Mei 1915.
No 8569.
64e Jaargang.
Stadsnieuws.
Uitgave van de Naanilooze Vennooteehap „l>e Amerafoorteche Courant, voorheeu Firma A. H. van Cleeff".
HOOFDREDACTEUR
P. J. 7RSSE&XSS.
AMERSFOORT.
Verschijnt Dinsdag-, Donderdag- en Zaterdagavond. Abonnement per 3 maanden 1.—
franco per post /1.15. Advertentiin 16 regels 60 cent; elke regel meer 10 cent. Bijregel
abonnement reductie, waarvan tarief op -aanvraag kosteloos. Legale, officieële- en onteigenings-
advertentiën per regel 15 cent Reclame» 1—5 regels ƒ1.25. Bewijsnummers naar buiten
worden in rekening gebracht en kosten evenals afzonderlijke nummers 10 cent.
Bij advërtentien van buiten de stad worden de incasseerkosten in rekening gebracht.
BUREAU:
kortegracht 9.
Postbus 9.
KENNISGEVING.
BEKENDMAKING.
De luitenant-kolonel, commandant van de
groep Blauwkapel maakt bekend, dat op
Donderdag 20 Mei 1915 of een der volgende
dagen een tweetal buskruitmijnen tot sprin
gen zullen worden gebracht op een punt,
gelegen circa 1000 Meter ten Noorden van
de Oostelijke gracht van het fort op de
Bildtstraat tusschen 10 uur voormiddag en
1 uur namiddag.
Op den dag, waarop dit zal geschieden,
zal een roode vlag waaien van het fort op
den Voordorpschen dijk tot na afloop. Den
bewoners in de nabijheid wordt aangeraden
ramen en deuren open te houden en alle
breekbare voorwerpen laag neder te zetten
en van den wand te nemen, teneinde zich
voor schade te vrijwaren.
Het wordt een ieder in zijn persoonlijk
belang
dringend aangeraden
zich op dien dag tusschen de gemelde uren
niet op te houden in of niet te betreden het
onbebouwde terrein gelegen tusschen den
Voordorpschen dijk, Spoorbaan H. IJ. S. M.,
Ezelsdijk, Biltsche Straatweg en de huizen
groep Steinenburg-fort op den Voordorpschen
dijk, en geen vee in het bovenaangegeven
terreingedeelte te laten loopen.
Het einde zal worden aangegeven door
het strijken van vorenbedoelde roode vlag.
Groepsstafkwartier Mei 1915.
De Groepscommandant,
J. E. FABIUS.
Meimaand.
Een liedje uit oude tijden komt ons maar
niet uit den zin.
't Is een Duitsche volksmelodie, bekend
bij alle vereerders van Erck's »Liederschatz«,
in vroegere jaren zelfs wel, met Neder-
landsche woorden, in onze straten gezongen.
Ieder kent en herinnert zich de woorden
»Als 't Meikoeltje waait, verdwijnt de
sneeuw in het wouddan heffen de viooltjes
hun kopjes omhoog en de vogeltjes, die den
geheelen winter lang hebben geslapen, wor
den weer vroolijk en zingen vol vreugd».
Met de eigenaardige, gemoedelijke philo
sophic van het volkslied in 't algemeen en
het Duitsche volkslied in 't bijzonder, gaat
de dichter in de twee volgende coupletten
over tot een vergelijking van den mensch
met de rozen, die ieder jaar opnieuw bloeien,
en met de zwaluwen, die iedere lente terug-
keerenen weemoedig, een weemoed,
die door de melodie uitnemend wordt ver
tolkt klinkt de verzuchting, dat de liefde
maar éénmaal bloeit in het menschenhart
en dat wij zelf, als we heengaan, niet weder-
keeren.
De melodie ontwikkelt 2ich eerst teer en
gevoelvol, als om het broze, ontwakende
natuurleven niet te verschrikken. Dan ver
heft ze zich, wanneer de bloem geurt en de
vogel zijn trillers werptmaar bet is geen
jubellied. Door de snellere, stijgende akkoor
den heen klinkt de toon van weemoed, dat
de mensch slechts leeft voor een poos en
dat zijn jeugd niet opnieuw te beginnen
is. Want de hoofdgedachte van Von Kleis-
heim's gedicht zit niet in het eerste couplet,
dat de opstanding der natuur zoo eenvoudig
en zoo treffend weergeeft, maar in de beide
laatste, die spreken over de vergankelijkheid
van den aardschen mensch, en de melodie
is doortrokken van die hoofdgedachte, van
dien berustenden weemoed.
