Donderdag 8
Juli 1915.
No 8591.
64e Jaargang.
Op reis-
Uitgave van de Naanileoze Vennootschap „De Amersfoortsche Courant., voorheen Firma A. U van Cleeff"
HOOFD-REDACTEUR
P. J. FR n a RIKS.
AMERSFOORT.
Verschijnt Dinsdag-, Donderdag- en Zaterdagavond. Abonnement per 3 maanden 1.
franco per post /1.15. Advertent,D n 16 regels 60 cent; elke regel meer 10 cent. Bijregel
abonnement reductie, waarvan tarief op aanvraag kosteloos. Legale, officieêle- en onteigening!-
advertentlen per regel 15 cent ReclameH 1—5 regels f 1.15. Bewijsnummers naar huiten
worden in rekening gebracht en kosten evenals afzonderlijke nummers 10 cent. p
Bij advertentien van buiten de stad worden de incasseerkosten in rekening gebracht. Postbus 9.
BUREAU:
SORTSGRAOBT 9.
Telefoon 19.
Aan onze abonné's die tydelgk elders
vertoeven, wordt, op aanvrage en met
duidelijke opgave van adres, de cou
rant eiken verschijndag tegen vergoeding
van porto toegezonden.
Ook niet-geabonneerdeu kunnen op de
zelfde wyze de geregelde toezending van
de n Amersfoortsche Oouraöt" tijdens hun
uitstedigheid zich verzekeren.
K K N N I 8 0 E V I N <1 K N.
HINDERWET.
Burgemeester en Wethouders van Amers
foort
brengen ter openbare kennis, dat bij hun
besluit van 2 Juli 1915 aan E.J, van OMMEN,
alhier, en zijne rechtverkrijgenden voorwaar
delijk vergunning is verleend tot het uit
breiden eener slagerij door het bijplaatsen
van een electromotor van 5 P.K. voor het
drijven van twee vleeschmachines en een
slijpsteen.
Amersfoort, 5 Juli 1915.
Burgemeester en Wethouders
voornoemd,
De Burgemeester,
Van RANDWIJCK.
De Secretaris,
A. R. VEENSTRA.
De Kamer van Koophandel en Fabrieken
te Amersfoort heeft ontvangen:
Mededeelingen van de Nederlandsche Kamer
van Koophandel te Dusseidorf.
Maandschrift van het Centraal-bureau voor
de statistiek, April 1915, waarin een over
zicht van de voornaamste maatregelen,
genomen in verband met de oorlogs-crisis.
van den Consul van Spanje een Catalogus,
uitgegeven door de afdeeling Handels
informatie, van het Spaansche Ministerie
van Buitenlandsche Zaken.
Jaarverslag van de Holt. IJzeren Spoorweg
Maatschappij over 1914.
van het Bureau voor Handels-inlichtingen
een opgaaf van artikelen, die in Nederland
niet gemaakt worden, en waarvoor na
vraag wordt gedaan uit het buitenland,
met verzoek om mededeelingen voer het
geval in die lijst artikelen voorkomen, die
in Nederland wel worden gemaakt.
Belangstellenden kunnen bovengenoemde
Verslagen enz. voor eenige dagen ter lezing
ontvangen aan te vragen bij den onderge-
teekende
HERMs. P. van HASELEN,
Amersfoort, 8 Juli 1915. Secretaris.
Weer een mystificatie?
Al een dag of wat ligt op onze schrijf
tafel «Ik beschuldig volgens het voor
woord, van dr. Anton Suter, te Lausanne,
geschreven door >een warmvoelend Duitsch
vaderlander*. Van de Nederlandsche uitgaaf,
verzorgd door den heer W. de Haan, te
Utrecht, en met een voorrede van dr. Fre-
derik van Eeden, zijn reeds twee drukken
uitverkocht en is de derde om zoo te zeggen
óok al geplaatst. Het boek beslaat niet min
der dan 248 pagina's benevens 13 bladzijden
aan bijlagen.
Gehoor willende geven aan het dringend
verzoek om het boek, met zijn opvallend
titelblad een mannekop met lichtblauwe
oogen, die de geheimenissen van dezen
oorlog schijnen te doorzien door Louis
Raemaekers geteekend, te bespreken, heb
ben we het met aandacht doorgelezen en
telkens drong zich daa-bij de vraag op: is
dit boek Wel geschreven door een wasch-
echten Duitscher?
