MISLUKTE
INBRAAK
LIPS
SIRELTBRAROER
OP EEN
-BRANDKAST
- KUNST
VETTER <fc Co.,
DORDRECHT, BRUSSEL, MILAAN.
EIGEN MAGAZIJNEN: Amsterdam, Den
Haag, Rotterdam, Utrecht, Brussel, Londen,
Petrograd, Bucarest, Milaan en Madrid.
De ondergeteekenden, vormende het Sub
comité voor Amersfoort der Vereeniging
»Reisbelastingc, veroorloven zich de vrijheid,
U hierbij dringend te verzoeken eene kleine
gift af te zonderen voor hen, die om ge
zondheidsredenen naar buiten moeten en niet
knuuen gaan door gebrek aan de noodige
middelen.
Vragen wij allereerst steun aan hen die
reisplannen hebben, ook van de niet-reizenden
zal elke gift dankbaar worden aanvaard door
Mej. D. A. SIDDRÉ.
Mevr. GRONEMAN—Doornbos.
Mevr. KNOPPERS—Van Eijbergkn
Mevr. KNOOTE—
Van Lanschot Hubrecht.
Baronnesse VAN HEECKEREN
VAN MOLECATEN—Holi.e.
Mevr. KEMPER—Blok van Laer.
7 Bij den ondergeteekende verschijnt j
iederen Woensdag
De Hollandsche Lelie,
jf Weekblad jj
onder Hoofdredactie
van
junk.r. a n a de havorn1k 1aihma n.
i1
K De Hollandsche Lelie is het eenige i
K Weekblad in Nederland voor dames
If uit de hoogste en beschaafdste krin- x
gen. Let hierop voor uwe advertentie, v
Prijs p. jaarg. f5.25, fr. p.p. f0.
proefnummer gratis. J
Amsterdam. L. J. VEEN. 3
OPENBARE LEESZAAL
Reukenlaan 2.
Vrije toegang voor ieder boven 18 jaar.
Couranten Vakbladen Tijdschriften
Boeken Adresboeken.
UITLEENBIBLIOTHEEK.
Distill. Wijnen. Likeuren.
I.Iptp Yronwe-hprlihof. AXKKMFOUHT.
(JREDIET-VEREENIGING
te Amsterdam.
Correspondentschap te Amersfoort
inr. H. J. M. van deu BKHGH.
wilhelminastraat 5.
Zij stelt zich ten doel
het verleenen van Credieten onder per
soonlijke of zakelijke zokerheid of in-blanco
het incasseeren van handelspapier
het ontvangen van gelden déposito
en rekening-courant.
MET TOEPASSING VAN DEN
DEN HAAG, 14 Augustus 1915.
Aun .Ie N.V. LIPS' BRANDKASTEN- EN SLOTEN FA U1UKKEN,
D 0 R D R E C II T.
MIJNE HEEREN,
Een buitengewoon brutale inbraak heeft hedennacht plaats gehad in ons hoofd-bureau alhier.
Nadat de dieven een bezoek aan het benedenkantoor hadden gebracht, zijn zij doorgedrongen tot ons prive-
kantoor op de Ie verdieping, waar zij een lessenaar openbraken en poogden de groote I.IPS-brandkast No. 17815
met een valschen sleutel te openen, hetgeen echter niet gelukte; een stuk van dezen sleutel stak vanmorgen nog in
het slot.
Daarop hebben zij met een door hen medegebracht zuurstof-acetyleen-toestel getracht ter hoogte van het slot
een gat in de brandkastdeur te smelten, na alvorens ter afsluiting van het licht der steekvlam de vensters en glas
deur van het kantoor met donkere stoffen te hebben afgedekt.
Een begin van brand, veroorzaakt door het neerdroppelend gesmolten staal, hebben zij, blijkens de vóór de
brandkast op den vloer gevonden natte doeken en wateremmer, onderdrukt.
Nadat zij een stuk uit de buitenste deurplaat hadden weggesmolten en in de volgende staalplaat tot op zekere
diepte met de steekvlam waren doorgedrongen, hebben zij hun werk gestaakt, en met medeneming van hun zuurstof-
acetyleen-toestel en overige gereedschappen, den aftocht geblazen.
De I.IPS-brandkast heeft volkomen weerstand geboden en vonden wij heden al onze daarin geborgen boeken
en waarden onaangeroerd terug.
Hoogachtend,
Mij. t.. Expl. v. lieereu- en Kinderkleeding
v/h. firma PEEK CLOPPENBURG.
(iv.g.) p.p. W. A. TWAALFHOVEN.
ID^I? A unil^l/ W VAS ft&AN&mASTRIf, KfaVftS&OUW.
■JIm W SATIUBEPOSITS, vsxjtiftuci&ssx.oïEif
FEUILLETON.
12.)
De oude man ging naar de deel. Daar
was eèn beweging ontstaan. De jonge meisjes
viel bij het kransvlechten de tijd langgroot
moeder Schletten moest een geschiedenis
vertellen, zooals bij het spinnen. Zij noemde
gewillig de mooiste die zij kendealle oude
sagen van het veenvan den toovenaar
Ortgis; van de jonge boerin, die des nachts
als zwarte kat door de heide sluiptvan den
rijken boer, die een weerwolf was. Maar de
meisjes kenden al die verhalen, bij het kran-
senbinden moest er iets bijzonders zijn.
Nu nam grootvader Schletten zijn pijp uit
den mond en glimlachte boosaardig. Ver
tel van de «Fransche hoeve» moeder*.
Dertig jonge stemmen smeekten: »Ja, ja!