De vergelijking van den Duitschen dichter
gaat als de meeste vergelijkingen mank, maar
in haar droef-poëtisch gewaad van woord en
klank is zij een sympathiek nummer overal
waar in kleinen, intiemen kring de piano
wordt geopend en de leden van het gezin
het wagen, eens samen een liedje aan te
heffen. En telkens weer wordt dan die blijde
boodschap met vreugde gehoord
»Als 't Meikoeltje waait, verdwijnt de sneeuw
in 't wouddan heffen de viooltjes hun kopjes
omhoog en de vogeltjes, die den geheelen
winter lang hebben geslapen, worden weer
vroolijk en zingen vol vreugd».1
We hebben er naar verlangd, naar dat
Meikoeltje met zijn toover-aanraking. Toen
de vijfde maand van het jaar naderde, waar
was zij toen Hoe leek het opnieuw een
illusie te zullen zijn, een zachte Meimaand.
Een forscbe onweersbui maakte een einde
aan de zomerwarme Aprildagen, de thermo
meter daalde bij tientallen gradenmen
bibberde en proesttede kachels waren
zoowat opgeruimd, want het was schoonmaak
en het weer behoorde officieel zacht te zjjn.
De ramen stonden wat meer open dan ge
woonlijk, daar de Nederlandsche properheid
het huis als met bezemen keerde en de
eene verkoudheid volgde op de andere. Zoo
tusschen twee haakies en in alle beschei
denheid voorgesteld en onderworpen aan de
uitspraak der lezeressen we voortaan
eens in Juni de kachels lieten wegbrengen
en in die maand de schoonmaak aanvingen
We zouden, dunkt ons, wellicht een paar
jaar langer leven. Iets. dat inmiddels niet
zou verhinderen, dat we 't in Mei soms koud
zulleft blijven vinden, zoolang in ons land
die naam gegeven wordt aan de vijfde der
maand van het jaar.
Wat de dichter van haar voorganger zeide
Soms komen in de maand April
Te laat geboren dagen,
Des Winters weezen, bleek en kil.
Die vaders rouwslip dragen
De bruiloftstocht der Lent' staat stil,
geldt óok van Mei.
Er is zeker geen maand, waarover zóo veel
in dicht en ondicht is geschreven als over
de Meimaand. En toch heeft men niet met
zekerheid kunnen vaststellen, waaraan ze
haar naam ontleent. Men spreekt van een
afleiding van het sanscrit >mahiyas», dat het
zelfde beteekent als hel latijnsche majus (het
grootere) of van Maïa, de moeder van Mer-
curius, godin van de aarde, die de menschen
voedt, of van het woord majores (de voor
vaderen). Waar men het echter wel over
eens is, dat is de bijzondere vreugde, waar
mede deze maand te allen tijde is ontvangen.
Van die vreugd getuigt nog een kinderspel,
dat bij alle groote gelegenheden weer eens
opduikelt, het »Patertje langs den kant»,
met zijn juichend refrein >Hei't was in de
Mei, En we waren zoo blij 1»
Men plantte Meiboomen, danste al zingende
er om heen en later hechtte men het jonge
groen, dat men een »mei« noemde, aan de
vensters der aangebedene of doodeenvoudig
der uitverkorene, hetgeen nog niet altijd
het zelfde is. Oók wel gaf men met deze
»meien« uiting aan een ander gevoel.
In Frankrijk bijvoorbeeld waar natuur
lijk als het heerlijke land niet zucht onder
oorlogswee in den nacht van 30 April
op 1 Mei de jonge mannen in de dorpen de
boscbjes afloopen, om daarna de geplukte
takken met linten te versieren en bij het
eerste morgengloren te brenge". naar het
huis van het liefje. In Frankrijk hebben die
meien» -hun eigenaardige taal, uitgedrukt
door de boomsoort, waarvan ze geplukt zijn.
