Donderdag 7
October 1915.
No 8630.
66e jaargang
"itgave van de Naamlooze Vennootschap „l>e Ainersfoortsche Courant, voorheen Firma A. H van Cleeff
HOOFD-REDACTEUR
J. ïSsssnua
AMERSFOORT.
Verschijnt Dinsdag-, Donderdag- en Zaterdagavond. Abonnement per 3 maanden 1.
franco per postƒ1.15. Advertentim 16 regels 60 cent; elke regel meer 10 cent. Bijregel
abonnement reductie, waarvan tarief op aanvraag kosteloos. Legale, officieêle- en ontelgenlngs-
advertentiên per regel 15 cent Reclames 15 regels ƒ1.25. Bewijsnummers naar buiten
worden in rekening gebracht en kosten evenals afzonderlijke nummers 10 cent.
Bij advërtentien van buiten de scad worden de Incasseerkosten in rekening gebracht.
KOHTEGHACHT 9.
Postbus 9.
K K N N18 O F, Y I N
foort,BUrgeniee8ter Wethouders van Aoaers-
Sr!enLOP.aïtu0 en 7 der Binderwei,
door U i-nvu." h«l dat een
met bii'laoón HONING ingediend verzoek,
verKunn'ng Int het piasteen
van een electro-motor van 2.5 P.K. voor het
aEneelttn T J°Jfiöbrnnder in het perceel
1, i Z, k'T'! kortegraeht en Muurhuiten,
beke»d onder sectie E, No. 2027,
.i»t<e ?fetar,e der Gemeente ter visie ligt, en
dat op Donderdag den 21 October a.s. des
voorm.ddage te half elf uren gelegenheid ten
,hui" W()rdl gegeven on, ten overstaan
van he Gemeentebestuur of van é;n of meer
zijner leden, bezwaren tegen het plaatsen van
ueri^ motor in te brengen.
Tut het beroep, bedoeld in art. 15, le lid der
Hinderwet, zijn volgens du bestaande jurispru
dentie alleen zij gerechtigd, die overeenkomstig
artikel der Hinderwet voor het Gemeentebe
stuur of een of ir.eer zijner leden zijn versche
nen, ten eiude hunne bezwaren mondeling toe le
lichten.
Amersfoort, 7 October 1915.
Burgemeester en Wethouders
voornoemd,
De Burgemeester,
VAN RANDWIJCK.
De Secretaris.
A. II. VKKNSTKA.
Ueineente-hedrijven en
Monopolies.
In >De Fakkel* kwam dezer dagen een
tweetal artikelen voor over »Het gemengde
systeem bij Gemeente-monopolies*, die wel
de aandacht onzer Gemeentebesturen ver
dienen. Iu hoofdzaak zijn zij gewijd aan het
gemengde systeem van exploitaties zooals
dit te Straatsburg is ontworpen door den
Burgemeester, dr. Schander.
Voor de bijzonderheden verwijzen wij naar
bovengenoemd weekblad nos. 183 en 184,
ook wat de resultaten betreft, die inderdaad
zeer gunstig blijken; het zij voldoende, hier
aan te balen, dat dit systeem in hoofdzaak
bestaat in het verleenen van concessies aan
particuliere vennootschappen, waarin even
wel zoowel wat het kapitaal als het beheer
betreft, de Gemeente krachtig vertegenwoor
digd is.
Meer in het bijzonder wenschen wij thans
de aandacht te vestigen op den aanhef, wel
ken wij hier laten volgen
>Er zijn in onzen tijd nog menschen, die
meenen, dat de sociale politiek stil staat en
zich dan ook geen andere taak gesteld .zien,
dan de nadere practische uitwerking binnen
de grenzen van onaanvechtbaar geachte be
ginselen. Men mag zelfs zeggen, dat in geen
van onze Gemeenteraden ooit een stem wordt
gehoord, die twijfel oppert aan de voortref-
lijkheid der exploitatie van de Gemeentelijke
monopolies, anders dan onder direct en on
beperkt bestuur van de politieke lichamen.
Zelfs als het nieuwe vraagstukken aangaat,
de toepassing van nieuwe, nog weinig be
proefde technieken betreft (hieronder noemen
we als zoodanig de z.g. .vuilverbranding*)
dan nog schijnt de eene Gemeenteraad na
den andere te meenen, dat iets anders dan alge-
heele Gemeente-exploitatie ondenkbaar is.
Het Raadslid die aan dat merkwaardig dogma
twiifel opperde, zou men bij ons te lande
mogen aanwijzen als een bijzonder moedig
2 wien echter niet een zeer lang politiek
Ieven mag worden voorspeld.
