Goedgekeurd zonder beraadslaging of hoof
delijke stemmirg.
377. Voorstel van Burgemeester
en Wethouders tot verkoop van een
strook grond groot 58 M- voor
den prijs van f 1..50 per M2 aan J. G.
Fontein.
Als voren.
378, Voorstel van Burgemeester
en Wethouders om in beginsel te
besluiten tot invoering van centrale
boekhouding en om machtiging te
verleenen tot voorloopige aanstel
ling. in verband daarmede, van een
tweetal ambtenaren.
Het voorstel luidt
Naar mate een zaak, een inrichting, in het
algemeen elke organisatie, in omvang en
beteekenis toeneemt, naar die mate wordt
het moeilijker voor de leiders, daarvan het
geheel te blijven overzien en de verantwoor
delijkheid te kunnen blijven dragen voor het
beheer.
Het zal noodig zijn, dat zij zich tijdig en
voldoende den bijstand verzekeren van krach
ten aan wie de behartiging van onderdeelen
kan worden toevertrouwd.
Zoodra echter zoodanige overdracht op
eenigszins ruime schaai heeft plaats gevonden,
dienen maatregelen te worden beraamd om
zorg te dragen, dat een organisch geheel be
houden blijft en een controle aanwezig is, die
de deelen in onderling verband nagaat en hun
handelingen toetst aan de wetten der economie.
Bij zoodanige organisatie dienen enkele
algemeene voorwaarden als vaststaande be
ginselen te worden aangenomen. De eisch
dient te worden gesteld, dat de technische
leiders los staan van- en geen invloed kunnen
oefenen op de wijze waarop de bedrijfsresul
taten worden getrokken uit de voorhanden
gegevens: dat degenen, die hiermede worden
belast, geen toegang hebben tot de kasmiddelen.
De technische leiders toch dienen hun kunnen
en kennen te concentreeren op het bedrijf
en behooren uit hunnen aard niet tot dege
nen, die zich met de boekhouding bezig heb
ben te houden. Maar bovendien kan er een
gevaar in schuilen indien deze leiders hun
invloed vermogen uit te oefenen op de groe
peeringen der cijfers.
Dat de boekhouding zooveel mogelijk los
dient te staan van het kasbeheer, mag als een
eerste voorwaarde gelden van een deugdelijke
controle.
Worden deze algemeene beginselen op de
administratie der Gemeente en het beheer der
gemeentelijke gelden toegepast, dan blijkt
aanstonds, dat hiervan nog niet veel is te
vinden. De eigenaardige, het doel niet steeds
rakende comptabiliteits-voorschriften, waarnaar
de gemeentelijke administratie zich had en
veelal nog heeft te richten, belemmerden niet
zelden, dat aan genoemde beginselen de hand
kon worden gehouden.
De omstandigheid, dat de gemeentelijke
taak gedurende de laatste halve eeuw zich
zoozeer heeft uitgebreid, van karakter veel is
veranderd, en nog steeds dezen evolutionnee-
renden invloed ondergaat, heeft echter in tweëer-
lei opzicht verandering te weeg gebracht.
Eenerzijds wordt meer en meer de nood
zakelijkheid beseft van een goed werkende,
deugdelijke controle; anderzijds is men er
van doordrongen geworden, dat de wijze van
beheer der publiekrechtelijke corporaties zich
meer heeft aan te passen aan de methode,
waarop particuliere scheppingen veelal zijn
ingericht en worden beheerd.
Als een teeken dezer nieuwe richting mag
worden gewezen op het tot stand komen, in
1912, van de >Bedrijvenwetc en de in 1909
tot stand gekomen herziening van de Ge
meentewet.
Beide wetten hebben het gemeenschappelijk
doel, het mogelijk te maken voor de publiek
rechtelijke corporaties, Staat en Gemeente,
een boekhouding te voeren, afwijkende van
die, welke tot voor dien regel was.
Ons College is de meening toegedaan, dat
de omvang der gemeentelijke bemoeiingen en
de beteekenis der aanwezige takken van dienst
het noodig maken, dat ook hier wijziging
wordt gebracht in de tot heden gevolgde
manier van administreeren en boekhouden.
En het heeft voor die meening de volgende
gronden aan te voeren.
Het geheel is van zoodanigen omvang, dat
het ons College niet meer mogelijk is. per
soonlijk alles te controleeren en na te gaan.
Wel weet het de leiding te behouden
natuurlijk maar alleen met bijstand van de
verschillende hoofden van takken van dienst.
De werkzaamheden lezer hoofden zijn ook
al reeds zóo veelvu. da* hun tijd te kost
baar moet worden geacht om tc worden ge
bezigd voor werkzaamheden, die de hunne
niet zijn. Deze verschillende takken van dienst
zijn daarbij weer van zoodanigen omvang ge
worden. dat zij een op zich zelf staand geheel
zijn gaan vormen en veelal zich los voelen
van de gemeentelijke administratie. Daardoor
worden de financiën bijna afzónderlijk beheerd,
geschiedt het inkoopen zelfstandigkortom het
geheele beheer kenmerkt zich veel meer tel
kens als een eenheid dan wel als een
onderdeel van het geheel.
Is bij de bedrijven de administratie overigens
üitstekend geregeld, dit kan niet worden ge
tuigd van de afdeelingen Plaatselijke werken
en Reiniging. De wijze waarop deze afdee
lingen worden beheerd, is nog geheel van het
oude type, welke elke vraag naar het hoe en
waarom onbeantwoord laat.
