Donderdag 12
Augustus 1915.
No. 8606.
64e Jaargang.
Op reis.
AMERSFOOHTSGHE
Uitgave van de Naamlooze Vennootschap „l>e Ainersfoortsche (Joiirant, voorheen Firma A. H. van Oleeff".
HOOFDREDACTEUR
F. J. FRIEBZRIZS.
AMERSFOORT.
Verschijnt Dinsdag-, Donderdag- en Zaterdagavond. Abonnement per 3 maanden 1.
franco per post f 1.15. Advertenthn 16 regels 60 cent; elke regel meer 10 cent. Bijregel-
abonnement reductie, waarvan tarief op aanvraag kosteloos. Legale, officieSle- en ontelgenings-
advertentifin per regel 15 cent Reclames 15 regels f 1.25. Bewijsnummers naar buiten
worden in rekening gebracht en kosten evenals afzonderlijke nummers 10 cent.
Bij advërtentien van buiten de stad worden de Incasseerkosten in rekening gebracht.
BUREAU:
KORTEGRACHT 9.
Postbus 9.
Telefoon 19.
Ann onze abnnné's die tijdelijk elders
vertoeven, wordt, op aanvrage en met
duidelijke opgave van adres, de cou
rant eiken verschijndag tegen vergoeding
van porto toegezonden. I
Ook niet-geabonneerden kunnen op de
zelfde wjjze de geregelde toezending van
de Amersfoortsche Courant" tijdens hun
uitstediglieid zich verzekeren.
Wie denkt, er aan?
Wie denkt er aan, dat ruwe, lompe schreden
Vaak over menig bloempje gaan,
Dat het vertrapt wordt en vertreden
Wie denkt er aan
Wie denkt er aan, dat, in den strijd des levens,
Zoovele strijders onder gaan
Dat zij den bergtop niet hereiken
Wie denkt er aan
Wie denkt er aan, dat velen, zwaarbeladen,
Vermoeid zijn op de levensbaan,
Zoovelen, die een steun behoeven
Wie Meukt er aan
Wie denkt er aan, dat dikwijls stil en eenzaam
Geweend wordt menig bange traan
De tijdstroom snelt er over henen
Wie denkt er aan
Uit «Verzen».
J. van Rees
van Nauta I.emke.
Billijk.
De vele personen in Nederland, die door
den oorlog financieel nadeel lijden, zullen
waarschijnlijk meer instemming hebben met
de strekking eener brochure, die nu pas
van de persen der heeren Van Holkema en
Warendorf te Amsterdam komt, dan de
minder vele, maar toch nog in aantal aan
zienlijk, die door het groote wereldgebeuren
van thans »geld vertienen*.
Want die brochure, door den candidaat-
notaris Dan. M. Klijzing en den scheidkun-
digen ingenieur Dr. H. J. Prins geschreven,
beoogt niets meer of minder dan de nood
zakelijkheid eener Oorlogsbelasting in het
licht te stellen.
Men begrijpt, waarom het in hoofdzaken
gaat. We leven ten gevolge van den oorlog,
in een abnormalen tijd. Allerlei maatregelen
worden van Regeeringswege genomen, die
an4ers niet genomen zouden worden. Een
daarvan is het leenen van honderden milli-
oenen, waaruit de financieele middelen ge
vonden worden om alle bijzondere uitgaven
te dekken. Ons belastingstelsel, gebaseerd
op normale economische toestanden, is niet
op de buitengewone berekend. Wilde de
Regeering door het heffen van opcenten op
de belastingen het ontbrekende aanvullen,
dan zou de verdeeling van dezen druk over
het Nederlandsche volk onredelijk en onre
gelmatig zijn.
Er moet dus, volgens genoemde heeren,
op de basis van den nieuwen toestand een
stelsel van belasting gebouwd worden, dat
in de bestaande leemte voorziet.
