Zaterdag 21 US Augustus 1915.
No. 8610.
64e Jaargang.
Op reis.
Uitgave van de Naamlooze Vennootschap „De Amersfoortsche Courant, voorheen Firma A. H. van Cleeff"
HOOFD REDACTEUR
r. X JTRBDSRIJKS.
AMERSFOORT.
Verschijnt Dinsdag-, Donderdag- en Zaterdagavond. Abonnement per 3 maanden 1.—
franco per poat ƒ1.15. Advertentlen 1—6 regela 60 cent; elke regel meer 10 cent. Bijregel
abonnement reductie, waarvan tarief op aanvraag koatelooa. Legale, ofBcIeële- en onteigeninga*
advertentifin per regel 15 cent Reolames 1—5 regela ƒ1.25. Bewijanummera naar bulten
worden in rekening gebracht en koaten evenals afzonderlijke nummera 10 cent.
Bij advertentlen van bulten de atad worden de Incaaseerkosten ln rekening gebracht. Postbus 9.
BUREAU:
SO&TEGEACBT 9.
Telefoon 19.
Aan onze abonné'a die tjjdelgk elders
vertoeven, wordt, op aanvrage en met
duidelijke opgave van adres, de cou
rant eiken verschijndag tegen vergoeding
van porto toegezonden.
Ook niet-geabonneerden kunnen op de
zelfde wyze de geregelde toezending van
de .Amersfoortsche Courant1'tijdens hun
uitstedigheid zich verzekeren.
KENNISGEVING.
MAXIMUM PRIJS VAN BOTER.
De Burgemeester der Gemeente Amersfoort
maakt bekend dat bij Circulaire van den
Minister van I-andbouw Nijverheid en Handel,
d.d. 2 Austus 1915 no. 27550 de maxi
mumprijs van boter is vasthesteld op fl.60
per kilogram.
Boter in winkels met sluitetiquet in carton
in stukken van 'ƒ2 K. G. mag, indien de
wikkels of rolls bedrukt zijn, voor 10 cent
per K. G. 'duurder worden verkocht.
Hiernaast moet echter ook onverpakte
boter beschikbaar worden gesteld tegen
den prijs van fl.60 per K. G.
Voor stukjes en potjes van meer dan
1 K. G. mag in geen geval meer berekend
worden dan f:.6o per K.G.
Om inbeslagname te voorkomen zal deze
detailprijs streng in acht moeten worden
genomen.
De Burgemeester voornoemd,
H. W. VAN ES VELD.
Weth. lo. Br.
Geluk.
Gelukdat is het met bolle hand
Maar scheppen, scheppen van zonnig zand,
Het blonde, dat week van warmte leeft
En streelend tusschen je vingers zeeft,
Zoodat je de weelde heel doordringt
En alles van binnen in je zingt.
Maar dan verlaat de zon het strand
Nog schep je de korrels met volle hand,
Nog langtotdat je op eenmaal voelt,
Dat al het zand is afgekoeld,
En met je ziel vol huiverend wee,
Beweegloos nederzit aan de zee.
Hendrika de Boer.
Memento Mori.
Kn het leven erhreef
■ct kleuren, die weren
ale bloed <00 rood.
Het leven kwam
en el mijn bieden
scheurde het «tuk....
Tort
■tel lk me open
Voor 't blude, bet droeve
Ale maar niet blijven
ledig, die bladen wit.
Verloren Tooverlaud.
In de wacht kamer van zekeren tandarts
staat boven de deur in een wit marmeren
plaat met gouden letters gebeiteld een spreuk,
wel bij uitnemendheid geschikt om den
patiënten in hun bange verbeidenis een hart
onder den riem te steken.
Die spreuk luidt:
Ook dit xal n traite verleden zijn.
Die tandarts moet een wijsgeer onder de
tandartsen geweest zijn. Want voor velen
zijner patiënten werd zijn spreuk, onder ver
schillende levensomstandigheden, de tegen-
hangster van het oude, aloude me m e n t o
mori, dat gegrift staat in zoo menige
kloosterwand als vertroosting in bange, ver
maning in noolijke ureD.
