cijfer vier onvoldoende. Nu blijkt niet uit
den staat, dien ik bij mij heb, dat de leerling
voor vlijt onvoldoende cijfers had. Integendeel,
het cijfer van vlijt komt in de laatste drie
rubrieken boven het cijfer vijf uit, even vol-,
doende dus voor de betreffende vakken, waar
voor de taak werd opgelegd. Had de leerling
voldoende cijfers, dan bestond voor den Direc
teur geen recht krachtens het Reglement en
de Instructie dien leerling taakwerk op te
leggen. Heeft die Directeur nu naderhand van
den Wethouder van Onderwijs of van het
College van B. W. in overeenstemming
met het in art. i bepaalde voorschrift vergun
ning gekregen toch dat taakwerk te geven,
a la bonne heure wij weten het niet, daarom
trent kan de commissie misschien nader licht
ontsteken.
Maar voor zooverre ik de verschillende
dingen in logische volgorde heb nagegaan,
is mij niet gebleken dat die Directeur, die
mijnheer de Directeur, in dit bijzondere geval
in zijn recht stond. Het kan zijn, dat het
systeem-Buys, het systeem van den vorigen
Directeur dus, eigenlijk in 't oog van den
tegenwoordigen Directeur en ook in 't oog
van B. W. misschien niet juist is. Ik kan
het niet beoordeelen. want het vak opvoed
kunde schijnt mij verbazend moeilijk. Maar
misschien is het beele systeem-Buys een
mislukking. Als dat zoo is, laat men het dan
ruiterlijk erkennen, het .Reglement wijzigen
en aan den Directeur wèl de bevoegdheid
geven een leerling een taak op te dragen,
zelfs als de cijfers voldoende zijn. Het kan
wezen, dat er andere redenen zijn om een
leerling niet te bevorderen.
Als het eenmaal- is vastgesteld door den
Raad, zullen wij er vrede mee hebben. Maar
ik hecht er aan, M. de V., dat als de Raad
een bepaling maakt, een Reglement vaststelt
of een Instructie geeft, die ook door de
hoogste ^Vmbtenaren worden nagekomen.
Waardin maakt men dergelijke instructies
Omdat ze de grondslag zijn, die de ouders
en leerliugen en op ander gebied ook anderen
moeten vrijwaren tegen ambtenaarswillekeur.
Als wij daar niet voor staan, nemen wij onzen
plidht als Raad niet waar en dit sou toch
niemand willen. Hier is een bepaling gemaakt
door den Raad, die door den heer Tiddens
met voeten wordt getreden.
De heer Jorissen: M. de V., het ver
heugt mij, dat door den heer Hofland thans
herhaald wordt, wat ik teeds op de vorige
bijeenkomst heb gezegd. Ik heb er toen ook
op gewezen, dat niet voldaan is door den
Directeur aan de voorschriften, zooals die
gegeven zijn.
Maar M. de V„ de vraag is nu, zullen wij
een commissie benoemen of hebben wij reeds
een commissie? Er bestaat %ltijd nog de
commissie van de H. B. S., die is nog nooit
ontbonden. De heer Gerritsen lacht er om,
maar werkelijk waar. de commissie is nog
nooit naar huis gestuurd. Waaneer we nu
een nieuwe commissie benoemen, dan denk
ik, dat de leden der oude commissie daar
zeer dankbaar voor zullen zijn. B. W. zou
den het zich zeer gemakkelijk kunnen makrm
door te zeggen, wij zuilen de zaak aan de
commissie overdragen
Maar dan zou ik nog een vraag willen
doen, M. de V. Hetzij de zaak opgedragen
wordt aan een nieuwe commissie of dat de
bestaande commissie bet onderzoek zal in
stellen in deze kwestie, ik zou gaarne zien,
dat zij ook opheldering gaf omtrent eer. vraag,
die er onmiddellijk mee samenhangt, namelijk
deze: Is het waar, dat, ondanks de voor
schriften. de Directeur tóch een her-examen.
onderzoek of hoe dan ook, heeft doen houden?
Nu weet ik wel, dat men kan antwoorden
>neen, het is niet waar; hij heeft alleen een
onderzoek ingesteld*. Maar wat is dat anders
dan een examen? Examen is de vertaling
van het woord onderzoek. Is dus waar het
verhaal, dat door den Directeur dan niet een
her-examen, maar een onderzoek is ingesteld?
Ik zou zeker willen, dat de commissie op
dracht kreeg om te onderzoeken in hoeverre
de Directeur, ondanks hij wist. dat de zaak in
behandeling was en men meende op het onder
zoek van B. W. niet vooruit te moeten
loopen, toch doorgegaan is - met de handel
wijze, waarvan hek nog quaestieus was of zij
goed was of niet. Of hij doorgegaan is vóór
het onderzoek van B. W. en of B. W.
sanctie verleend hebben aan die handelwijze,
dat lijken mij zeer belangrijke kwesties en
van die kwesties zal het afhangen, wie de
schuldige is, de Directeur of B. W.
die den Directeur gesteund hebben in een
zaak, die m.i. niet geheel correct is, of wel,
dat de Directeur juist gehandeld heeft.
