per post-ƒ1.15. Advertentien 16 regels 60 cent; elke regel meer 10 cent. Bijregel-
abonnement reductie, waarvan tarief op aanvraag kosteloos. Legale, officieêle- en ontelgenings-
advertentifin per regel 15 cent Reclames 1—5 regels ƒ1.25. Bewijsnummers naar buiten
worden in rekening gebracht en kosten evenals afzónderlijke nummers 10 cent.
Bij advertentien van buiten de stad worden de incasseerkosten in rekening gebracht. Postbus 9.
BUREAU:
KOHTIGRAOaT S.
Telefoon 19,
Charivarius wijdt in de »Nieuwe Amster
dammer* het volgende sonnet aan Staatsraad
Cort van der Linden
Toen d' eerste schok onz' oude burcht deed
[beven,
Hebt gij met Treubgij duo van de
[kracht
Aan ons verbijsterd volk 't verstand hergeven,
En in den chaos orde en rust gebracht.
Gij stutte 't Staatshuis sterk, met moed en
[macht,
Oók toen in 't boek van 't eigen zieleleven
Met scherpe stift het smartwoord werd geschre-
[ven;
U zij de dank van 't nu en 't nageslacht.
Én als soms weer in deze duistre dagen,
Bij 't dreigend schijnsel van den vlammen-
[gloed,
De geest benauwd wordt en het harte bang
Dan hoedt uw naam den wankle voor versagen.
De dijkgraaf waakt bij 't wassen van den
[vloed!
Uw naam is Cort wat gij gewrocht hebt,
[lang.
Strijdvuur.
In gloedvolle taal wordt de ontzagwek
kende, schier onbegrensde toewijding geschil
derd van de volken, die thans in den oorlog
zijn gewikkeld. Niets is te veel, niets te kost
baar, mits het vaderland bevrijd blijve van
de greep des aanranders niet alleen, maar
zoodanig versterkt uit den strijd te voorschijn
konje, dat zijn machtsmeerderheid het in den
verderen loop der tijden een onverwoestbaar
bolwerk zij tegen nieuwe aanslagen.
Aan de bereiking van dit doel is alles
ondergeschikteigen goed en leven, het
bestaan van zijn dierbaren, op wier hoofd
alle hoop op de toekomst is gevestigd. De
ziel der natie stort zich geheel uit in dit
éene: de zekerheid der overwinning, dat is
van het in machtelooze onderwerping neder-
ploffen van den uitgeputten, als het ware
om »een genadig recht* smeekenden vijand.
Wij voelen daarvoor, otndat het grootsch
is. Alle persoonlijke belangen zinken in het
niet voor het gezamenlijke, aan allen gemeeB.
Ouders hebben hun kinderen innig lief, maar
boven dezen gaat toch het vaderland. Huis
vaders hebben alles over voor hun gezin,
maar zij verlaten het, onder niet te weer
houden tranen, omdat het vaderland roept.
De helden van Homeros' epische zangen
leven weer voor ons op. De klassieke majesteit
van de verdedigers van Troje treedt ver-
duizendvoudigd voor onze oogen.
En toch komt het, doordien de kinde
ren dezer eeuw, met eenigszins sceptischen
aanleg, minder vatbaar zijn geworden voor
verheven aandoeningen, dat wij ons ..niet zoo
thuis vinden in die niets sparende geestdrift-
ontplooiing Ligt het misschien, bijzonder
wat ons Nederlanders aangaat, aan de om
standigheid, dat tot dusver onze deelneming
aan de menschenwegmaaiende worsteling niet
is opgevorderd, dat de heldhaftige opvlam
mingen ons toeschijnen niet meer geheel te
passen in het kader der hedendaagsche le
vensbeschouwing
Zeker maakt het een groot onderscheid,
of men zelf den aanval op eigen erf moet
weren, dan wel kan volstaan met belang
stellend toezien, hoe anderen dat doen on
der onwillige, maar toch onvermijdelijke
berusting in de nadeelen, door het gestoorde
volkenverkeer teweeg gebracht. Onze kijk
op de dingen is niet de zelfde als die der
strijdenden. Geraakten wij onverhoopt in hun
toestand, onze gemoedsstemming zou over
eenkomst verkrijgen met de hunne, wat be
treft de offervaardigheid, verminderd wellicht
met de machtsbegeerte, zich richtende naar
een overheersching, die zelfs het Romeir.sche
Rijk in bet verste stadium van zijn groot
heid niet heeft kunnen handhaven. Maar ja,
ons verdedigen met alle kracht, onze zonen
ten strijde aanmaedigen niet omdat wij
meenen, dat zij zulks nog noodig hebben,
maar om hun het diep gevoel in te prenten,
dat hun hartslag gelijk gaat met den onze
er is geen twijfel, aan, dat zouden wij.