Alles toch, wat er tot ons komt tusschen
hetgeen wij noemen geboorte en hetgeen
wij noëmen dood, zal straks verleden zijn,
zoowel de vroolijkste feestdag als de pijn
lijkste operatie. De vraag is echter niet, of
op het oogenblik het eene ons aangenaam, en
of 't andere ons onaangenaam was. De vraag
iswat het eene en wat het andere voor
ons achterliethoe wij staan, hoe wij ons
bevinden, w a nn e e r het voorbij is.
Maar alles het bedwelme ons als ge
not, of het doorvlijme ons als pijn alles
gaat straks verleden worden.
Dit is nu wel weer een van die waar
heden, waarvoor zelfs een oude ezel niet
meer zijn ooren verdraait eene banaliteit
der banaliteiten. Maar sommige waarheden
zijn als het brood, dat eiken dag weer moet
gegeten worden, beter oud dan versch. Leer
aars van kinderen en van menschen zullen
u zeggen, dat niets zoozeer eene eindelooze
herhaling noodig beeft, als het algemeene
bekende.
Elk jaar herhaalt zich ook in de natuur
hetzelfdeop den winter volgt de lente, op
den zomer de herfst.
En elk jaar juichen we opnieuw«Geluk
kig zomerc. En zuchten we «O, die winter
Men zou zoo zeggen, als we dit twintig,
dertig malen hebben meegemaakt, dan moest
de inwerking van die wisselende jaargetijden
eindelijk hun invloed verloren hebben. Maar
neen. Telkens weer doet April ons voor-
waarwaarts blikken met iets als verblijdenis
de October ons achterwaarts staren met
iets als weemoed. Verblijdenis over den
zomer, die nog toekomst is weemoed
over den zomer, welke alweer wegzonk in
verleden.
Gisteren wandelend onder de seringen,
ademend de geuren en de blijheid van des
zomers komst, en heden fladderen de dorre
bladers op ons neer, zien wij de schaduwen
van dien winter op ons aan sluipen.
Gisteren? Heden hoewel er toch
maanden tusschen het een en het ander
verloopen zijn
Ach, het is alles, wat wij hebben geleefd
en beleefd als gisteren, ook al ligt het achter
ons maanden en jaren. En wat gisteren was,
dat is voor ons even onwederbrengbaar
voorbij, als de dingen der vorige eeuw, die
reeds beginnen weg te grauwen in nevelen
van vergetelheid, als de spelen onzer kinds
heid, als de stoutigheden van onze jeugd,
als het «enfin seuls< als de zaligheden,
de angsten, de tegenheden of de gelukjes van
lang en lang vervlogen dagen en jaren
Wat is lang? Wat is kort? Wat is eigen
lijk onze tijdmaat Wat anders dan een
zetten van streepjes, dikkere en dunnere,
langs een lijn van oneindigheid? Wat anders
dan eene conventie, een hulpmiddel voor
de bekrompenheid van ons bevatten
WiJ^npreken van een thans er. bij de
beweging onzer lippen is datgene, wat wij
met dit woord bedoelden, reeds een ver
leden geworden. Eene stip slechts is het.
Een ondeelbaar punt. Een vluchtig opge
stoken vinger. En daar achter, onafmeetbaar,
eeuwig wijkend het verleden. En daar vóór,
ondoordringbaar, eeuwig naderend, de toe
komst, in welke voor ons slechts éene
zekerheid aanrukt in het duisterDat
wij uit dit leven scheiden moeten.
Dus memento mori! Gedenk te sterven
De oude Romeinen plaatsen bij hun feest
gelagen tusschen schotels en bekers op den
diach een doodshoofd. Zij deden kloek. Zij
gedachten te sterven althans, zij lieten
de gedachte aan den dood in zich wakker
roepen niet slechts, wanneer zij uittrok
ken ten oorlog, maar ook wanneer zij ge-
fe;st vierden.
