104 ■wordt voorgesteld, de verordening van 27 Januari 1914 aan te vullen met een art. 9, uidende: »De voorwaarden onder 2, 5 en 7 gelden niet, indien grond wordt verkocht, weke niet bestemd is om te worden bebouwd mei woonhuizen; zulks voor elk geval door Burtgemeester en Weihouders te bepalen». Als voren. 410. Voorstel van Burgemeester en Wethouders om machtiging te ver- jeenen, de hofstede »Het witte Bergje» bij openbare inschrijving :te verhuren. Het voorstel luidt: Op 1 November a.s. eindigt de huur van de hofstede »Het witte bergje», gelegen aan den Leusderweg, in eigendom toebehoorende aan de Gemeente Amersfoort en thans ver huurd aan de wed. H. van Apeldoorn. Wij stellen U voor, ons te machtigen, bedoelde hofstede met daarbij gelegen bouwland, ter gezamenlijke grootte van 6.66.27 H.A., bij inschrijving in het openbaar te verhuren. De heer Hofland: M. de V ik zou U willen verzoeken sub 12 voor te lezen van het contract. De Voorzitter: Van de voorwaarden, be doelt U, van inschrijving voor de verhuring. Dat art. iz luidt als volgt>De huurder kan geen kwijtschelding vorderen ter zake van gewone of buitengewone, voorziene of on voorziene toevallen, mislukking van den oogst of andere onheilen op of aan het gehuurde, van welken aard ook; wordende hij geacht, afstand te hebben gedaan van alle voorrech ten, te dezen aanzien bij de wet verleend*. De heer Hofland: M. de V., is het nu toch eigenlijk van de Gemeente Amersfoort niet beneden haar waardigheid, dat zij een dergelijke bepaling gaat opnemen in een huurcontract, in een pachtcontract Ik weet niet of dit algemeen gebruikelijk is en dat ook bij particuliere verpachtingen een der gelijke bepaling wordt opgenomen. Maar het is toch wel goed, de draagwijdte van dat artikel eens onder de oogen te zien. Er staat voorzien of onvoorzien». Dus ook wanneer van zoo iemand de oogst totaal mis lukt, zal hij zijn pacht moeten betalen, bijv. in een geval als onlangs gebeurd is in Nij- kerk. Daar kwam een waterhoos over de stad en die sloeg aan den anderen kant neer. Dat is toen afgestroomd naar verschillende landen en die hebben door dat brakke water zoo danige schade ondervonden, dat de aardappel oogst van die menschen mislukt is. Dat zijn toevallige, onvoorziene omstandigheden, waar aan niemand vooruit kan denken. Ik heb Zondag een bezoek gebracht aan dat Nij- kerk en het is werkelijk waar, dat een groot gedeelte van den bouw der aardappelen daar totaal bedorven is. Nu gaat de Gemeente een boerderijtje ver buren van niet te grooten omvang. Dat zal gehuurd worden door wat wij noemen een ■keuterboertje. Die man kan den eenen of an deren tegenslag krijgen en dan zal hij komen met een adres aan den Raad, om gedeeltelijke kwijtschelding van de betaling der pacht, die hij niet kan opbrengen. Maar zouden wij dan niet verstandiger doen een dergelijke krasse bepaling, waarbij zelfs de gunstige bepalingen van de wet worden uitgeschakeld, niet te zetten in een pachtcon tract voor een dergelijken broodvechter, want dat is het toch. Ik moet er bepaald tegen opkomen, dat een dergelijk artikel wordt op genomen. Als ik juist gelezen heb, wordt voorgesteld den grond en dat boerderijtje voo* drie jaren re verhuren. Nu heb ik in verband met andere dingen enkele boeren in de omstreken opge zocht. En wat vertelde nu een dezer ter zake kundigen Dit, dat de grondverhuring op korten tijd voor de Gemeente niet voordeelig is. «Je geeft aan dien grond», zeide hij, «niet wat hem toekomt. Je haalt er ongeveer zooveel uit als je er uit halen kunt Maar om den grond eenigszins te verbeteren, wat over een langer tijdvak wel zou gebeuren, doe je niet over een kort tijdvak, omdat het voordeel daarvan je tóch ontgaat». Is het nu niet mogelijk dit vraagstuk, dat die boeren mij vrij duidelijk hebben uiteenge zet, nader te bekijken? Ik zou zeggen er is veel te zeggen voor het verhuren op langeren termijn, als werkelijk blijkt, dat die grond dan meer opbrengst kan geven, omdat de boeren dien dan zoo goed mogelijk zullen maken. Eén boer verklaarde mij, dat hij nu een stukje land in huur had voor f 250, maar het volgend jaar zou hij het er niet voor willen hebben. Als hij het echter voor 6 of 12 jaar kon huren, zou hij er gaarne f350 voor geven. Dit is voor mij het beste bewijs, dat het sy steem van grondverhuring op korten termijn niet is het juiste. 