,\'u is voorzeker de kracht als dogma
het beginsel der Gemeente-exploitatie
voor een groot deel ook tot ons overgewaaid
èu Duitschland, Dea te rond.ger zou het
Lom ziin, geen nota te nemen van de
£„e teekenen, die zich evenzeer uit Du,ach-
Und kenbaar maken. Tot nu toe dit ge-
vvc niet met voldoenden nadruk ge-
i°™ In een aantal steden in Duitschland
is men afgeweken van het exclusieve systeem
der Gemeente-exploitatie
Tot zoover de aanhef van het artikel in
De Fakkel*, welken wij tevens tot dien
van het onze willen maken. Want de zaak,
waarop wij de aandacht onzer lezers wen
schen te bepalen, is, dat het »dogma« der
voortreflijkheid van de Gemeente-exploitatie,
hoezeer ook algemeen aanvaard, toch op vrij
zwakke gronden rust. Naar onze meening
is men buiten den invloed van het buiten-
landsche voorbeeld voornamelijk tot deze
wijze van exploitatie gekomen als terugslag
op de vroeger algemeen gebruikelijke con
cessies, waarvan de nadeelen levendig voor
oogen stonden, zoodat men is vervallen tot
het andere uiterste, waarvan men zich niets
dan goeds voorstelde.
De schaduwzijden van het concessie-stelsel,
zooals dit voorheen werd gehuldigd, behoe
ven wij thans niet op te sommen; voor een
deel echter waren zij te ondervangen ge
weest door betere voorwaarden dan in den
regel in deze overeenkomsten waren gesteld.
Evenwel slechts gedeeltelijk. Een der groote
bezwaren was wel, dat de voorwaarden, bij
zulke voor vele jaren aangegane contracten
geen rekening konden houden met niet te
voorziene maar somtijds diep ingrijpende
veranderingen van omstandigheden of wijzi
gingen der techniek. Men herinnert zich b.v.
de moeilijkheden, waartoe het vraagstuk der
lichtsterkte van het gas indertijd aanleiding
gaf, een eigenschap, welke thans geheel op
den achtergrond is gedrongen en plaats
heeft gemaakt voor eischen van warmte-
gevend vermogen, waaraan voorheen weinig
aandacht werd gewijd, hetwelk thans voor
aan komt te staan. Zoo kunnen alle bepa
lingen van maximum-prijzen waardeloos wor
den door groote veranderingen in de techniek,
van de prijzen der grondstoffen of nieuwe
uitvindingen, terwijl die concessies de toe
passing dezer laatste kunnen in den weg
staan.
Het stelsel van Gemeente-exploitatie gaat
uit van het op zich zelf gezonde beginsel
dat de voordeelen van door de Gemeente
verleende voorrechten aan de gemeenschap
behooren ten goede te komen. De vraag is
echter of die op deze wijze het best zijn ver
zekerd; m. a. w. is een Gemeentebestuur een
lichaam, waarvan de meest voordeelige exploi
tatie van een industrieel bedrijf mag ver
wacht worden? En het antwoord op deze
vraag zal bezwaarlijk bevestigend kunnen
luiden, indien men de wijze van samenstelling
van een Gemeentebestuur in het oog houdt
en deze vergelijkt met die waarop het bestuur
eener particuliere onderneming wordt samen
gesteld.
Bij de verkiezing van leden van een Ge
meenteraad komen zooveel factoren in aan
merking. die met de geschiktheid en bekwaam
heid voor het beheer eener nijverheids-onder-
neming niets uitstaande hebben, dat het wel
een toeval mag heeten als daarbij enkelen
worden gevonden, die begrip hebben hoe een
zoodanige onderneming moet worden beheerd.
En dan nog gelden opnieuw de zelfde factoren
voor de aanwijzing van den persoon die als
Wethouder dit beheer meer van nabij zal
I moeten leiden. Daarentegen zal bij een parti
culiere onderneming in de eerste plaats uit-
sluitend gelet worden op de bekwaamheid
van hen, die men als beheerders aanwijst;
op de bekwaamheid nl. om de onderneming
1 zooveel mogelijk winstgevend te maken.
Nu zal men ons tegemoet voeren, dat bij
j beide wijzen van exploitatie de gemeen-
telijke en de particuliere het dagelijksch be-
heer in den regel zal moeten worden toe-
j vertrouwd aan een technicus, en de Gemeente
zich evengoed de diensten van een bekwaam
vakman kan verzekeren als een particulier.