Gedenk te sterven
Sommigen vatten die woorden verkeerd
op. Het wil niet zeggen d e n k altijd aan
den dood, heb altijd voor oogen de baar en de
spade, gooi asch op 't hoofd en zet u neer
op de scherven of wel, geef nergens meer
om, vlieg van 't eene genot naar het andere
Neen, neen, dat bedoelt het memento mori
niet
Integendeel. Het «gedenk te sterven* wil
u manen om nu nog eens recht te leven,
het leven zoo goed mogelijk nog te besteden,
opdat nimmer, hetzij ge danst op een feestje,
of midden in uw werk zijt of achter een
begrafenis stapt, de dood u kunne over
rompelen, hij u onvoorbereid vinde om
waardig in te gaan tot het groote mysterie.
Rustig staan tegen dien vijand die eigen
lijk de beste uwer vrienden is; niet hem
aanroepen, maar hem ook niet vlieden, hem
nooit uit het oog verliezen, nimmer iets te
doen of na te laten, waarvoor gij u voor
hem te schamen hebt, niet te vreezen voor
zijn schouderslag, dien ge elk oogenblik kunt
verwachten.
Dat is de zin, dat is de les, die het doods
hoofd op den disch der Romeinen hen voor
hield dezelfde als de spreuk boven de
deur van den tandarts diens bezoekers
toeroept.
Gedenk te sterven.
Dit leven van ons, met al wat er in en
er om is met hetgeen we er in liefhebben
en hetgeen ons er in tegenstaat, met ons
streven, met al z'n lief en z'n leed dit
geheelen leven van ons zal straks zijn ver
leden.
Maar geen woord door ons gesproken,
geen daad door ons gedaan, geen gedachte
door o«5 gedacht of ze zullen hebben een
toekomst, zij zullen als toekomst herrijzen.
Zij zullen ons volgen, waar we ook gaan,
om, naar een goddelijk rechtvaardige, maar
ook goddelijk onveranderbare wet te getui
gen vóór of tégen 011s, ten einde in moreelen
zin ons specifiek gewicht, onze waarde of
onwaarde, dus de verdere wording onzer
persoonlijkheid te bepalen, wanneer we zullen
zijn, hetgeen men noemt, gestorven.
Het uitroer»; erbod voor
varkens.
De Nieuwe Ct. schrijft:
Onder de varkensslagers te Deventer is
men met het besluit van den Minister van
Landbouw, waarbij de uitvoer van varkens
wordt verboden, allesbehalve voldaan.
Deze maatregel, die oogenschijnlijk aan de
door de varkensslagers geopperde bezwaren
tegemoet komt, zal in de practijk blijken niet
aan het doel te beantwoorden.
Wie denkt, dat tengevolge van het verbod
van uitvoer de boeren hun varkens tegen
een lageren prijs zullen afgeven of het tekort
aan varkens voor de binnenlandsche slage
rijen zal worden verholpen, vergist zich ten
sterkste.
De fout van dit ministrieele besluit zit
hierin, dat de Minister den uitvoer niet voor-
loopig heeft verboden dus voor onbepaalden
tijd, doch integendeel voor een «bepaalden
tijd», namelijk van 18 Augustus tot ^Sep
tember.
Daardoor weten de boeren, dat, indien er
19 September weer overproductie is en
dat deze er zal zijn, zal uit hetgeen volgt
duidelijk blijken de uitvoer dan weer zal
worden toegestaan, terwijl, indien de uitvoer
zou zijn verboden gedurende een niet nader
bepaald tijdperk, dus tot nader aankondiging,
de boeren elke wetenschap omtrent het weer
openstellen der grensen zouden missen.
Het is dan ook niet te verwachten, dat de
boeren hun varkens tegen 80 ct. per K.G.
slachtgewicht zullen afgeven, doch liever
zullen wachten met hun dieren te verkoopen
tot 19 September, als de grenzen weer zuilen
worden opengesteld en er weer een prijs
van f 1 a f 1.04 per K.G. kan worden ge
maakt, zooals thans het geval is.
