Het komt er op neer, dat er moet staan
de kerk, en niet: voor hun kerk.
De heer Kroes: Nu is het duidelijker.
429. De heer Jorissen: Ik heb 't expres
gevraagd om de duidelijkheid.
Dan nog een vraag, M. de V. De R. K. ver-
eeniging van Gemeente-werklieden heeft onge
veer begin Mei de vraag gedaan of B. W.
niet konden bewerken, dat voor de Gemeente
werklieden, behalve voor degenen, die in het
drie-ploegenstelsel werken, de Zaterdagmidd; g
na 4 uur in den middag vrij was.
Daarop heeft de Raad besloten, dat daarop
te gelegener tijd een beslissing zal worden
genomen, ten minste, dat op dit verzoek zou
worden gelet. Ik hoop, dat dit uitstel niet zal
zijn ad calendas gnecas. Thans zou ik aan
B. W. willen vragen of zij niet zouden
willen overwegen of die tijd thans gekomen
is. Toen waren de tijden minder gunstig,
maar zouden thans de tijden niet gunstiger
zijn, zoodat de Zaterdagmiddag na vieren vrij
gegeven kan worden voor die werkliedei..
voor wie het in het request gevraagd werd?
De Voorzitter: Mijnheer Jorissen. ik
kan U alleen overweging toezeggen.
B. XV. zijn niet voorbereid op deze vraag.
De heer Jorissen: Verder vraag ik ook
niet, M. de V.
De Voorzitter: Wij zullen dat punt
dan gaarne in overweging nemen.
430. De heer Oosterveen: Ik zou nog graag
een vraag willen doen, M. de V. In de vorige
zitting is lang en breed gesproken over grond-
verkoop bij de Vlasakkers. Is het al bekend
of die grond verkocht is, of niet?
De Voorzitter: Mijnheer Oosterveen ik
kan U meedeelen, dat de koopsom, door deze
vergadering bepaald op f 2 per M-, is ge
accepteerd onder voorwaarde, dat de gevel-
teekening der garage zal worden goedgekeurd
en die is thans bij ons nog niet ingekomen.
431. De heer Hofland: Ik ben aan den Raad
nog een mededeeling verschuldigd, waarvan
ik op de vorige vergadering zei, dat ik hem
in de krant zou publiceeren. Ik ben dus wel
verplicht, een kort oogenblik op die zaak
terug te komen.
Ik hoop het zoo kort mogelijk te doen.
De heer Jorissen: Zegge, kort (Gelach).
De heer Hoflandopdat ieder voor
zichzelf zijn gevolgtrekkingen uit die mede
deeling kan maken.
In de eerste plaats is er sprake geweest
van »een schepje» steenkolen, dat die kolen
handelaar had geleverd. Ik heb gevraagd hoe
groot dat schepje was en toen is dat uitge
dijd tot 140979 K.G. Ik zal er maar niets
meer van zeggen.
De heer Jorissen: Een scheepje dus, in
plaats van een schepje.
De heer Hofland: Daar is sprake ge
weest op die vergadering van een voorstel
zijnerzijds gedaan, n.l. 200 H L. beschikbaar
te stellen voor het algemeen belang.- Er is
ge/egd, dat de betrokken handelaar die 200
H.J.. gemakkelijk kon missen en dit zou een
bewijs zijn, dat hij veel te veel had aan de
cokes, die hij van de Gemeente zou betrekken.
Wat is nu ten slotte gebleken? Dat die zelfde
handelaar in dat tijdsverloop van September
tot Februari bovendien kocht van buiten af
114 500 K.G. cokes. Zoodat ik deze conclusie
voor mij zelve daaraan wil vastmaken, dat
hij die cokes a tout prix afstond van zijn
contract.
Hij deed dat niet van zijn overdaad, van
zijn overvloedigen voorraad, maar hij bracht
daarmee een offer aan de gemeenschap.
Nu beb ik beweerd en ik was daarvan
toen voor mijzelven overtuigd dat B. W.
of hun College, of de Commissie niet handelde
in bet financieêle belang van de Gemeente.