Inderdaad staan hierin beide gelijk, maar dit
bewijst niet, dat het beheer op de zelfde
wijze zal worden uitgeoefend. In het parti
culiere bedrijf is het toezicht op den techni-
schen bestuurder, zooals wij boven zagen,
in den regel in meer deskundige handen dan
in het Gemeentebedrijf; het zal ook gewoon
lijk intenser kunnen zijn.
Het Gemeentebestuurslid, daarmee belast,
zal zich slechts ten deele daaraan kunnen
wijden. In groote steden, heeft hij te vele
dier bedrijven ouder zijn toezicht om elk
nauwkeurig te kunnen nagaan, of in
kleinere andere, particuliere zaken of be
trekkingen, die zijn aandacht vergen, zoodat
maar een deel daarvan voor het Gemeente
bedrijf kan overblijven. Een ander bezwaar
is de weinige continuiteit in het beheer der
Gemeente-bedrijven. Elke zes jaren moet het
Raadslid zich aan een herkiezing onderwerpen,
en deze is dikwijls afhankelijk van allerlei
overwegingen behalve van die der geschikt
heid voor deze functie, terwijl de kiezers van
den Gemeenteraad nu juist niet de eerstaan
gewezen personen zijn om die te beoordeelen.
Daarbij komt, dat het particuliere bedrijf tal
van middelen bezit om den ambtenaar tot
uiterste krachtsinspanning te prikkelen, als
bv. een ruim aandeel in de winst en derge
lijke, ten einde de meest gunstige resultaten
te verwerven. Dikwijls is hij ook zelf aan
deelhouder en belanghebbende.
De Gemeente-technicus staat daarom veel
meer dan die van een particuliere onder
neming bloot aan de verleiding, zijn beroep
op te vatten als dat van ambtenaar, d. w. z.
zijn plicht te doen, maar niet meer, en zich
geen buitengewone inspanning te getroosten,
waarvoor niemand hem dank zegt, en die
hem in geen enkel opzicht bevoordeelt, zelfs
dikwijls niet opgemerkt wordt.
Dan zal bij den technicus lichtelijk het
streven voorzitten, zijn bedrijf technisch zoo
volmaakt mogelijk in te richten zonder zich
voldoende rekenschap te geven van de »kauf-
münnische* zijde van het vraagstuk, nl. of
de rentabiliteit der aan te brengen verbete
ringen voldoende is verzekerd. Een bekwaam
beheerder der particuliere onderneming zal
aan zulk streven aanstonds den breidel aan
leggen, maar een Gemeenteraad geno id-
zaakt als hij is door de oogen van den tech-
nischen beheerder te zien zal lichtelijk
worden meegesleept tot iets, dat ten nadeele
komt van de geldelijke yitkomsten van het
bedrijf.
Inderdaad een Gemeenteraad wordt niet
samengesteld met het oog op het beheeren
van bedrijven, maar op het beheeren der
Gemeentemen kan niet ongestraft de aan
gewezen werkkringen der twderscaeidene
organen van de samenleving dooreenmengen.
Dit loopt altijd uit op teleurstellingen er.
mislukking. Een Gemeentebestuur is geen
ondernemer eener fabriek. Daarom moet men
het niet daarmee belasten.
Er bestaan toch nog wel andere wegen
dan terugkeer tot het monopolie-stelsel; we
zagen dit reeds in de boven aangehaalde
artikelen van »De Fakkel*. Maar behalve
dit vrij ingewikkelde systeem van gedeelde
aansprakelijkheid en gedeelden invloed is er
toch nog wel een ander stelsel mogelijk, dat
de nadeelen van de Gemeente-exploitatie en
die van het monopolie ontgaat. En wel dit,
dat men het industrieele bedrijf overlaat aan
den particulieren ondernemer, en de distri
butie neemt voor rekening der Gemeente.
Het zou dus een soort van concessie zijn,
waarbij de Gemeente van den fabrikant het
product afneemt tegen overeengekomen voor
waarden. Met het oog op de bezwaren van
een vasten prijs zou bijv. een contract kun
nen worden gèsloten, op de wijze van den
Staat met de Maatschappij tot Exploitatie
van Staats Spoorwegen, of wel eènige pro
centen boven den productie-prijs kunnen
bepalen, met behoorlijke omschrijving wat
als zoodanig moet gelden; en voldoend toe
zicht op de boeken. Ook zou men een andere
wijze van winstverdeeling kunnen bepalen,
waarbij aan de gemeenschap een ruim aan
deel in de voordeelen werd verzekerd en
toch voor den ondernemer de prikkel bleef
bestaan om zoo voordeelig mogelijk te cx-
ploiteeren.
