Donderdag 18
Maart 1915.
No. 8544.
64e Jaargang.
Uitgave van de Uaamlooze Vennootschap „De Amersfoortsche Courant, voorheen Firma A. H. van Cleeff"
HOOFDREDACTEUR
F. j. raisiRiEi
AMERSFOORT,*
Verschijnt Dinsdag-, Donderdag- en Zaterdagavond. Abonnement per 3 maanden 1 1.
franco per post /1.15. Advertentien 16 regels 60 cent; elke regel meer 10 cent. Bijregel
abonnement reductie, waarvan tarief op aanvraag kosteloos. Legale, officieele- en onteigenlngs-
advertentifin per regel 15 cent Reclames 15 regels ƒ1.25. Bewijsnummers naar buiten
worden in rekening gebracht en kosten evenals afzonderlijke nummers 10 cent.
Bij advSrtentien van buiten de stad worden de incasseerkosten in rekening gebracht.
BUREAU
KOHTSGR4CBT 9.
Postbus 9. Telefoon 19
K E N N1 SGEVrN GEN/
1 MILITAIR GEZAG.
Dc commandint van het Interneeringsdepot
te AMERSFOORT daartoe gemachtigd door
den Generaal, Opperbevelhebber van Land
en Zeemacht, uitoefenende het Militair Gezag
in de Gemeente Amersfoort en handelende
krachtens artt. 22 en 37 der Wet van 23 Mei
1899 (Staatsblad No. 128).
BESLUIT
voor genoemde Gemeente vast te stellen de
navolgende verordening
Art. 1. Het is verboden eenige hulp of
bijstand, van welken aard ook, te verleenen
aan geinterneerden, strekkende om dezer
ontvluchting of poging tot ontvluchting te
bevorderen.
Art. 2. Het is verboden, behoudens schrif
telijke vergunning van het Militair Gezag,
aan geinterneerden of personen van vreemde
nationaliteit, nachtverblijf of inwoning te
verschaffen.
Art. 3. Het is verboden, behoudens schrif
telijke vergunning van het Militair Gezag,
aan geinterneerden te verkoopen, te ruilen,
ten geschenke te geven, in pand, in huur,
in gebruik of genot of in bewaring af te
staan: rijwielen, rij-, voer-, vaartuigen of
schaatsen.
Art. 4. Het is verboden, behoudens schrif
telijke vergunning van het Militair Gezag,
geinterneerden te vervoeren of te doen ver
voeren.
Art. 5. Het is verboden, behoudens schrif
telijke vergunning van het Militair Gezag,
aan de geinterneerden goederen behoorende
tot kleeding of uitrusting van welken aard
ook, alsook wapenen of münitie te verkoo
pen, te ruilen, te geven, in pand, gebruik of
genot, in huur of in bewaring af te staan of
zoodanige goederen ten behoeve van, of van
geinterneerden te koopen, in te ruilen, ten
geschenke aan te nemen, in pand, in huur,
gebruik of genot of in bewaring aan te
nemen.
Art. 6. Het is verboden, behoudens schrif
telijke vergunning van het Militair Gezag,
aan geinterneerden sterken drank te ver
koopen, toe te dienen of te schenken of te
doen verkoopen, toedienen of schenken.
Art. 7. Het is verboden, behoudens schrif
telijke vergunning van het Militair Gezag,
geinterneerden te fotografeeren of te doen
fotografeeren.
Het is, behoudens vermelde vergunning,
verboden portretten van geinterneerden aan
andere geinterneerden of aan derden, wie
ook, in eigendom of bezit te verstrekken.
Art. 8. Het is verboden, behoudens schrif
telijke vergunning van het Militair Gezag,
eenig geschrift, bericht, afbeelding of fotografie
van of omtrent de Interneeringsdepots, de
geïnterneerden of de bij de interneerings
depots 1 ftrokkenen te drukken, uit te geven,
te vers -eiden of aan te plakken of geschrif
ten of tekeningen daaromtrent, behoudens
schrifte ijke toestemming van het Militair
Gezag,1 on den handel te brengen.
Art. Het is verboden, behoudens schrif
telijke vergunning van het Militair Gezag,
eene teekening te maken of eene fotografische
opname te doen^of fotografieën in bezit te
hebben van de' bij dc interneeringsdepots
betrokkenen.