En ziet, in het >Utrechtsch Dagblad» van
Dinsdagavond schrijft nu prof. mr. J, baron
D'Aulnis de Bourouill, de scherpzinnige jurist
en hoogleeraar in Staalkundige geschiedenis
aan de Rijks-universiteit te Utrecht, over
dat boek:
Ik moet het Nederlandsch publiek waar
schuwen. Dit lijvige boek brengt geen ge
heimen aan het licht. Het bedient zich van
documenten, welke reeds lang in ieders han
den zijn. Het doel van den schrijver is, de
Duitsche en de Oostenrijksche Regeeringen
er van te beschuldigen, dat zij den oorlog
reeds lang hebben beraamd en voorbereid,
op militair en politiek gebied; dat men
sedert lang besloten was 0111 het Duitsche
volk dezen aanvallenden oorlog als een be
vrijdingsoorlog voor te stellen en dat het
doel van dezen oorlog zou zijn de hegemonie
op het vasteland te verkrijgen en Engelands
wereldmacht te veroveren.
Wie de Fransche en de Engelsche oorlogs
literatuur kent, heeft dergelijke aanklachten
al meer gehoord. De kunst is, haar te bewijzen.
In plaats van dit dadelijk te beproeven,
begint de schrijver met breede bespiegelingen
over de ongunstige Duitsche oorlogskansen,
met talrijke aanhalingen uit boeken van den
Duitschen Kroonprins en van generaal Bern-
hardi, met beschouwingen over de vruchte
loosheid der vroegere onderhandelingen tus-
schen Engeland en Duitschland nopens be
perking van den vlootbouw, met grappen
over de onwaarde der Duitsche diplomatie.
Eerst op blz. 79 komt hij op de gedachte,
ziin kapitale beschuldiging te staven: «Tot
zóóver de aanklacht schrijft hij die
nu bewezen moet worden».
Door dien langdradigen, met invectieven
(schimpwoorden) overladen aanhef verkrijgt
de lezer geen gunstigen dunk over de
wetenschappelijke waarde van hetgeen volgen
zal.
Bijna van meet af blijkt deze schrijver niet
doordrongen te zijn van den eisch voor een
overtuigend boek: kalmte en zakelijkheid,
Reeds in het begin dwaalde hij af van den
goeden weg, want wat doet het voor ons
oordeel over de motieven des oorlogs er toe
of af of ten slotte de onvergelijkelijke helden
moed der Fransche legerscharen het zal
winnen of verliezen tegen de vastberaden
heid en onverschrokkenheid der Duitsche
troepen
Wie de zoogenaamde Duitscher* is, bleef
tot dusver een geheim. Is hij een vermomde
Franschman? Vermoedelijk niet, want het
boek wemelt van echt Duitsche zegswijzen.
Zekere geographische blunder, namelijk waar
Nederland genoemd is onder de tanden
zonder koloniën, herinnert aan een volk,
dat met de politieke Aardrijkskunde op ge
spannen voet pleegt te staan. Is hij een
Amerikaan Is hij een Duitscher, die zich
een miskend genie acht en thans wraak wil
nemen op hen, die zijn eerzucht niet hebben
bevredigd? Wie weet het?
Hij heeft, naar hij meedeelt, lange jaren
en herhaalde malen in Frankrijk gewoond
(bl. 65). Hij is een man op leeftijd, want hij
schrijft (bl. 31) de verandering te Parijs der
voorname Fransche restaurants in Duitsche
bierpaleizen te beweenen »met veel tranen*
wij >ouderen«.
In de eerste oorlogsmaand, Augustus 1914,
vertoefde hij in Amerika, blijkens het ver
haal zijner terugreis (bl. 34). Deze afwezig
heid op het kritieke tijdstip heeft, gelijk /ij
zullen zien, zijn blik op de feiten niet ver
helderd. Bij zijn terugkomst was de oorlogs
literatuur aangegroeid tot zoodanigen berg,
dat hij haar niet meester is kunnen worden,
ondanks eerbiedwekkenden ijver. Zijn boek
draagt van deze «papier-studie* de sporen.
Er staan strategische beschouwingen in
van verregaande naieveteit.
Het uitgangspunt van het geschil ligt m.i.
in de vraag wat ter wereld Rusland bewo
gen heeft, voor Servië zich op de bres te
stellen? Na aanvankelijk te hebben wereld
kundig gemaakt, dat het optreden van Oos
tenrijk tegen Servië, Rusland »niet onver
schillig* zou laten, heeft reeds een paar
dagen later, op 1 Augustus, de Russische
Minister van Buitenlandsche Zaken verklaard,
dat de Servische kwestie voor Rusland een
kwestie was »van leven en dood* (Sn ge lach
Witboek no. 139). De auteur van bet voor
liggend boek vindt dan ook de tusschen-
komst van Rusland de natuurlijkste zaak ter
wereld. Anderen echter zullen hierover waar
schijnlijk anders denken.