In de naïeve, niet ondichterlijke volksmee-
ning heeft iedere boomsoort zijn beteekenis
en geeft men niet de zelfde »mei« aan alle
jongemeisjes. Een tak van een vlierboom is
het symbool van trotschheid; de hagebeuk
wil zeggen: »gij zijt bekoorlijk door uw
karakter»de hagedoorn wijst op uiterlijke
gavende hulst is een verwijt van wreed
heid of stekeligheid. Ongelukkig het meisje,
dat voor haar deur een bloeienden cytisus-
tak vindt; zij zal er de waarschuwing door
vernemen, dat zij bedrogen wordt of het
verwijt, dat zij zelf bedriegt.
Die eerste Mei in Frankrijk gaat op het
platteland, vooral in Lotharingen vroeger,
gepaard met zang en dans. Overal hoort
men dan het klas^eke liedje der Trimazös
(Trimazau of trimazo is de naam, dien men
eertijds in Lotharingen gaf aan de jonge
meisjes uit de dorpen, die, met linten ver
sierd, in haar beste plunje, naar de steden
kwamen, om er den lof van den eersten
Meidag en van de lente te zingen).
In 't wit gekleede meisjes, met groene
takjes versierd, gaan van deur tot deur om
inzamelingen te houden voor het altaar, dat
in deze maand steeds versierd moet zijn.
Helder en vroolijk klinkt hun lied
Voici le mai, avril passé
Je ne puis tenir mon cceur de joie.
Faut aller, faut danser,
Vous aller, moi chanter,
Trimazös 1
C'est le mai, mois de mai
C'est le joli mois de mai,
Nous avons passé par les champs.
Nous avons trouvé les blés si grands,
Les avoines vont se levant,
Les aubépines, ffeurissants!
Trimazös
Hetgeen woordelijk vertaald, beteekent
Thans is het Mei, April is voorbij, mijn hart
popelt van vreugde, we moeten gaan, we
moeten zingen, gij gaat en ik zal zingen,
Trimazös.
't Is nu Mei, de mooie Meimaand. Wij
kwamen door de velden en hebben het graan
al heel hoog gezien en de witte haagdoorn
in bloei, Trimazös.
Een vroolijk, levendig liedje, waarin men
al de blijdschap bespeurt van een eenvoudig
gemoed bij de nadering van het zonnige
jaargetijde. De dagen zijn langer, de zonne
stralen zijn warmer, de velden en de hoo
rnen zijn dagelijks meer bekleed. Het gewaad
van de lente wordt iederen dag ruimer, zou
Victor Hugo zeggen. En men zingt, men
zingt uit volle borst.
En bij bet booren van dien zang leggen
de huismoedertjes de geschenken gereed, die
de meisjes in staat moeten stellen om het
Meialtaar met kostelijke bloemen te tooien.
Het gebeurt wel eens, dat een huismoeder
gierig is en niets geeft. Wee haarAllicht
is er iemand onder de zangsters, die zich het
volgende couplet herinnert:
J'avons chanté, j'vous déchantons,
J'vous souhaitons autant d'enfants
Qu'il y a de pierrettes avau les champs,
Ni pain ni pa te pour les nourrir,
Ni chemise ni toile pour les couvrir
O Trimazös!
De vertaling hiervan is
'k Heb voor u gezongen, maar nu ver
ander ik van toonik wensch u dan zooveel
kind'ren toe als steentjes er zijn in de velden,
maar om hen te voeden brood noch deeg
en hen te bedekken linnen noch hemdo
Trimazös
Soms ook heeft het lied een satiriek tintje
J'a vu maoü d'choses d'puis trente ans,
Que je n'avez m'vu dans mon jeune temps.
J'a vu des femmes et des bacelles
Se far passer pou des mamselles
O Trimazös!
J'a vu trés bien de bès guéchons
Flambés du coup par des canons,
J'a vu leurs belles maoü désolayes.
Treu mouès après tot consolayes
O Trimazös!
Hetgeen zou kunnen worden vertaald
door: 'k Heo veel gezien sinds dertig jaar,
dat 'k niet zag in mijn kindertijd, 'k Zag
vrouwen en meisjes, die zoo waar voor juf
fertjes gaarne wilden doorgaan; o Trimazös!
Ik zag zeker menig knappen borst opeens
door een kogel weggemaaid. Ik zag dan
zijn liefje erg ongetroost reeds drie maand
later haar tranen drogen, o Trimazös
We zijn met dezen toon wel wat ver van
het kinderlijke Meilied. Die levenservaring
van dertig en meer jaren past niet in den
mond van de in het wit gekleede meisjes.