Art. 10. Ieder is verplicht op aanmaning
van schildwachten, wachtcommandanten of
andere daartoe door het Militair Gezag aan
te wijzen personen zijne nationaliteit bekend
te maken.
Art. tl. Het is verboden aan ieder, die
behoort tot een vreemde nationaliteit, zich
op te houc>n binnen de grenzen der Gemeen
te, tenzij hij zich door middel van door
binnen- of buitenlandsche ambtenaren afge
geven papieren kan legitimeeren.
Tot het vorderen van eene legitimatie, als
in de vorige alinea bedoeld, zijn bevoegd de
schildwachten, de wachtcommandanten en
alle door het Militair Gezag daartoe aan te
wijzen personen,
Art. 12. Het is verboden, behoudens
schriftelijke vergunning van het Militair
Gezag, met voertuigen of vaartuigen, die
uitsluitend óf hoofdzakelijk tot woning die
nen, op het grondgebied van de Gemeente
te komen. Dergelijke voertuigen of vaartui
gen, die er zich bij het in werking treden
dezer verordening mochten bevinden, moeten,
behoudens schriftelijk vergunning, binnen
tweemaal vier en twintig uur na af kondiging
dezes dit gebied verlaten hebbenten deze
zijn aansprakelijk zoowel de eigenaar of de
beheerder als degeen die het voertuig of
vaartuig onder zijn toezicht heeft.
Art. 13. Het is verboden wagens of an
dere voertuigen, ook wanneer zij van de
raderen of het onderstel zijn ontdaan, in de
Gemeente tot woning te bezigen.
Art. 14. Het is verboden aan eigenaars of
hen, die in eenige hoedanigheid tot het ge
bruiken of in gebruik geven van gronden
of plaatsen bevoegd zijn, toe te staan of te
gedoogen, dat in art. 12 of 13 bedoelde
wagens of voertuigen op die gronden staan
of verblijven.
Art. 15. Onverminderd het bepaalde bij
art. 16 der Motor- en rijwielwet zijn de
bestuurders van motorrijtuigen verplicht op
aanmaning van schildwachten, wachtcomman
danten of andere daartoe door het Militair
Gezag aan te wijzen personen stil te hou
den en hunne nummers en rijbewijzen te
toonen.
Art. 16. In deze verordening worden
onder motorrijtuigen verstaan de motorrij
tuigen in den zin van Art. 1. ie der Motor
en rijwielwet en onder bestuurders van
motorrijtuigen in den zin van Art. 15e dier
wet.
Art. 17. Ieder is verplicht op de eerste
aanmaning van schildwachten of van of
namens dc militairen met de bewaking van
of den dienst bij het Interneeringskamp be
last, door te loopen, dan wel stil te staan of
te blijven stilstaan.
Art. 18. Hij, die de verbodsbepalingen der
Artikelen 1, 2, 3. 4, 5, 6, 7, 9, 10, 11 (alinea 1),
12, 13, 14. 15, 16 en 17 overtreedt, wordt ge
straft volgens de Wet op den Staat van
Beleg en mitsdien met hechtenis van ten
hoogste een maand of een geldboete van
ten hoogste drie honderd gulden.
Art. 19. Hij, die de verbodsbepalingen van
Art. 8 overtreedt, wordt gestraft met hechtenis
van ten hoogste een jaar ot geldboete van
ten hoogste duizeud Gulden.
De voorwerpen, waarmede de overtreding
plaats heeft, kunnen worden verbeurd ver
klaard.
Art. 20. Aan de schriftelijke vergunnin
gen van het Militair Gezag, in de voorgaande
artikelen bedoeld, kunnen voorwaarden wor
den verbonden. Het niet nakomen dezer
voowaarden wordt gestraft, als voor de ar
tikelen bepaald.
Art. 21. Deze verordening is toepasselijk
voor het geheele gebied en op ieder die
zich bevindt op het gebied, aangeduid in
het Koninklijk Besluit van tg Januari 1915
(Staatsblad No. 18) waarbij de Staat van
Beleg is afgekondigd, voor zoover betreft
de Gemeente Amersfoort.
Art. 22. Deze veroidening is van kracht
en treedt in werking, onmiddellijk nadat zij
is afgekondigd. De afkondiging geschiedt
door aanplakking ter plaatse waar officieele
kennisgevingen in de Gemeente plegen aan
geplakt te worden.
Amersfoort, 17 Maart 1915.