De boeren zullen dus liever hun varkens
bewaren, want, als kost hun dit ook geld,
zij begrijpen heel goed, dat dit bij de
wederopenstelling van de grenzen ruimschoots
wordt vergoed. En last not least zal mede
doordat de boeren hun varkens niet tegen
een prijs van ongeveer 80 ct. zullen afgeven,
dus deze vasthouden, er tegen den tijd, dat
de termijn van het uitvoerverbod is verstreken,
een overproductie zijn.
Het besluit van den Minister brengt dus
voor den binnenlandscben handel geenerlei
wijziging in den toestand. Tenminste dit laat
zich verwachten. Het zal alleen den boeren
ten goede komen.
«Ook de Tijd* is van hetzelfde gevoele.
Dat blad merkt op, dat aan het verbod de
volgende mededeeling is toegevoegd.
«Zoodra er voldoende aanwijzingen zijn,
dat er overproductie is van slachtrijpe var
kens en de waarschijnlijkheid is groot,
dat dit spoedig het geval zal zijn zal
wederom een regeling ingevoerd worden,
waarbij een beperkte uitvoer wordt toege
staan, en het ligt voor de hand, dat dan
wederom het tot dusver gevolgde systeem
met of zonder aanvullende regeling gekozen
zal worden*.
Hierdoor weten de varkenshouders, dat ze
lichtelijk een maandje kunnen probeeren bun
dieren vast te houden; wij spraken er dan
ook, die glunderend van pleizier dat heusch
van plan waren. Zij gaan de risico aan want
na een schoone opruiming, die hun veel winst
opleverde, kunnen ze een stootje afwachten
in vier weken wordt een varken niet slechter,
en het oponthoud brengt zijn rente op, zeggen
ze. Uit het communiqué blijkt trouwens, dat
de Minister zich de aanvankelijke nutteloos
heid van zijn uitvoerverbod wel bewust is;
ook omdat bij geen zekerheid heeft, dat de
export zal voortduren en de leverantie van
varkens aan de Regeering haar reserve op
peil zal houden. Eerst einde September of
begin October beginnen de boeren «nattig
heid te gevoelen*, en komen er aanvoeren
voor Je slachtbank, zoodat in de thans in
getreden maand-pariode de liefhebbers van
varkensvlcesch zich geen illusies behoeven
te maken, dat ze vet zullen soppen.
Er is nu een allerlaatst middel, maar daar
toe zal de Regeering wel niet durven over
gaan. De Levensmiddelenwet geeft haar nl.
de bevoegheid, om alle levende varkens voor
een redelijken prijs te onteigenen en in be
slag te nemen. De uitvoerbaarheid daarvan
is evenwel vrij twijfelachtig en alleen zij,
die met de practische moeilijkheden niet be
kend zijn, plegen daar licht overheen te
stappen. Het ligt thans niet op onzen weg
om daarover uitvoerig uit te wijden. Wij
bepalen ons er dus toe om erop te wijzen,
dat het geheel verkeerd zou zijn, aan den
Minister te verwijten, dat hij r.iet tot dien
uitersten maatregel overgaat. Er zijn reeds
heel wat verbodsbepalingen en er staan reeds
heel wat voorschriften op papier, die in de
practijk geen of slechts zeer gering resultaat
hebben. Reeds nu heeft de smokkelarij heel
groote proportion aangenomen en de meest
uitgebreide maatregelen aan de grenzen ver
hinderen niet, dat er verboden uitvoer op
enorme schaal plaats heeft. Zou men de vee
teelt en de fokkerij onder beslag willen leggen,
niet alléén de militie en de landweer, maar
de geheele landstorm zou er aan te pas
moeten komen. En dan nog zouden varkens,
dood of levend, over de grenzen gaan. Men
moet het vernuft onzer landbouwers in dit
opzicht niet onderschatten, vooral niet als
het zaken geldt, waarbij zij zich in gewete
niet verbonden achten».