Servië, door Kumenië goographisch van
Rusland gescheiden, heeft eerst sedert den
Russisch-Turkschen oorlog in 1878 een zelf
standig bestaan erlangd. Tot dat jaar was
het sedert 1459, alzoo sedert eeuwen, een
deel van Turkije, aanvankelijk geheel onder
worpen, later een schatplichtige Staat, met
Turkschc militaire bezetting. De Russische
liefde voor Servië ware onverklaarbaar zon
der de begeerte naar invloed op den Balkan
en de begeerte om langs dezen weg Con-
stantinopel te verwerven. De Turken blijken
eveneens er zoo over te denken. In een Oos
tenrijksche nederlaag zien zij hun eigen on
dergang. Het is uit drang naar zelfbehoud,
dat zij zich mede in den oorlog hebben
gestort.
Over de vraag, waarom Rusland wegens
Servië een oorlog heeft aangedurfd deze
hoofdvraag - verneemt men van den Duit
scher, die de Russische Regeering wil vrij
pleiten, bitter weinig. Hij schijnt tamelijk
wel met éen volzin te willen volstaan (bl. 96)1
Het was een gemeenplaats geworden bij
de Europeesche diplomatie, ja bij eiken poli
tiek denkenden Europeaan, dat Rusland, door
de engste banden van bloed en geloof en
tweehonderd jaar geschiedenis met Servië
verbonden, een Oostenrijksche hegemonie
over dat land, ja zelfs een militaire verdruk
king, nooit stilzwijgend zou aanzien, maar
zijn zwakkere broeders te hulp zou komen*.
Alzoo
1. bloedverwantschap. De «Duitscher»
bedoelt waarschijnlijk rasverwantschapeen
prachtig voorwendsel voor veroveringszucht
en bemoeienis met andermans zaken
2. geloofsverwantschap. De Serven zijn
Grieksch-orthodox, doch staan in kerkelijke
aangelegenheden niet onder den Czaar.
Gevaar liep het geloof der Serven geenszins;
3. tweehonderdjarige geschiedenis. Van
waar haalt onze «Duitscher» deze 200 jaren
Hoe weinig nauwkeurig 's mans historische
kennis is, blijkt hieruit, dat hij elders (bl.
190) spreekt van een honderdjarige ge
schiedenis. Op een eeuw meer of minder
komt het bij hem niet aan.
Dit is alles wat door hem over het uit'
gang8punt des geschils wordt in het midden
gebracht.
De waarheid is, dat de neiging van Rusland
om zich voor de Balkanstaten te interesseeren
meer en meer voor Oostenrijk een onhoud-
baren toestand had geschapen. In October
1912, bij het begin van den Balkanoorlog,
zag men in Polen een geweldige samentrek
king van Russische legers. Oostenrijk en
Hongarije werden niet enkel in 1912, maar
ook in 1913 gedwongen, hun legers op zoo
genaamd versterkten vredestoestand tc bren
gen, hetgeen hun ongeveer 1000 millioen
kronen kostte. Ondervraagd naar het doel
der toerustingen, antwoordde Rusland destijds,
dat het maar proefnemingen en militaire
manoevres gold. Men zong te Petersburg
een zelfde lied als in Juli 1914: geen man
en geen paard waren gemobiliseerd. Dat het
steeds herhaald sabelgeklctter in Polen voor
de bevolking der Donau-monarchie onver
draaglijk was geworden, staat duidelijk in
de officieele stukken te lezen, o.a. in docu
ment no. 91 van het Engelsche Witboek,
alwaar Sir Edward Grey schrijft, van den
Oostenrijkschen gezant vernomen te hebben,
da*. Oostenrijk niet voortdurend de nood
zakelijkheid kon aanvaarden van telkens
weer te mobiliseeren, gelijk in de laatste jaren.
Onze auteur echter heeft dit document zijn
aandacht niet waard gekeurd.
Door de herhaalde toerustingen, in verband
met de woelingen 111 den Balkan, was het
geduld der Donau-monarcbie zoozeer op de
proef gesteld, dat zij na den moord van
Serajewo (op 28 Juni 1914) beaioot aan Servië
een gevoelige lea toe te dienen op gevaar
af, dat Rualand het zou laten komen tot oen
oorlog. Stellig en zeker was een conflict
met Rusland niet. Dit gaf later ook de
Duitache Regeering te kennen.