4 Nu kan het wezen, dat ik een partijdige voorlichting heb gekregenik heb er geen verstand van. Maar in elk geval laten de menschen, die er iets meer van weten dan ik en in den Raad hebben wij die toch ook wel zeggen hoe zij er over denken. Maar tegen de bepaling sub 12 heb ik ernstig bezwaar. De heer Van der Wal: M. de V. ik weet natuurlijk niet, wat B. W. er toe geleid heeft om den verhuringstermijn te be palen op 3 jaar. Ik ben het met den vorigen spreker eens, dat dit voor een goede behan deling en bewerking van het land te kort is. Wanneer daar dus geen bijzondere redeneu voor bestaan, zou ik dien termijn gaarne ver lengd willen zien. Maar wanneer B. W. meenen dat het om zekere bijzaken wensche- lijk is, na drie jaar weer over dat land te kunnen beschikken, dan zou men nog zooals hier en daar ook meer gebeurt den huurder bij het eindigen van de pacht in de gelegenheid kunnen stellen tegen taxatie-voor- waarden voor den zelfden tijd of voor langer dat stuk weer in te huren. Ik zou dat in dit geval zeer wenschelijk achten. Wanneer die landerijen voor zoo korten tijd gehuurd worden, zal men heengaan het eerste jaar trachten het land in orde te bren gen, door te bemesten, enz. Maar de twee volgende jaren zal men het land uitputten. Ik geloof dus, M. de V., dat het wenschelijk is, een regeling te treffen om daarin verandering te brengen. De heer Gerritsen: M. de V., ik zie van het woord af, omdat ik in herhalingen zou moeten treden. Ik ben het volmaakt eens met den heer Hofland, dat het voorstel van B. W. niet is in het belang van de Gemeente. De Voorzitter: Mijneheeren, dan kan ik U meedeelen namens B. W., dat er bij het college geen bezwaar bestaat, die 3 jaar te verlengen tot 6 jaar en dan zal het dus wor den tot October 1921Juist met bet oog op art, 11 van de voorwaarden bestaat hiertegen geen bezwaar. De Gemeente behoudt de beschik king over het land, als dat noodig mocht zijn voor bouwgrond of wat ook. Wat het punt sub 12 betreft, dat ik straks heb voorgelezen, geloof ik, dat de reden om die bepaling op'te nemen deze is: »Er staat, de huurder kan geen schadevergoeding vor deren». Dat sluit dus een proces uit. Maar ik geloof, dat als er zich een geval voordeed, als door den heer Hofland bedoeld, niet alleen B. W., maar ook de Raad wel zou inzien, dat er een schadevergoeding gegeven dient te worden. Het staat er dus alleen in om te voorkomen dat de Gemeente in een pro ces zou kunnen vervallen. De heer Hofland: Als dat de eenige reden is, M. de V., kan ik mij er desnoods mee vereenigen. Maar ik heb nog een kant- teekening met potlood op dat stuk gemaakt, die mij op het oogenblik ontgaan is. De Voorzitter: U bedoelt dit, in punt 5 «Ingeval van eventueele verkoop of wederver huring van het gehuurde gebouw zal de huur der zonder gedoogen, dat hetzelve door ge gadigden wordt bezichtigd twee dagen van elke week en wel des namiddags van 2 tot 5 uur, enz.». Na «huurder» wordt dus in plaats van »zonder« gelezen «moeten». De heer Hofland: Juist precies, dat ia het. De Voorzitter: Dat is een vergissing het is eenvoudig een schrijffout. De heer Gerritsen: Is het nu «fel juist, dat dijpr B. W. dat voorstel onmiddellijk overgenomen wordt? Ik heb straks gehoord, dat een deskundige beweerde, dat als het land voor een langeren termijn verhuurd wordt er meer van gevorderd kan worden. Ik zou wel willen vragen in hoeverre ia dit hier het geval. Er is toch op het oogenblik niet zoo veel haast bij deze zaak en daarom zou ik willen voorstellen, dat het stuk naar B. W. teruggaat om het nader van advies in dezen te voorzien. De heer Hofland: Het gaat toch bij publieke inschrijving. De heer G er ritsenO ja, dat is w^ar ook. Het voorstel wordt aldus gewijzigd z, h. s. aangenomen. 411. Voorstel van Burgemeester en Wethouders om het crediet voor den bouw van de brug tegenover de Coninckstra at te verhoogen tot f 14000. Het voorstel strekt om het crediet van f 12 000, in de Raadsvergadering van 28 Maart 1913 toegestaan voor het leggen eener brug van gewapend beton voor rij- en voetverkeer over de Beek tegenover de Coninckstraat, ter verbinding van de terreinen aan den Lien- dertscheweg met het overige deel der Ge meente, in verband met de daarvoor gehouden aanbesteding en wegens de prijsstijging der materialen, te verhoogen tot f 14000. De heer Leinweber: M. de V., uit het schrijven van B. W. aan den Raad blijkt, dat de Raad den 28 Maart 1913 heeft be sloten tot het doen leggen van een brug tegenover de Coninckstraat en daarvoor een crediet is toegestaan van f12000. Nu hadden menschen, die daar wonen en ik ook gedacht, dat die brug in den loop van het jaar 1913 zou zijn gekomen of ten minste uiterlijk in 1914. Nu schijnt de aanbesteding later te zijn gehouden en worden de kosten zooveel te hooger. Daarom vragen B. W. nu een crediet van f 14 000. Ik moet dus constateeren

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsche Courant | 1915 | | pagina 9