Ik beweerde, dat Van Ginkel steenkolen had
verkocht aan de Gemeente voor een bepaalden
prijs en dat toen naderhand de Gemeente
niet meer van hem gekocht heeft, hoewel zij
wist, dat zij meer van hem kon krijgen en
dat zij bij een ander tegen een hoogeren prijs
kolen is gaan koopen. Ik heb gezegd, dat ik
die bewering waar zou maken; maar ik kan
die bewering niet geheel en al waar maken.
De heer Gerritsen: Neen, dat kan je
ook niet.
De heer Hofland: Neen, zegt u
De heer Gerritsen: Neen.
De Voorzitter: Het woord is aan den
heer Hofland.
De heer Hofland: M. de V., door Van
Ginkel zijn aan de Gemeente Amersfoort kolen
geleverd op 31 Augustus tot een netto-prijs
van f 12.25 en '2.81 en °P 7 September
heeft de Gemeente kolen gekocht tegen een
prijs van' f 13.15. Ik beweer nu niet meer.
wat ik op de vorige vergaderingiteb gezegd,
namelijk, dat B. W. de wetenschap hadden,
dat ze bij Van Ginkel voor den zelfden prijs
kolen konden koopen als op 31 Augustus. Die
wetenschap dicht ik het College van B. W.
niet meer toe.
Maar een feit is het, dat ze wel bij Henny
op 7 September tot f 13.15 gekocht hebben.
De heer Gerritsen: Dat zijn andere
kolen; dat is een andere kwaliteit.
De Voorzitter; Het woord is aan den
heer Hofland.
De heer Hofland: Als dat werkelijk
een andere kwaliteit is geweest, mijnheer
Gerritsen, dan begrijp ik niet, dat dan nader
hand kolen van een mindere kwaliteit ge
kocht zijn. Ik weet dat niet; de heer Gerrit
sen is misschien een beetje voorbarig met zijn
conclusie, want of de kolen op 19 en 23 Sep
tember geleverd, de Ryhope-kolen, van een
mindere kwaliteit zijn geweest dan de Gas
vlam- en de Durham-kolen van Van Ginkel,
weet ik niet. Ik ben geen specialiteit.
De heer Jorissen: Met vracht, of zon
der vracht.
De Voorzitter hamert.
De heer Hofland: Ik heb gesteld de
netto-prijzen. Als u er prijs op stelt, wat voor
bruto- en wat' voor netto-prijzen zijn gesteld,
zal ik dat even voorlezen
De heer Rijkens: Hij heeft voorzichtig
heid geleerd.
De heer jorissen: Ik heb ze óok voor
De heer Hofland: Van Ginkel heeft die
kolen geleverd voor f 11.24 en daar komt bij
f 1.57 aan vracht. Als ik dat nu goed reken,
komt dat uit op f 11.50 met 75 cent vracht,
dat is totaal f 12.25 en dat is beduidend minder
dan f13.15, Want Henny heeft geleverd tegen
f 12.25 met go cent vracht, en daar is dus
werkelijk f 1 meer voor uitgegeven. Nu ben ik
niet zoo voorbarig als de heer Gerritsen, ik
weet niet of die niet van een betere kwaliteit
waren; ik wacht de inlichting daarover liever
af. Maar ieder weet het nu en kan voor zich
zelf constateeren, dat Van Ginkel niet die 200
H.I.. afstond van zijn pvervloedigen voorraad,
want dan had hij er geen 114 000 K.G. bij
behoeven te koopen, en ieder kan nu voor zich
zelf vaststellen of «een schepje» kolen kan
beteekenen 114 900 K.G.
De heer Jorissen: Het wordt hoe
langer zoo duidelijker. Nu eens is er sprake
van Kilo's, dan weer van Hectoliters.