Op deze wijze zouden lichtelijk aan de
Gemeente ruimere voordeelen ten goede
komen uit de monopolie-bedrijven dan bij
eigen exploitatie mogelijk zou zijn en tevens
bij de samenstelling der Gemeentebesturen
uitsluitend het oog worden gericht op hun
eigenlijke taak, het beheer der Gemeente,
zoodat de verkiezingen niet beïnvloed be
hoefden te worden door overwegingen, daar
aan vreemd.
Zelfbeheersching.
Zou er wel iets zijn, dat wij meer noodig
hebben dan zelfbeheersching en zou er wel
iets zijn, dat wij in den regel minder .in
voldoende mate bezitten Kalm te zijn, wan
neer alles om ons heen jaagt en haast; be
daard te blijven, wanneer de omgeving prik
kelt tot verzetrustig in gevaar, slechts
weinigen hebben het in. hun macht. Zich
niet te laten mee sleepen door de omstan
digheden; zichzelf te zijn en te blijven on
danks de wisselingen van het lot, het eischt
meer dan de meesten vermogen.
Nemen wij slechts de twee uiterstenrijk
dom en armoede. Wie arm is en niet de
kunst, de moeilijke kunst verstaat, arm te
zijn, is een droef en ongelukkig wezen, want
hij is de slaaf van zijn armoede. Zij vertoont
zich overal, ofschoon hij tracht ze te ver
bergen zij vergezelt hem, ofschoon hij tracht
ze te ontvluchten; hij sleept ze mee als een
blok aan zijn beenhij schaamt er zich over
hij lijdt onder haar kwellingen. Hij gevoelt
al de ellende, de hindernissen en de onge
makken der armoede en hun bitterheidmaar
haar schoonheid, haar heiligheid, haar ver
hevenheid zal hij nooit leeren kennen.
Maar even goed is de rijke, die niet in
waarheid rijk weet te zijn, de slaaf van zijn
rijkdom. Hij maakt er gebruik van als een
roover, die zijn buit verteert; hij geeft uit,
hij verkwist, hij zwelgt misschien, maar hij
geniet niet; het geluk is verre van hem.
Hij steekt den rijkdom in een narrenpak. De
livrei der armoede en van den rijkdom ver
schillen dan ook alleen in kwaliteitzij duiden
beiden op afhankelijkheid, knechtschap, ge
brek aan zelfbeheersching;
Dit is de fout, die de gewone mensch
dikwijls maakt; hij denkt, dat de rijkdom
iemand rijk en de armoede iemand arm
maakt. En toch is deze meening hoogst opper
vlakkig, om niet te zeggen, dwaas. Is iemand
schilder, omdat hij het penseel hanteert; is
iemand musicus, die een viool bespeelt? Zijn
het allen koks, die lange messen dragen?
Wanneer de arme zijn waarde beseft als
menscb, zonder afgunst of nijd, maar tevens
zonder vernederende gedweeheid en kruiperig
heid; wanneer hij weet rond te komen met
zijn karige middelen, wanneer hij zijn eigen
waarde kent en die van anderen weet te
eerbiedigen; dan verstaat hij de kunst arm
te zijn, is hij rijk in menschen waarde en is
hij het levend bewijs, dat arm en gelukkig
zijn zeer goed samengaan.
Wanneer de rijke ook anderen, minder
bedeelden in waarheid weet lief te hebben
en te waardeeren, wanneer hij medelijden
kent en de liefdadigheid en milddadigheid
weet te beoefenen, wanneer hij zijn waarde
niet afmeet naar het gewicht van zijn goud,
dan is hij in waarheid rijk, niet alleen in
bezittingen maar ook in verdienste.
In zelfkennis ligt de zelfbeheersching; in
de juiste waardeering van gee.t en stof.
Is het moeilijk, de kunst te verstaan van
rijk of arm te zijn, grooter zelfbeheersching
zal noodig wezen om arm te zijn als men rijk
geweest is of rijk te zijn als men arm
geweest is.
Wanneer iemands leven opging in paarden
en rijtuigen, in zijn tafel en zijn kleeren, in
titels en feesten, in gasten en relaties, is het
verlies van zijn fortuin voor de maatschappij
van weinig beteekenis; maar hij zelf ver
andert van gastheer in klaplooper, van rijkaard
in bedelaar.
Niet beter gaat het den arme, die niet wist
arm te zijn, wanneer hij door een gril der
fortuin, plotseling rijk wordt. Op het zelfde
oogenblik vergeet hij zijn verleden, vrienden
en kennissen. Met een blik van minachting,
zoo niet van verachting, ziet hij op hen neer