Het nominale en het reëele inkomen van
velen is belangrijk gedaald; velen hebben
«steun* noodig (het Nationaal Steuncomité
moet in de zomermaanden nog f80000 per
week uitkeeren).
Tegenover dat alles staan echter velen,
die door den oorlogstoestand ongemeen be
voordeeld worden.
Wie zijn dat Och, het is «algemeen en
ook officieel* bekend. Wat zegt b.v. het
Koninklijk Nationaal Steuncomité in zijn
tweeden oproep Het doet een beroep op
«de offervaardigheid van zoo menig indu
strieel*, die, dank zij zijn hulp. «zijn bedrjjf
heeft kunnen voortzetten*, «op de landbou
wers en andere producenten van eerste levens
behoeften, die door het duurder worden van
deze, veel grooter winsten maken dan
gewoonlijk* »op bezitters van fondsen (aan-
deelen in scheepvaart-maatschappijen, in
industrieele ondernemingen enz.), welke in
den laatsten tijd groote dividenden geven
in éen woord op allen, die niet door de crisis
getroffen zijn, ja, die zelfs, tengevolge van
deze, een niet onbelangrijke winst gemaakt
hebben*.
De menschen, die door en ten gevolge
van den oorlog geld verdienen, winst maken
(veel geld en groote winst soms), die men
schen moeten belast worden naar het oor
deel der heeren Klijziug en Prins! zij komen
dan ook tot de conclusie
dat de Nederlandsche schatkist een be
lasting, die ten doel heeft bijzondere
uitgaven te uestrijden en gebaseerd
is op bijzondere inkomsten, drin
gend van noode heeft.
Er hebben belangrijke verschuivingen in
inkomsten en vermogen plaats gehad ten
voordeele van een aantal industrieelen.com-
mercieelen, financiers en landbouwers. Welnu,
die verschuivingen moeten de basis vormen
van een nieuwe belasting. Noem die ver
schuivingen, die voordeelen «oorlogswinsten*
en de naam is gevondenbelasting op oor
logswinsten.
Wie dus oorlogswinst gemaakt heeft, moet
iets daarvan aan den fiscus afstaan.
Minister Treub deed eene poging in die
richting, maar de kritiek in het Voorloopig
Verslag deed haar mislukken. Men zeide,
dat de uitteraard progressieve rijksinkomsten
en vermogensbelasting ook de progressie,
door den oorlogstoestand te weeg gebracht,
voldoende trof. Neen, zeggen de schrijvers
der brochure, dat gaat niet op. Eene normale
inkomsten-, resp. vermogensvergrooting is
I noodzakelijk te danken aan de vlijt en de
intelligentie van den betroffene; hier echter
j geldt het eene bate. die eigenlijk alleen aan
j den oorlog te danken is, m. a. w., een toe-
I vallige. Er is b.v. eene toevallige verhooging
van de verkoopswaarde van verschillende
j artikelen soms mogelijk gemaakt door een
j kunstmatige prijsopdrijving.*) Er zijn winsten,
I gemaakt in bedrijven, die uitsluitend ten
I dienste van den oorlogtoestand zijn gewij-
i zigd of opgericht. Dergelijke bijzondere toe-
standen vallen niet binnen het bereik van
eene normale belasting, eischen dus nok een
bijzondere regeling.
De aanneming van het Landstorm-ontwerp
maakt eene wettige regeling tot meerdere
stijving van den fiscus noodig. Moet er weer
geleend worden? Moet men dus weer een
wissel op de toekomst trekken en dus wachten
totdat de financieele draagkracht van het
volk, meer in 't bijzonder van hen, die oor
logswinsten maken, niet meer in overeen
stemming is met den oorlogstoestand?
De stellers der brochure achten thans den
tijd rijp om daar de gelden voor de bijzon
dere uitgaven te verkrijgen, waar ze het best
gemist kunnen worden.
Arnh. Crt.
'ti Luids defensie.
Onder dit opschrift schrijft het Friesch
Dagblad
Tweeërlei is even noodig.