Maar alleen in dat geval.
Strijdende volken verklaren zich altijd in
hun recht. Niet van hen gaat de verstoring
van den vrede uitde schuld is bij de tegen-
partij.
Dit merkwaardig verschijnsel doet zich ook
nu weer voor, aan alle kanten, en maakt,
dat wij, in dien drang om vol te houden tot
het bitter einde, iets vinden dat den indruk,
dien hij maakt op anderen, op onpartijdige
buitenstaanders, wel eenigszins verflauwt.
Maar bovendien, het is ons niet mogelijk,
de vraag te onderdrukken: Is het wel waar?
De bladen vermelden wel merkwaardige
uitingen van onverzettelijk verweer, mogelijk
gemaakt door vaste besluiten tot onbegrensde
offers, maar dat is de officieele têekening van
de volksziel. Er is nog een andere, die zij.
ons ook niet onthouden, en die belijnd wordt
door de roerende klachten over doorgestane
ellende in de landstreken, door vijandelijken
voet betreden, door de angstige vrees voor
de toekomst, waarin men buiten die gewesten
zich gedompeld ziet. Er worden, om te doen
zien, dat de overwinningszekerheid niet slechts
in de Kabinetten en in de hoofdkwartieren
is geproclameerd, maar dat zij ook vlamt ki
de harten der strijdenden, soldatenbrieven
afgedrukt, die getuigen van opgewektheid,
zelfs in de afmatting van den loopgraven-
strijd, en die het doen voorkomen als had
men daar, halfbedolven in moddêr, een leven
vol aangenaamheden.
Het is niet goed, dergelijke beschouwin
gen te verspreidenmen doet er onrecht mee
onrecht aan de dapperen, die met ongehoorde
inspanning hun leed ondergaan, onrecht aan
de waarheid, die er tegen in verzet moet
komen, dat een kleurtje wordt gespreid over
het afschuwelijke. Het is niet tekort doen
aan de grootschheid van een offer, wanneer
het in zijn volle zwaarte wordt voorgesteld.
Blinkt de geestkracht, die belet er over te
treuren, niet minstens even helder, wanneer
het verlangen opwelt naar een uitkomst, die
het verder onnoodig maakt?
Van weerszijden wordt aangestuurd op
machtsverplettering, op uitputting, op uit
hongering van de tegenpartij. Men kan het
er wel voor houden, dat dergelijke vriende
lijke neigingen in alle oorlogen op den voor
grond hebben gestaan, al heeft men.ook aan
het eind, bij het sluiten van den vrede, zich
met iets minder moeten tevreden stellen.
Erkend moet echter worden, dat, evenals in
alles, de hedendaagsche menschheid groote
vorderingen heeft gemaakt in de kennis van
en de beschikking over middelen om aan
bedreigingen van die kracht uitvoering te
geven. Men beweert, dat deze strijdmethode
niet zeer ridderlijk is en dat in vroegere
tijdperken het anders ging. Och, toen was
alles op minder grooté schaal, en ook dit.
Ook toen werden tot belegerde steden de
toevoerswegen voor levensmiddelen afge
sneden, om tot overgave te dwingen als de
honger alle verder verweer onmogelijk had
gemaakt, waarna tooneelen van moord en
plundering en brandstichting aanvingen, zoo
alsja, laten wij geen vergelijkingen
maken; wij weten te weinig zekers van de
geschiedenis van het laatste halfjaar.
En wanneer wij nu, na dit alles in vo
gelvlucht overzien te hebben, een antwoord
trachten te vinden en op dfe vraag komen of
inderdaad de volksziel zich uitspreekt in dien
woesten vernielingSdrang, die den tegen
stander van den aarbodem zou willen zien
verdwijnen, liever dan door met hem in
overleg te treden om aan den te kwader ure
begonnen strijd een eind te zien, dan moe
ten wij de van hoogerhand gesuggereerde
begeerte naar machtsvermeerdering trachten
uit te schakelen.