De Commandant van het Interneeringsdepot
te Amersfoort,
J. H. KNEL,
G eneraal -M ajoor
industrieele betrekkingen tusschen Amerika
en Nederland en Koloniën.
Belanghebbenden kunnen kennis nemen
van haar Statuten en Huishoudelijk Regle
ment, dat ter inzage ligt bij den Secretaris,
Muurhuïzen 13.
Amersfoort, 17 Maart 1915.
De Kamer van Koophandel
en Fabrieken.
J. GER. KLEBER,
Voorzitter.
H. P. VAX HASELEN,
Secretaris.
Waarheid.
De Kamer van Koophandel en Fabrieken
te Amersfoort heeft de eer kennis te geven
dat zij van de Amerikaansche Kamer van
Koophandel voor Nederland en Koloniën
een schrijven heeft ontvangen, waarin wordt
medegedeeld op welke wijze die Kamer de
1 belangen wil behartigen van handels en
We kunnen niet volstaan met op de vraag
of was het een verzuchting van
Pilatus te antwoorden Hetgeen waar is.
Reeds op het gebied, dat schijnbaar weinig
ruimte voor zoeken en tasten en onzekerheid,
is misvatting geenszins uitgesloten.
Wij zien de feiten en verschijnselen in de
stoffelijke wereld niet met zelfde ooghet
beeld, dat onze voorstelling er van vormt,
is ontstaan onder den invloed van eigen
temperament, wordt beheerscht door het ver
band waarin wij het hebben opgenomen.
Zelfs de persoonlijke aanschouwing van'een-
voudige dingen geeft geen volstrekten waar
borg van juistheid.
Höe betrekkelijk gering is bovendien het
aantal van die zelfgedane opnamen, in ver
gelijking met den aan de werkelijkheid ont
leende inhoud onzer gedachtenwereld. Ver
reweg het grootste deel daarvan hebben wij
uit den tweede of nog verder verwijderde
hand bij overlevering; en wie zou willen
beweren, dat hij alleen gelooft, dat is voor
I waar houdt en alsjwaarheid erkent, hetgeen hij
zelf gezien heeft, zou daarmee tevens zijn
I geestelijke armoede belijden,
j Het is de groote drijfkracht der mensche-
lijke ontwikkeling, dat deze zeer enge gren
zen verre worden overschreden. Die tweede
hand is de weldoende, de nimmer rustende
bezorgster van het geestelijk voedsel, naar
hetwelk wjj onverzadigbaar hunkerenzij
vervult de behoefte aan weten en toont zich
te milder naarmate wij meer van haar vragen.
Maar het aangebodene wordt niet aan
vaard zonder keuze en naarmate het magazijn,
waarin wij den niet-materieelen voorraad
hebben op te bergen om dien vervolgens te
schiften en hetgeen behouden wordt voor
het gebruik geschikt te maken, meer gevuld
wordt, zijn wij ook zuiniger op de over
blijvende ruimte. Ondervinding en leering
hebben het oordeel des onderscheids ver
scherpt, den geest van critiek vaardig doen
worden en met toenemenden drang rijst
telkens de vraag, als nieuwe gegevens aan
de deur van het intellect verschijnen: Is het
wel waar?
Het hindert niet, dat wij voor de meest
alledaagsche dingen haar bevestigend beant
woorden blijkt later, dat er eenige ver
gissing heeft plaats gehad, dan is het nog
niet erg, en kan de schade, indien zij er is,
lichtelijk worden hersteld. Van alle -zijden
stroomen ons mededeelingen toe, die een slechts
Hauw te onderkennen stempel van oorsprong
dragen en die wij maar voor kennisgeving
aannemen zonder er verder over te denken
dat .is de onbruikbare magazijnvoorraad, de
minderwaardige of onwaardige geestelijke
bouwstof.
Deminbevoorrechten.zijdie door opvoeding
en omgeving buiten de stroomingen van het
weten zijn gehouden, maken minder bezwaar
tegen de inzameling van een oogst van
geringe waarde en zijn lichter geneigd hun
weten* te belasten met voorwerpen van
betwistbare deugdelijkheid. En aangezien wij
geen van allen zóo hoog staan, dat de douane
van het zelfstandig oordeel niets doorlaat,
dat niet voldoet aan alle eischen van betrouw
baarheid, dat met zuivere papieren wordt
geïmporteerd, loopen wij altijd gevaar, te
j eeniger tijd met de waarheid in geding te
moeten treden.