De heer Veis Heyn, Wethouder der
Bedrijven: M. de V., dat schepje kolen,
dat is een vreeselijke daad geweest, dat is een
gezegde geweest, dat ontzettend is. Als ik
even mag meedeelen, hoe men daartoe komt,
dan- wil ik heel graag de bekentenis doen,
dat ik daaraan schuldig ben. «Schepje» is een
betrekkelijk begripik heb er bij gezegd voor
éen dag en het is niet geweest voor éen (lag,
maar van de 365 dagen, die het vorige jaar
heeft gehad, was het een voorraad voor bijna
drie dagen. Dus dat «schepje» handhaaf ik
volkomenalleen is de bijvoeging «een dag»
niet juist geweest, dat had moeten zijn twee,
hoogstens drie dagen. Misschien was ik daarbij
een beetje uit den koers geraakt; het waren
de laatste woorden, die ik gesproken heb.
Als ik dat dus even mag retificeeren, dan
was het een hoeveelheid, die voor bijna drie
van de 365 dagen genoeg was.
De heer Hofland: Dat bewijst niets.
De Wethouder Veis Ileyn: Bewijst dat
niets
De heer Hofland: Neen, dat bewijst niets.
De Wethouder Veis Heyn: Dan zal ik
U zeggen, wat wij gekocht hebben. Ik zal
U anders niet vervelen met cijfers. Maar we
hebben 12 400 000 K.G. kolen verbruikt. Stel
daar tegenover nu dat cijfer van Van Ginkel
dat doet er immers niets toe af. Ik begrijp
niet, welke weldaad die man gedaan heeft.
Wij hebben diea man even goed geholpen
als ieder ander. Dat hij ons kolen geleverd
beeft, is niets bijzonders; daar was hij koop
man voor.
Niet tevergeefs staat er, dat er zooveel
vracht betaald moest worden, n.l. f 1.57. Die
kolen moesten vervoerd worden van een
terrein af van iemand, waar hij meende, dat
ze op dat oogenblik let wel, door de
tijdsomstandigheden niet veilig wa :en. Hij
was bang, dat hij zijn geld er niet voor zou
krijgen Jen daarom is hij gekomen naar de
Gasfabriek. Zulke dingen zeg ik niet graag,
maar ten slotte wordt men er wel toe ge
dwongen.
De Wethouder Rijke ns: God beware mij
voor mijn vrienden.
1 De Wethouder Veis Heyn: Dat is de
tweede maal, dat ik uit mijn tent gelokt ben.
Ik heb gezwegen zoolang ik kon, maar ten
1 laatste gaat het niet meer (Applaus). Als u
1 die cijfers nu eens serieus hadt willen bekijken,
dan moet er niet begonnen worden met Van
(iinkel, maar met dien koop, die zeer vroeg
I gesloten is. Dan ziet u, dat Berghuis Win-
gate-kolen verkocht tegen f 10.90 en dat we
van Hoos gekocht hebben Mickley-kolen
tegen f 11.95. Dat varieert, mijne heeren,
onder de zelfde voorwaarde en maakt een
verschil van f 1.05 bij de zelfde soort kolen.
Dat verschil van f 1.05 bestond reeds, toen
er nog geen oorlogstoestand was, toen de
contracten kalm en rustig werden afgesloten
na breedvoerig besproken te zijn met de
Commissie en daarna vastgesteld door B. W.
Evenals alle rijst nog geen rijst is, zijn er
ook groote prijsverschillen in de zelfde soort
zoo is dat ook het geval met de kolen.
Zachtjes aan ben ik, door mij in die zaken
in te werken, daarmee op de hoogte ge
komen en nu zal ik u een bewijs leveren,
dat nog veel sterker is.
Daar zijn door Van Ginkel geleverd, Dur
ham-kolen maar het was een minderwaardig
soort, die wij aan de Gasfabriek en let
wel, dat is nu niet om te comprommitteeren
in de verste verte niet konden accep
teeren. Het waren wel Durham-kolen, maar
ik kan U zeggen, dat Durham een gebied
is met 500 mijnen en die leveren verschil
lende soorten en verschillende kwaliteiten.
De naihi alleen zegt niets.
De Gasvlam-förderkolen zijn de kolen die
wij gewend zijn te gebruiken maar in dezen
oorlogstijd heeft de Directeur en ook de
Commissie gezegdlaten we alle kolen
nemen, die we kunnen krijgen, want het kon
soms wezen, dat we voor een groot gebrek
konden komen te staan en dan zouden wij
de mindere kwaliteiten kunnen gebruiken
voor de stoommachines om op die wijze de
bedrijven gaande te houden.