Men weet volstrekt niet, of eenige natie
haar deelt. Daar zullen er zijn, wier per
soonlijke, meest stdffelijke, belangen erdoor
gebaat kunnen worden, en dezen voeren hun
aansporingen tot volhouden bij de officieele
opzweeping. Maar zouden werkelijk de on
derscheidene objecten van den strijd, zooals
die tot onze kennis komen, de strijdenden
zoodanig interesseeren, dat zij daarin de
onafwijsbare voorwaarden zien voor het
behoud van hun land, voor hetwelk zij de
heldhaftige toewijding aan den dag leggen,
hun strijdvuur doen opgloeien tot laaiende
vlam
Dp oorlog brengt het bestaan van groote
eigenschappen aan het licht; maar het lijkt
ons allesbehalve zeker, dat alleen de oorlog
er toe in staat zou zijn. De sterke aandoe
ningen, die hij teweeg brengt onder de drei
ging met onmiddellijk gevaar, doen ze plot
seling ontwaken, maar zij voeren ook haar
tegenhangsters aande drang om offers te
brengen, gaat vergezeld met de begeerte om
ze te eischen, en er is tusschen de veel
geprezen doodsverachting en den hartstocht
van levensvernieling een sterke verbinding.
Voor den opbouw der maatschappij; door
veredeling van het menschengeslacht en ver
betering van den toestand, waarin het ver
keert, zijn die zelfde groote eigenschappen
onmisbaar, is alzoo strijdvuur noodzakelijk.
Betwijfeld is, of het in vollen vrede helder
gerioeg opvlamt. In menige periode der ge
schiedenis geraakte het inderdaad te zeer
onder de asch om tot kloeke daden te doen
ontgloeien, waarop dan schokken volgden
om algeheele verstikking te weren.
Het opgroeiend geslacht krijgt de opgave
anders. Het zal in de overeenstemming der
volkeren de kracht tot gemeenschappelijke
ontwikkeling moeten vinden en daarin de
vurige geestdrift brengen, welke groote offers
licht maakt. -•>.
Als de zon schijnt
Als de zon schijnt, komt er een blinkend
vernis over de oude, roestige, stoffige wereld
een warme gloed dringt zelfs in de koude
steenen huizen, zoowel als in de bosschen
en glijdt lachend over de akkers en velden
en heuvelen, die in een eentonige, doffe dom
meling schenen verzonken, zonder relief of
kleurschakeering en het is of ze eensklaps
ontwaken.
Als de zon schijnt, schildert ze alles met
fijne kleuren en etst de lijnen der vormen
scherp en zuiver, zoodat het een voor
uitspringt en het ander terugwijkt, alsof wij
in den stereoscoop keken; de dingen schijnen
levend te worden en spreken tot ons met
lichtspelingen en schaduwen, die ons verrassen
en opwekken om blijmoedig rond te zien
en te genieten.
Als de zon schijnt, magnetiseert zij zacht-
kens al wat leeft. Dan reppen de kinderkens
de kleine voetjes en huppelen in het rond,
schateren en juichen, omdat ze voelen, dat
de zon alles mooier heeft gemaakt; alles is
ruimer, vrijer om ons, nu de nevelen zijn weg
gevaagd de menschen schijnen vriendelijker
en zachter gestemd; ze lachen tegen elkan
der over het mooie weer, want alle storm
en regen en mist is nu vergeten.
Als de zon schijnt, veegt het oude besje
haar bril af en kijkt nieuwsgierig naar bui
ten en glimlacht over al die lustige wande
laars, die zoo'n haast schijnen te hebben om
hun beenen te oefenen en hun longen te
openen voor de frische lucht, en al weigeren
haar stramme ledèn haar den dienst, zij zit
blijmoedig in haar leunstoel zich te koesteren
en denkt aan de dagen harer jeugd, toen ze
óok driftig zich voortspoedde als om naar
den ouden dag te jagen, die vroeg genoeg
gekomen is.