Onze «Duitacher* echter roept hier (bi. 96)
j triomfantelijk uit: »De Duitache Regeering
bekent, dat zij het opzet tot een Kuropee-
schen oorlog heeft gehad. Zij bekent verder,
dat haar streven om het militair conflict
tusschen Oostenrijk en Servië te localiseeren
door haar zelf van den aanvang af geacht
j werd geen kans op goeden uitslag aan tc
bieden*.
Voor dezen juichkreet bestaat geen grond.
I De Duitsche Regeering heeft alléén ge
schreven »Wij waren ons bewust, dat een
eventueele oorlogshandeling van Ooatenrijk-
1 Hongarije tegen Servië Rusland in het krijt
zou kunnen brengen en ons daarvoor, in
I overeenstemming met onzen bnndspllcht, In
oorlog zou kunnen wikkelen*. Dat Is heel
I wat anders dan een bekentenis, den oorlog
onvermijdelijk te hebben geacht,
j Aan dergelijke willekeurige uitlegging dor
oorspronkelijke, teksten van de ambtelijke
stukken maakt de Duitscher* zich telken»
en telkens schuldig.
Een ander voorbeeld. Hij beweert, dat de
Duitsche Rijkskanselier op 4 Augustus in
den Rijksdag hoeft erkend, dat Oostenrijk
tegen Rusland had gemobiliseerdhij ziet
hierin het bewijs, dat Rusland terecht heeft
gemeend door Oostenrijk bedreigd te zijn
en dat het derhalve terecht tot mobilisatie
is overgegaan. Met voorliefde, niet minder
dan vier malen, wijst hij (o.a. bi. 113,bi. 193)
op hetgeen dc Rijkskanselier zou hebben
1 erkend»Oostenrijkache mobilisatie van twee
I legerkorpsen tegen Rusland*.
I Maar dit is eenvoudig tekstverandering.
De Rijkskanselier heeft omtrent de Oosten
rijksche mobilisatie het volgende gesprokor
j «Ocsterreich Ungarn hattc nur gegou Serbicn
mobilisirt und im Norden nur zwei armee
corps aber fern von der Kussischen Grenze».
1 Hij heeft in het midden gelaten, welke be
stemming aan deze korpsen zou worden
gegeven. Deze konden immers, 200 noodig,
naar de Servische grenzen worden gevoerd.
De gevolgtrekkingen vun onzen Duitscher»
vallen in puin. Deze is zelfs zóo slordig, dat
hij op vier plaatsen in zijn boek vier uiteen-
loopende zinsneden aan den Rijkskanselier
in den mond legt (bl. 88, 113, 195 en 230).
Zoo Iemand wil historie schrijven!
Over de bctoekrnis eener Russische mobi-
I lisatie loopt h(j dan ook luchtigjes heen.
Sedert Engeland, door in 1898 troepen te
1 concentreeren op de grenzen van Transvaal,
den President Krüger zoodanig in de knel
bracht, dat deze zich gedwongen heeft gezien,
aan Groot-Brittannië den oorlog te verklaren,
weet zou men zoo zeggen heel de
wereld, dat voor groote Rijken een een
voudig middel bestaat om een nabuur te
dwingen tot zelfverdediging, alzoo tot oorlog
men gaat met een groot leger vlak bij diens
grens staan.
Wie dit niet inziet en onze «Duitscher»
schijnt dit in het geheel niet te begrijpen
vindt het natuurlijk een raadsel, dat de
Duitsche Keizer in de aigemeene Russische
mobilisatie een bedreiging zag van oigen
veiligheid.
Wie dit niet inziet, heeft natuurlijk geen
oog voor het komische, gelegen in de uit-
noodiging van den Czaar tot den Duitachen
Keizer om zelf óok maar te mobiliseeren cn
dan verder de onderhandelingen voort te zet-
ten. Wie niet begrijpt, dut een mobilisatie
van een industrieel en commercieel volk,
gelijk het Duitsche, heel wat anders betcekent
dan dergelijke maatregel bij een overwegend
landbouwend volk als het Russische nu,
wie dit niet inziet en zich vervolgens er aan
ergert, dat de Russische uitnoodiging enkel
met herhaling van den cisch tot demobilisa
tie is beantwoord kortaf, streng, zonder