Van de »Fransche hoeve*. De geschiedenis
van de «Fransche hoeve!*
Alleen de oude menschen in het veen
kenden dat verhaal nauwkeurig. Want het
leven is als de zee. Zijn golven slaan heen
over de verhalen als de golven der zee over
de schatten van gezonken schepen en over
de verschrikkingen der diepte en dekken die
toe. Grootvader Schletten schepte er echter
behagen in om dingen, die diep op den
bodem rustten, om te woelen.
Grootmoeder Schletten haalde den rieten
stoel van den haard uit de keuken en nam
daarop plaats voor den halven cirkel van
de kransvlechtsters.
»Mij goed; dus de geschiedenis van de
»Fransche hoeve*.
Zij begon langzaam en eentonig, alsof zij
de vaststaande woorden van een sprookje
opzegde. Haar magere, bruine vingers onder
steunden die verklarend en zetten kracht bij
aan haar verhaal. Naarmate de handeling
vorderde, begonnen haar roodgerande oogen
te schitteren, de grijze haren kwamen onder
de muts te voorschijn n hingen slordig om
haar ingevallen slapen. Zij „pon als een norne
haar draa^.
»Dat was een kwade tijd, toen wij hier
allen l'ransch waren. Het is lange jaren ge
leden en er leeft niemand meer, die dat met
eigen oogen gezien heeft. Mijn grootmoeder
zaliger, die zou 't nog kunnen navertellen.
Die was toen ter tijde een jonge deern, en
telkens als zoo'n troep Fransozen door Quelk-
horn, Hepstedt of Ottersberg trok, werd zij
met al de andere meisjes weggebracht diep
het veen in, den kant naar Klinkerberg uit,
waar geen weg of pad was en kanonnen en
ruiters in den grond moesten wegzakken,
want geen Fransch soldaat mocht hen te
pakken krijgen.
Er lieten zich hier echter niet veel Fran-
schen zien. Dat kwam pas later, toen zij uit
Duitschland weggejaagd werden. Maar hun
generaals commandeerden maar wat zij heb
ben wilden aan blanke daalders en aan paar
den en rundvee, schapen, kippen, koren en
stroo en dan werd dat door de beambten
geind. En die vergaten geen kolonie en geen
hoeve. En je moest je laatste koe en je laatste j
koren uit de schuur geven. Zaad was er
voor geen geld te krijgen. Er was geen
koffie, geen suiker, geen bier. De boekweiten
gort bevroor op de velden in de strenge
winters en de jonge menschen, die het land
hadden moeten bewerken, moesten soldaat
worden en met de Franschen wegmarcheeren
naar Rusland.
Toen kwam er een groote hongersnood
en stierf de een na den ander op de hoeven.
Wat rijke kolonisten waren geweest, bakten
uit berkenbast en mos zoo'n soort brood.
En velen lieten huis en erf in den steek en
gingen 's nachts heimelijk over de grenzen
naar Holland en dan met een schip en niemand
heeft ooit weer iets van hen gehoord.
Mijn overgrootvader, die was nog op zijn
hoeve blijven zitten en Hemstedt zijn groot
vader, en die van Leveste, Clussmann, Brink
meier en nog een paar anderen. Het beste
was Jan liinnerk Brinkmeier er afgekomen.
Die had zelfs nog een paard en kon turf
naar Bremen brengen. En" hij was de eenige,
die dat kon.
Van de buitenwereld kwam je in 't veen
weinig te weten. Maar zoo af en toe hoor
den onze overgrootouders door reizende koop-
en weggeloopen soldaten toch van groote
veldslagen ver weg, die Napoleon met zijn
Franschen verloren had, en later van een
menigte gevechten dichterbij, uls onze sol
daten Fransche troepen, die verdwaald waren,
voor zich uitdreven of afmaakten.
Er kwam ook wel eens een enkele ruiter
of twee of drie tegelijk als het onweer door
de kolonies heenstormen, zoodat de kinderen,
voor zoover er nog in leven waren naar de
bruggen liepen en hun bonte uniformen na
staarden. Menigeen van die ruiters moet in
het veen weggezakt zijn.
Het was het volgende voorjaar ijs en natte
sneeuw. Toen ging Leveste's hun jongste,
Jan, naar Bremen en wou geld van familie
daar zien te krijgen. Want de Levestes waren
achterstallig met hun belasting en moesten
weg van huis en erf. De jongen ging niet
langs den grooten weg, omdat daar dikwijls
Franschen langs kwamen en hij bang was,
dat zij hem tusschcn de soldaten zouden
schuiven. Hij sloop dus over een onbekend
pad midden door 't veen.
Op eens ziet hij door ijs en sneeuw een
koets aankomen sukkelen en stilstaan en
weer verder sukkelen naar rechts en naar
links, zonder weg en richting. De grond was
twee hand diep bevroren, anders had er op
die plek geen wagen kunnen rijden. Jan
gaat er naar toe en ziet dat er een man op
den bok zit, in een grijzen mantel gewikkeld.
Maar een Fransche uniformjas kwam er
onder uit. De man had een geel gezicht,
een grooten, zwarten knevel en onderzijn bont
muts een witten doek om het hoofd met een
groote bloedvlak. In den wagen zelf was
niets dan een groote ijzeren kist. En de
kniefin van het paard trilden en zakten met
eiken stap door, alsof het met een zwaren
last een groot eind had afgelegd.
Toen de Fransoos Jan Leveste in het oog
kreeg, wenkte hij hem en vroeg hem heel
lang wat. Maar Jan heeft niets verstaan dan
de twee woordenVerdun en Weser. En
toen dacht ie, dat de Fransoos, naar de Weser
wilde en van daar op Frankrijk toe, zooals
al die vluchtende Franschen. En toen heeft
hij hem de richting gewezen.
(Wordt vervolgd.)