Onze partij en onze Kamerleden staan
bekend als de meest hechte steunpilaren van
elke Regeering, die de zorg voor 's Lands
defensie met groote kracht wil uitoefenen en
voor elke noodige verbetering staan zij pal.
Ook de Landstormwet in haar nieuwen
vorm vond krachtigen steun, niet het minst
bij ónze sprekers.
Op die lijn moeten we blijven.
't Is een kwestie van eer en plicht.
Hadden we in vroeger jaren de vlag ge
streken voor de anti-militaristische groepen,
dan zouden nu onze mannen in 't veld staan
met oud-roest-kanonnen en met geweren,
die geschikt waren voor de vogeljacht.
Wat noodig is, móét toegestaan.
Maar dan moet straks ook aan den anderen
kant worden geëischt, dat aan ons volk goed
duidelijk zal worden gemaakt, wat noodig
is en waarom.
Dan moet onze Defensie geregeld.
Zooals het nu gaat: heden een paar krui
sers vragen, morgen ettelijke, niemand weet
hoeveel duizenden manschappen méér, zoo
is het in oorlogstijd noodig, dat kan
maar zoo mag het in vredestijd niet.
Dan moeten twee vragen gesteld.
En afdoende worden beantwoord.
Ten eerste wat is er noodig aan geld,
aan mannen, aan munitie, aan schepen, om
ons land gezien ook vooral de lessen van
dézen oorlog behoorlijk te verdedigen.
En wat noodig is móet er komen.
Daar moet alles voor wijken,
j Niet slechts het welwezen, maar 't bestaan
I van ons volk is er mee gemoeid.
Maar dan komt een tweede vraag
Hoe kunnen we dat alles nu bereiken en
verkrijgen en aan het volk niet méér lasten
opleggen dan beslist noodzakelijk is.
Die vraag kan nu niet gesteld.
Alles is nu buitengewoon.
Maar met kracht moet er op gewezen
worden, dat straks na den vrede, het anders
zal moeten gaan dan nu. Dat dan, om met
den heer Lohman, meenen we, te spreken,
de machthebbers van Leger en Vloot, die
als iéder onzer op hun terrein ook eenzijdig
zijn, het niet alleen met zichzelf, maar
ook met de Staten-Generaal en daar
door indirect met ons volk zullen moeten
eens worden.
Nu hebben z ij 't voor 't zeggen.
Terwiji de orkaan woedt, gaat :nen niet
delibereeren over inrichting en aantal der
reddingsbooten!
Maar straks moet dat wél.
E11 dan wordt ook elke partij geroepen,
in dezen voorlichting te zoeken, om harer
zijds voor 'toor des volks goed te kunnen
fornuileeren, wat zij wil.
In een Duitsche roman van dit soort, ver
schenen in 109 afleveringen, samen 2612
bladzijden, worden 2293 menschen gedood.
Van hen worden er 1000 doodgeschoten,
240 gescalpeerd, 219 verstikt met gas, dood
gestoken 130, met de vuist neergeslagen
61, in het water geworpen 16, aan den hon
gerdood prijsgegeven 8, onthoofd 4, levend
aan de krokodillen voorgeworpen 3, aan een
boom boven een krokodillenvijver opgehan
gen 2 mannen en éen vrouw, levend in de
aarde begraven éen, enz. Verder worden de
personen als slaven verkocht, gegeeseld,
verminkt, de oogen uitgestoken, krank, innig
gemaakt enz.
Zeer zeker allerminst verheffende lectuur
Terecht schrijft het blad
Er moet voor die lectuur gewaarschuwd
worden, en bij herhaling moet er gewaar
schuwd worden, want ook in ons land wor
den ontzettend veel van die druksels ver
spreid en gelezen en verder gegeven om te
lezen.