Als de zon schijnt, beginnen de vogeltjes
te kweelen en komen ze u>t alle hoeken
aangesneld met een air van drukke bezigheid
en groote ondernemingen van nestjes bouwen
en jongen opkweeken. En de vliegen en de
mugjes, de bijen en de hommels, 't gonst alles
van levensvreugd in den warmen lichtgloed.
Als de zon schijnt, voelen de bloempjes
zich aangeraakt door haar stralen en wenden
zich om en openen haar knopjes en kelkjes
om ze met zonneschijn te vullen, en tot
dank de zoele lucht te balsemen met kost-
lij ke geuren.
Elk grassprietje en kruidje wordt gelief
koosd en streeft vol moed naar omhoog en
breidt zich uit om maar veel van het zon
negoud in te drinken, dat het leven doet
ontwaken tot onder den grond.
Als de zon schijnt, fluit de daglooner bij
zijn zwaren arbeid, alsof hem een vriende
lijk woord uit den hooge werd toegefluis
terd van licht op zijn pad en hij eet met
meer smaak zijn brood, nu hij alles in het
rond ziet groeien en bloeien in Gods's groote
voorraadschuren.
Als de zon schijnt, kennen wij geen vrees;
dan worden de dreigendst% grauwe wolken
met de fraaiste kleuren getint, of met goud
en zilver omzoomd en het blauw des hemels
is dan zóo fijn en rein en teer, dat het lacht
als bemoedigende engeloogen.
Als de zon schijnt, worden zelfs de stomme
vischjes naar boven getrokken, want ook
in de diepte hebben zij den zonnegroet ge
voeld en spartelen nu aan de oppervlakte,
zich spelend badend in het gouden licht.
Als de zon schijnt, sleept de bleeke kranke
zich naar buiten om een groet en een zegen
te ontvangen van het lieve licht, die hemel-
sche medicijn voor ziel en lichaam beide.
Als de zon schijnt zijn de zorgen lichter
en de ramp weegt minder zwaar, omdat de
hoop weer oprijst als het morgenrood en de
donkerheid vlucht voor het overwinnende
licht, dat een pad ons toont, waar wij geen,
uitweg zagen, en op de duisterste plek valt
soms nog een verrassende straal.
Als de zon schijnt, voelen wij Gods aan
gezicht vriendelijk over ons lichten en daalt
een genadestraal op ons gebogen hoofd. Het
leven stroomt warmer door onze aderen en
ons hart begrijpt en voelt opnieuw, dat in
het licht is het leven der menschen en dat
de liefde is de zon des levens.
In de Remonstrantsche kerk hoopt aan
staanden Zondagochtend voor te gaan dr.
K. H. Roessingh, uit Boskoop.
In dien dienst zal een extra collecte wor
den gehouden voor het subsidiefonds der
Remonstrantsche broederschap.
Half Maart hoopt ds. G. J. Hoest S. Jzn.,
vroeger predikant bij de Ned. Hervormde
gemeente te Amersfoort en sedert 1908
emeritus te Zeist, als predikant bij de Ned.
Hervormde gemeente te Bunschoten te be
vestigen zijn zoon ds. S. J. de Hoest, sedert
1907 predikant te Leimuiden.
Hij zelf werd hier in 1876 bevestigd door
zijn vader, die hem in 1879 ook verbond
aan de Ned. Hervormde gemeente te Bar-
neveld.
Onder dagteekening van 9 Februari schre
ven Burgemeester en Wethouders aan den
Raad
Nu de aanleg van wegen in het gedeelte
Berg-Zuid bijna is voltooid, hebben wij de
eer uwe vergadering voor te stellen, over te
gaan tot het geven van namen aan die ver
schillende wegen,
Overeenkomstig het gevolgde systeem, zoo
veel mogelijk de straten en wegen in een
bepaald gedeelte der Gemeente namen te
geven van bekende groepen van personen
(leden uit ons Vorstenhuis, Stadhouders, Bis-
schoppen, kunstenaars) stellen wij U voer,
aan de wegen in dit gedeelte de namen te
geven van eenige onzer meest bekende dichters.
Een ontwerp-besluit tot aanvulling van de
Stratenlijst met de namen voor de hierbedoelde
wegen en tot wijziging in de richting van de
Pieter Both- en de Steven van der Hagen-
laan die thans geheel zijn doorgetrokken
bieden wij U ter vaststelling aan.