Dit inzoover betreft de tastbare werkelijk
heid der voor onderzoek openstaande feiten.
Naar gelang zij verder van ons staan, is na
tuurlijk het laatste moei lijker, wordt het
weldra onmogelijk. Wie is er, die in onze
dagen den draad kan vasthouden in de oor
logsberichten, waarvan steeds nieuwe voor
raad wordt aangeboden in zeldzamen over
vloed maar van dun gehalte en van
even ondoorzichtigen aard vanwege de ver
troebeling der tegenstrijdigheid? En toch,
al gaf iemand in ernst den raad, ze maar
niet meer te lezen, omdat wij er toch niet
wijzer door worden geen mensch volgt
dien raad op. Het ontzaglijk wereldgebeuren
heeft ons zóo te pakken, dat wij verlangend
uitzien naar eenig verschijnsel, of liever
naar het bericht daarvan, hetwelk een ken
tering in den loop, een zichtbaar worden
van de beslissing kan aankondigen.
Men kan niet zeggen, dat de hedendaag-
sche methode van berichtgeving geëigend
is om het waarheidsgevoel te versterken.
Van hetgeen er voorvalt, ontvangen wij
flauwe voorstellingen en tot de oorzaken
doordringen, is onmogelijkmen scheept ons
af met de verzekering, dat de toekomstige
geschiedschrijver dat wel zal ophelderen. Of
die merkwaardige man nog geboren moet
worden, staat niet geheel vast; een verwij
zing naar zijn uitspraken is voor onze weet
gierigheid een schrale troost. De waarheid
zoekende tast in dtn blinde. Naarmate de
behoette aan publiciteit algemeener erkend
en ruimer bevredigd wordt, publiceert men
mengsels van realiteit en fantaisie, die een
niet gelukkige voortzetting van de vroegere
historische romans lijken en het zoeken naar
de waarheid niet gemakkelijk maken.
Is dit bezwaar minder groot op het ter
rein waar aanschouwing en waarneming een
kleinere plaats innemen of geheel ontbreken
Daar toch is het, dat de vraag Wat is waar
heid?* het meest wordt vernomen, dikwijls
op den klagenden toon van ijverig zoekenden,
die niet kunnen vinden. Alle opvolgende
menschengeslachten hebben haar doen hoo-
renmaar onder al deze zijn ook voorlichters
geweest, die de overtuiging trachtten te doen
post vatten, dat zij door hen eindelijk was
ontdekt.
Wij kunnen niet anders dan aannemen,
dat bij die verzekering goede trouw voor
zat en nog altijd, zoo mogelijk bij toeneming,
aanwezig is.
De verdienste der ernstige waarheidszoe
kers op het onbegrensd gebied der onzicht
bare wereldordening zij die de banen der
godsdienstig* en zedelijke strevingen ver
ruimen is zeer groot, temeer, omdat de
oogst van het door hen met moeite gezaaide
voor een groot deel achterwege blijft, voor
een ander deel niet door henzelf wordt bin
nengehaald. Doch het geval is niet zeldzaam,
dat een mogelijke benadering wordt gehou
den voor een bereiking; dat de ijverige ar
beider in de geestelijke werkplaats de over
tuiging bezit en ingang doet vinden, dat de
taak nu af is, voorgoed dat niemand er
meer een vinger naar behoeft uit te steken.
Weet hij, de uitverkoren vinder, een aantal
goedgeloovigen om zich heen te verzamelen
en van zijn leer te doordringen, dan is de
mogelijkheid van sectevorming geopend en
wordt het getal tegenstrijdige groepen van
»de-waarheid-hebbendenc, weer met éen ver
meerderd.
Niettemin kunnen wij de juistheid niet
erkennen van een voorstelling, als ware de
menschheid hopeloos rondzwalkende over de
oceanen van den twijfel, zonder ergens een
rustpunt te kuanen vinden. Wij hebben dat
te zoeken in een andere waarheiddie van
het eigen karakter. Door zelf waar te zijn,
tegenover onszelf, tegenover onze naasten,
de geheele buitenwereld, in spreken en han
delen, versterken wij in de eerste plaats het
moreel inzicht, dat ons op den rechten weg
doet blijven te midden van de slingeringen,
die wij om ons heen zien gebeuren; maar
ook bevorderen wij het verstandelijk onder
scheidingsvermogen, dat de lichtsporen langs