Dikwijls is het reeds voorgekomen in ons
land, dat jeugdige personen doortrapte schelm
stukken 'uithaalden, thuis geld stalen, het
ouderlijk huis ontvluchtten, vuurwapens koch
ten en nog veel meer deden, terwijl dan bij
nader onderzoek bleek, dat de schuld van
dat alles was het lezen van detectiven-romans
en Roodhuidenavondturen.
Voor enkele centen zijn die boekjes of
afleveringen ervan te koopzij zijn dus in
het bereik van onze opschoten jongens en
meisjes.
Wij zijn tot veel waakzamer en scherper
toezicht op de lectuur onzer kinderen ver
plicht, dan onze ouders het eens waren op
onze boeken, daar zooveel veranderd is
In de «Telegraaf* van 17 Juni j.l.
(Avondblad) werd gewezen op de opdrijving
der zeep- en lijnolieprijzen. Toch was er van
Januari—eind April 1915 27.605.000 K.G.
lijnolie hier ingevoerd uit Engeland, tegen
slechts 2000 K.G. over hetzelfde tijdperk in
1914, Maar dat belette niet, dat de zeep
10°/u in prijs steeg!
Rijk Nederland.
Volkomen juist!
«De Tertiaris vestigt nog eens de aan
dacht op de gevaarlijke detectiven-romans,
die inbraak-, moord- en doodslaggeschiede-
nissen bevatten en waarvan de lectuur nog
gevaarlijker is voor de zedelijke ontwikke
ling van onze opgroeiende jeugd dan de
zedelooze boeken. Immers, ze lijken zoo
onschuldig, terwijl ze in werkelijkheid groote
verwarring moeten brengen in de redelijke
begrippen van onervaren jongelieden. Be
halve om de verheerlijking van schurken,
i zijn zulke boeken ook nog gevaarlijk om de
spannende en overspannende beschrijvingen
1 van gruwelijke dingen.
Als een staaltje daarvan deelt liet periodiek
mede
I
I Och, zoo rijk zijn wij niet, maar we zitten
er toch behoorlijk bij.
•Wei, dat zijn de bezitters van groote en
kleine vermogens al te zaam.
Nu is rijk zijn een betrekkelijk begrip.
Vroeger, toen "t in Duitschland nog schraal
hans was, spraken de Hannekemaaiers, die
in den hooitijd naar ons land kwamen, met
een zeker respect van dat «steinreiche Hol-
i land«, waar ze 't petje wel voor wilden lich-
j ten. Thans, nu we toch nog aardig rijker
zijn geworden, spreekt de Duitscher daar zoo
niet meer van, want het Duitsche kapitaal is
in verhouding nog veel meer toegenomen.
Maar hoe rijk zijn wij dan wel
Het totale vermogen der Nederlanders is
volgens hun aanslag in de Vermogens
belasting - - in de laatste zes jaren gestegen
van ongeveer 6805 millioen gulden tot 7911
millioen. Dat is met 1106 millioen gulden
of ruim 16 pet.
7911 millioen gulden! Wat 'ngeld! Vol
gens Nederlandsche opvatting altijd. Volgens
Amerikaanschen maatstaf nog niet. Vijf
Rockefellers hebben samen ook zooveel.
Maar Rockefellers hebben we hier nu een
maal niet.
Het totaal bedrag aan vermogens van min
der dan f 50.000 steeg van 1806 millioen
gulden tot 2025 millioen, dat is met 12 pet.
Dat van vermogens van f50.000 tot beneden
f 200.000, van 2009 millioen tot 2238 mil
lioen gulden, dat is met 11 pet. Dat van
vermogens van f 200.000 tot beneden 1 mil
lioen, van 1958 millioen tot 2297 millioen
gulden, dat is met 17 pet. En dat van ver
mogens van 1 millioen en hooger, van 1032
millioen tot 1351 millioen gulden, dat is dus
met 31 pet.
De vermogens van éen millioen en hooger
bedragen te zamen niet meer dan ongeveer
17 pet. van het totale nationale vermogen.