Maar werkelijk, mijnheer Hofland, wij zijn
volstrekt niet de minste verplichtingen schul
dig tegenover Van Ginkel. Ik geefu de ver
zekering, dat hij heusch zijn prijs heeft gehad.
De heer Hofland: Dat is geen conclusie,
die i k gesteld heb.
De Wethouder Veis Hey^i: Laat u mij
uitsprekenzoo aanstonds moogt u spreken.
De hoogste prijs is f13.10 geweest. Daarna
zien wij een sterke daling. Toen is er een
verandering in dei^ toestand gekomen. Maar
u zult toch niet wrilen hebben, dat wij pro
feten zijn. De handel met Duitschland is weer
gaan herleven en Engeland heeft zijn schepen
weer laten varen en de prijzen, waartegen
we gekocht hebben, zijn toen veel verlaagd.
We hebben toen veel meer gekocht dan die
hoeveelheid van Van Ginkel en u begrijpt
wel, dat ik dat in verhouding tot die heele
hoeveelheid »een schepje* noemde. Dat wordt
nu vreeselijk uitgemeten. Nu is er inderdaad
een vergissing begaan, maar dat is heusch
niet zoo erg, al staat het ook in de courant.
Daar ben ik ook heusch niet door uit het
veld geslagen.
Maar U ziet, dat we hier beweging krijgen
na die f 13.10, doordat de toestand toen beter
werd. Wat ik ook meegedeeld heb aan den
Raad op den zooveelsten September, dat er
in uitzicht was, dat Duitschland zijn grenzen
zou openstellen. Dat heeft natuurlijk invloed
op de markt. Was de toestand gebleven,
zooals hij toen was, dan zouden we een ge-
heele verhooging gekregen hebben en
misschien in 't geheel geen kolen meer heb
ben kunnen krijgen of er f .20 voor moeten
betalen. Maar Duitschland is weer gaan
leveren.
ik hoop, dat ik hiermee behandeld zal heb
ben de vraag van den heer Hofland, of ten
minste zijn bespreking of het standpunt van
B. W. gehandhaafd moet worden, dat wij
aan Van Ginkel absoluut geen dank verschul
digd zijn.
De heer Hofland: M. de V., dat is nu
eigenaardig, zou ik mogen zeggen: ik heb
volstrekt niet gedistilleerd, dat wij ten op
zichte van die koopmansschap eenigen dank
schuldig zouden zijn aan wien dan ook;
absoluut niet.
Dat wordt door den heer Veis Heyn daar
uit gedistilleerd. Ik heb eenvoudig dit beweerd,
dat Van Ginkel niet verdiend heeft alles, wat
hij heeft ondergaan. Dat heb ik willen be
wijzen, nu ook met de cijfers. Ik heb den
vorigen keer reeds gezegd, dat die man van
den bodem van het recht afgedrongen is.
Daarom kom ik voor hem op en niet, omdat
hij een vriend van me is, zooais de Wethou
der wel zoo vriendelijk is te veronderstellen.
De Wethouder Veis Heyn: Ik heb niet
gesproken van vrienden.
De heer Hofland: Neen, de Wethouder
van Onderwijs. Nu zit hij nog te knikken
ook dat is geniepig zie je. Schud gerust je
dikke hoofd op en neer.
De Voorzitter: Mijnheer Hofland, ik
verzoek u, een beetje meer parlemeutair te
zijn.
De heer Hofland: Roep dan je Wet
houder van Onderwijs tot de orde. Ja, een
beetje parlementair maar het is affronteerend
om zóo met je dikke hoofd te schudden.
De Voorzitter: Zulke woorden laat ik
in den Raad niet toe.
De heer Hofland: En nu zit hij nog
chagrijnig te lachen óok.
De Voorzitter: Ik moet u tot de orde
roepen en verzoek u, wat meer parlementair
te zijn.
De heer Kroes: Ik ga er van door.
De heer Jorissen: M. de V., 't is al
goed.
De heer Tromp van Holst verlaat
de vergadering.