Ik geloof, dat ook op die zaak de noodige
nadruk mag gelegd worden en ik ga geheel
eens met den vorigen spreker, wanneer hij
verzoekt, die zaak aan een commissie hetzij
dan aan de oude of de nieuwe op te
dragen.
De -Voorzitter. Mag ik er even op wijzen,
dat B. W. voorstelden, dit adres aan te
nemen voor kennisgeving, tenzij de Raad het
wellicht wénschelijk mocht vinden, een speciale
-commissie te benoemen. Mag ik vragen of
er een voorstel door een van de heeren ge
daan wordt om een commissie in te stellen?
De heeren lorissen. Kroes en Hof
land: Ja, M. de V.
De Voorzitter: Ik heb gesproken over
den werkkring van de commissie in verband
met de taakkwestie en nu heeft de heer Joris
sen dat voorstel uitgebreid om ook de kwestie
van de her-examens er bij op te nemen. Gaat
de Raad hiermee accoord
Het voorstel tot het instellen van een com
missie wordt z. h. s. aangenomen.
De Voorzitter: Ik stel den Raad voor,
straks bij de andere benoemingen over te
gaan tot de benoeming van deze commissie.
402. Adres van A. Nijhoff, Commissaris
van politie te Amersfoort, dd. 27 September
1915, houdende verzoek, een verhooging van
zijn jaarwedde te willen bevorderen.
De Voorzitter: B. VV. stellen voor,
dit te behandelen bij de Begrooting.
426. Nu zou ik een punt aan de orde willen
stellen, dat niet op de agenda staat. Het
betreft de benoeming van een tijdelijk leeraar
aan het Gymnasium. Ik zal u even de vol
genden brief voorlezen
Het College van Curatoren heeft de eer U
voor te stellen, de benoeming te willen be
vorderen van den heer C. F. Unger, litt.
class, cand., die 14 jaren lang leeraar was
aan het Chr. Gymnasium te Utrecht, tot bui
tengewoon leeraar op een jaarwedde van f 120
per wekelijksch lesuur, in casu gemiddeld 12
uren per week volgens de «Verordening,
houdende regeling van de jaarwedde van het
personeel, verbonden aan het Gymnasium, enz;*
van '903 en 1912, Art. 3 A betreffende buiten
gewone leerarep.
De Unger gaat met dit voorstel accoord,
terwijl de Inspecteur »geen bezwaar» heeft
«tegen tijdelijke aanstelling van den heer
Unger, als hij zich tevreden stelt met een
belooning van f 100, of zooveel meer als zijn
dienstjaren toelaten, per wekelijksch les-uur*.
De heer Jorissen. M. de V., mag ik even
een vraag doen? Ik begrijp van deze zaak
niet veel. Er staat niets van op de agenda.
Wat is het eigenlijk?
De Voorzitter: Mijnheer Jorissen, het
betreft de benoeming van een tijdelijk leeraar
aan het Gymnasium.
De heer JorisS£nMaar waar gaat die
benoeming eigenlijk over? Er staat niets van
op de agenda?
De Voorzitter: Neen, daarom heb ik
juist den brief voorgelezen van het College
van Curatoren.
De heer Jorissen: Jawel, M. d. V., het
betreft de benoeming van een tijdelijk leeraar
maar is die vacature dan zoo plotseling ont
staan
De Voorzitter: Het houdt verband met
de splitsing van een klasse aan het Gym
nasium.
De heer JorissenO, nu begrijp ik het beter.
Maar ik wist er niets van en daarom dacht
ik: ik heb heelemaal niet gehoord, dat er een
leeraar is weggegaan. Maar is dan al de mach
tiging van den Raad tot die splitsing gegeven
Daar is mij niets van bekend.
De Voorzitter: Die staat als punt 20 op
de agenda.
De heer Rij kens, Wethouder van
Onderwijs: De machtiging tot die splitsing
werd reeds gegevet. aan het einde der vorige
vergadering.
De heer Kroes: En staat het nu tóch op
de agenda?
De Voorzitter: Ja, mijnheer Kroes.
De heer Jorissen: Maar daarom raken
wij in den war.
De Voorzitter: Ik stel tevens de benoe
ming van de commissie, in zake de kwestie-
Holmei, aan de orde.
De Voorzitter: Vindt de Raad het goed,
dat de commissie uit drie leden zal bestaan?
De heer Jorissen: Niet te veel, anders
komen ze nooit bij elkaar!
De heer Van der Wal: Ik hoorde
straks, dat er nog een commissie voor de
Hqogere Burgerschool bestaat. Is bet nu niet
verstandiger, deze zaak aan die commissie op
te dragen
De Voorzitter: Maakt u daar een
voorstel van, mijnheer Van der Wal?
De heer V a n d e r W a 1Ja, M. de V.
De Voorzitter: Wordt het voorstel van
den heer Van der Wal gesteund?
Het voorstel wordt niet ondersteund en
kan mitsdien geen punt van beraadslaging
uitmaken.