Bij de voortdurende uitbreiding van de
afdeeling Plaatselijke werken ia deze nog steeds
zelf belast met het geheele administratieve
beheer onder opperloiding van den Architect
worden nog alle betalingen gedaan per bevel
schrift, aan het opmaken waarvan een om
vangrijke administré'ie voorafgaat. Eu noch
tans is het niet steeds mogelijk, zich op de
hoogte te stellen van den juisten stand der
verschillende begrootingsposten. is het niet
mogelijk, er voor te waken, dat posten worden
overschreden.
Reorganisatie van dezen tak van dienst
maakt reeds geruimen tijd een punt van over
weging uit. Het is zeker gewenscht, aan te
vangen de technische ambtenaren tc ontlasten
van een omvangrijke administratie, die hun
taak niet kan zijn.
De administratie der Rainiging levert nog
meer bezwaren op. Nog steeds is het niet
mogelijk, met juistheid te zeggen wat deze
tak van publieken dienst aan de gemeen
schap kost.
Ingrijpende verandering zal ook hier dienen
plaats te vinden. Maar wil deze tot stand
komen, dan dient allereerst een basis aan
wezig te zijn, waarop de administratie kan
worden opgetrokken.
Wat hier is gezegd van deze beide dien-
aten geldt ook voor andere afdeelingen.
Dit is stellig een fout te noemen. De nog
jeugdige instelling, de Keuringsdienst bijvoor
beeld. heeft een gebouw tot haar beschikking
gekregen en voor de inrichting daarvan is
een leening aangegaan, en toch wordt geen
huur, noch rente en aflossing ten laste dezer
afdeeling gebracht. Evenmin worden de inkom
sten van den Keuringsdienst zóo geboekt,
dat zij in mindering worden gebracht van de
uitgaven. Uit administratief oogpunt deugt
dit stellig niet. Maar ook om een andere
reden komt ons bestendiging daarvan niet
geraden voor.
Dit geldt niet alleen voor dezen tak van
dienst, doch ook bij andere evenzeer. En wij
meenen die reden het best aan tegeven, door
aan te halen een motief, hetwelk Minister
Kolkman aanvoerde voor zijn Bedrijvenwet.
Deze Minister zeide ongeveerde boekhou-
•ding geeft licht omtrent verschillende détails,
»en kan van waarde zijn bij de bepaling op
welke wijze zekere diensten, die het publiek
behoeft, op den duur het goedkoopst kunnen
worden bewegen; zij kan licht geven omtrent
»de financieele gevolgen van wijzigingen in
»het tarief en daardoor het tegen elkander
»opwegen van de financieele belangen van
den Staat en de belangen van het verkeer
vergemakkelijken; zij geeft eindelijk licht
omtrent het juiste bedrag van het offer, dat
•de betrokken tak van dienst van den Staat
seischt».
Naarmate de verscheidenheid der gemeen
telijke bemoeiingen zal toenemen, zal de waar
heid dezer woorden ook voor de Gemeenten
worden erkend.
Ook het financieel belang eischt de reorga
nisatie. Het behoeft toch geen betoog, dat,
indien de afdeelingen geheel los van elkaar
staan, het in acht nemen van de economische
wetten, veel te wenschen zal overlaten. In
waarheid is er dan ook geen sprake van het
gemeenschappelijk, en daardoor natuurlijk
voordeeliger, inkoopen van artikelen van ge
meen gebruik. Zelden heeft uitwisseling van
krachten plaats en evenmin wordt er naar
gestreefd, van de ten dienste staande hulp
middelen een gemeenschappelijk gebruik te
maken.
De straks te noemen richting, waarin zich
de reorganisatie zal bewegen, zal mogelijk
ook de gelegenheid openen, meer gegevens
te verzamelen omtrent den financieelen toe
stand der Gemeente. Zoowel elders als hier
vordt toch gemist elke aanwijzing omtrent
de hoegrootheid van het vermogen der Ge
meente.
De heerschende crisis heeft stellig'geleerd,
hoc noodig het is, de draagkracht der Ge
meente te kunnen vaststellen. Het zou een
lichtzijde zijn, indien zij ten gevolge mocht
hebben, dat de gansche financieele politiek,
die door de publiekrechtelijke corporaties
wordt gevoerd, aan een herziening werd
onderworpen; dat voortaan meerrekening werd
gehouden met mogelijkheden, als thans wor
den ondervonden.
Het wil ons toeschijnen, dat de gedachte
reorganisatie reeds een eerste stap in die rich
ting zal zijn.
Die reorganisatie mag verder ook worden
verlangd door hen, die, hetzij met het geven
van leiding zijn belast, hetzij financieele ver
antwoordelijkheid hebbeu te dragen. Het pu
bliek belang maakt het wenschelijk, maar
hunne belangen vorderen, dat een doeltref
fende controle aanwezig is, zoowel op het
een als op het ander.
Deze controle aanwezig wetende, zullen zij
met meer vertrouwen hun arbeid verrichten,
hun verantwoordelijkheid dragen. En eindelijk
zoodanige reorganisatie is wenschelijk te ach
ten, ten einde de volksvertegenwoordiging
in casu den Raad bij voortduring in
de gelegenheid te stellen, de haar (hem) op
gelegde taak, die steeds zwaarder en omvang-