De heer Hofland: Als de Wethouder
van Onderwijs zich veroorlooft om te zeggen
»de hemel beware je voor je vrienden», dan
geeft hij daarmee te kennen, dat ik een vriend
van iemand zou moeten zijn om mij voor hem
op, de bres te stellen. Maar ik stel mij op de
bres voor het onrecht. Dat moet mijnheer de
Wethouder van Onderwijs trachten te be
grijpen.
Een bewering, die ik in de vorige verga
dering heb gedaan, moest ik waar maken.
Ik ben begonnen met te verklaren, dat ik
die niet waar kan maken. Ik heb alleen de
cijfers genoemd, die in dat stuk staan, eu ik
heb gezegd ten opzichte van de levering van
Henny dicht ik B. W. niet meer toe, dat
zij toen bij Van Ginkel goedkooper terecht
konden, waardoor het financieele belang van
de Gemeente geschaad zou zijn.
Maar in elk geval, de feiten zijn daar en
wijzen het uit. En als nu de Wethouder komt
verklarenja, die kolen zijn geleverd tegen
dien netto-prijs, maar de kwaliteit is minder
goed, die is minderwaardig, dan neem ik dat
op gezag van den Wethouder onmiddellijk
aan en dan ben ik van mijn standpunt eerlijk
genoeg om mijn ongelijk te erkennen.
Ten slotte dit. Ik zou willen vragen, na
alles wat nu gepasseerd is en nadat ik heb
aangetoond, dat die man werkelijk een offer
gebracht heeft in 't algemeen belang
De heer Gerritsen: Dat is niet waar!
Die man heeft geen offer gebracht.
De heer Hofland: Jawel, door afstand
tc doen van de 200 H.L. per maand, die tiij
hier te goed had van de Gasfabriek en die
hij nu tot een hoogeren prijs van buiten heeft
moeten betrekken, of die man werkelijk ver
diend heeft, wat hij heeft moeten ondergaan
en of B. W. geen vrijheid kunnen vinden,
als het nu niet mogelijk is dan althans in
normale omstandigheden, dien man weer in
zijn gewone rechten te laten treden.
De heer Oosterveen: De heer Hofland
brengt deze zaak weer eens naar voren en
noemt verschillende dingen, die m.i. aan de
zaak niets afdoen. De heer Hofland hecht er
zeer veel aan of de kolen op 19 of 23 Sep
tember van een betere kwaliteit geweest zijn
dan van Van Giukel. Maar wat doet dat er
nu toe? In den eersten oorlogstijd heeft de
handel een heel raar verloop genomen. Ik
kan mij goed voorstellen, dat de, prijzen van
15 Augustus tot 23 September erg uit elkan
der loopen; het gaat toch niet aan, nu een
jaar later op die prijzen nog in te gaan en
over de kwaliteit der kolen te spreken. Dat
komt hier heelemaal niet ter sprake.
Ik heb den vorigen keer ook gehoord
ik meen bij monde van den heer Van Ach-
terbergh wij kochten, wat wij krijgen
konden, want het was een abnormale toestand,
en dat, als iemand aangeboden had een kleine
hoeveelheid van eenige honderden H.L. men
het óok gedaan zou hebben, al was het
tegen een abnornialen prijs. Ik kan mij dat
zeer goed voorstellen. In den handel is het
toen wel meer voorgekomen.dat later bleek,
dat men bekocht was.
Ik zeg niet, dat dit hier óok gebeurd is,
maar al ware dat zoo, dan zou ik daar nog
niets in vinden. Of de kwaliteit meer of
minder goed was, ik zal er niet over vallen
ik vind het een beetje spijkers op laag water
zoeken.
Dat Van (iinkel later van buiten kolen
tegen een hoogeren prijs heeft'moeten be
trekken
De heer Van Duinen: Hij verwart
kolen en cokes door elkaar. Dat is hier de
kwestie niet; daar gaat het niet over.
De Voorzitter: Het woord is aan den
heer Oosterveen.
De heer Van Duinen: Het staat er
heele maal buiten.
De heer Oosterveen: Als Van Ginkel