Natuurlijker is het naïef-religieus accent van
de volgende woorden
Ce n'est pas pour nous, le présent,
C'est pour la Vierge et son enfant,
EU priera son fils qu'il vous mène
Au Paradis, encore bien mieux,
Qu'il vous mène dans les cieux;
O Trimazös!
Hetgeen beteekent: Niet voor ons is dit
geschenk, het is voor de Heilige Maagd en
haar Kindeke. Zij zal haar Zoon bidden, dat
Hij u letde naar het paradijs of, beter nog,
ten Hemel. O Trimazös.
Naast die Meiboomen en die Meiliederen
had men in Frankrijk ook nog de Meiver
plichtingen. De heeren dwongen de onder-
hoorigen, op den eersten Meidag geschenken
aan te bieden. Men noemde die met een
laag-latijnsch woord «maïagia». Op genoem
den dag sloeg^ de opperhoutvester van den
Koning van Frankrijk zijn zetel op aan den
zoom van het busch van Fontainebleau en
ontving er op de tafel des Konings* koeken,
hammen, vruchten en tal van wijnsoorten.
Het volk noemde dit »de mei aanbieden»
of esmayer.
Aardige bijzonderheden over de Meimaand
en haar feestviering zal men o.a. kunnen
vinden in het werkje van den heer P. W.
Drijver: >Mozaiek tegels». De schrijver her
innert er aan, hoe bijv. de naam van de
maand Mei in het Angelsaksisch »Trimulchi«
is, omdat, door het welig groeien van het
gras, de koeien driemaal daags gemolken
konden worden. In het oud-Friesch sprak
men van Blommemoanne, of bloem-of bloei
maand, terwijl Karei de Groote haar Wun-
nemanoth (Wonnemonat of Vreugdemaand)
noemde.
Reeds vóór de Christelijke jaartelling
vierde men den eersten Mei met vreugde
bedrijven. Toen kwam de nieuwe godsdienst
met zijn ernstiger levensopvatting. Evenals
ze van het Feest der overwonnen zon het
Kerstfeest maakte, veranderde zij het Heiden-
sche Meigejoel in een berinneringsdag ter
eere van de heilige Walpurgis. En zoo werd
ook dit feest der ongeloovigen geannexeerd
ten dienste van de kerk.
Later werd de heilige Walpurgis wel een
weinig vergeten. Reeds in het begin der
15e eeuw danste men om den versierden
Mayboom en tot in 1794 plantte men zulk
een boom voor de woning van den
schutterkoning.
Een jaar later verving echter de Vrijheids
boom den Meiboom het gevolg van de
Fransche omwenteling en van de naar ons
land overgewaaide denkbeelden. Men had
echter vóór dien tijd ook een Meigilde,
met een Meigraaf aan het hoofd, die in
den nacht van 30 April op 1 Mei een Mei
boom plantte, versierd met linten, strikken,
loovertjes, appelen en vergulde koeken.
»De Meigraaf aldus de heer Drijver
die een groenen krans op 't hoofd droeg,
plaatste zich vóór den boomin de hand
hield hij een tweeden krans. De meisjes der
plaats schaarden zich rond hem, zongen en
dansten en dan koos de graaf zich een gravin
Meyinne door op een der meisjes den
krans te werpen. Hiermede was de feeste
lijkheid van den dag geopend».
Hoe kalm gaat nu de eerste Mei voorbij!
De eene datum is als de andere. Voor velen
van ons is nu de ie Mei alleen de herinne
ring aan den huurtermijn. En dat is minder
poëtisch dan de Meiboom van weleer.
De poëzie komt alleen, wanneer de echte
Mei-atmosfeer wordt bespeurd.
Tot dusver heeft in de verschillende Pro-
vnciën het volgende aantal Gemeenten zich
bereid verklaard, tarwemeel van de Regee
ring te betrekken ter bereiding van Regee-
ringsbrood van 12 cent per K.G. in Zuid-
Holland 60, in Noord-Holland 30, in Zeeland
25, in Overijsel 9, in Groningen 1 (de Ge
meente Groningen), in Gelderland 14, in
Limburg 2 (Maastricht en Roermond), in
Noord-Brabant 9, in Utrecht 8, in Friesland
7, in Drente 1 (de Gemeente Meppel).
De prijzen, waarvoor de Gemeenten het