117
De heer Jorissen: Ik heb dat alleen
maar gevraagd.
De Voorzitter: En wat de vraag be
treft, waarom de Gemeente juist nü dien grond
in handen moest hebben, ja dat raakt nu juist
de quaestie van wijze grondpolitiek. Wij weten
dat we op het juiste oogenblik moeten
komen; niet te vroeg en niet te laat. Dat is
dikwijls moeilijk te bepalen. We wisten, dat
notaris Knoppers dat terrein niet in zijn ge
heel zou exploiteeren en de Gemeente kan
nu eenmaal niet dadelijk alle bezittingen om
Amersfoort tegelijk koopendat is een nuch
tere waarheid het kan niet anders. Wat|zich
hier heeft voorgedaan, is reeds meermalen
gebeurd. Ik behoef U maar in herinnering te
te brengen den koop van den grond van
Menko. Men dient op zijn hoede te zijn en
moet ingrijpen als er gevaar is.
Nu was het mogelijk, dat die strook grond
tusschen de Wuytierslaan en den Ouden
Utrechtschen weg in handen kwam van een
exploitant en de kans om dien grond dan
weer uit die handen te breken zooals dat
heet is gering; dat is ontzettend moeilijk.
Het is toch beter, dat de Gemeente den grond
heeft en er van verkoopeti kan, dan dat juist
andersom de Gemeente met hangende pootjes
bij een exploitant moet komen.
De heer J o r i s s e n Dat hoefde ook
heejemaal niet
De V o oV z i 11 e rNeen, mijnheer Joris-
sen, laat mij nu ook eeus uitspreken.
Ik zeide dan, dat de Gemeente niet met
hangende pootjes bij een exploitant moet
komen. Dat is de eenvoudige reden, waarom
de Commissie gezegd heeftwij moeten dien
grond nü in handen nemen. De heer Kroes
heeft zich daarbij neergelegd; dat is wel het
sterkste van alles.
Het is ten slotte een zaak van appreciatie,
een gevoelsquaestie. Men begrijpt het of men
begrijpt het niet. Het is een quaestie van
politieke eerlijkheid; men moet dat gevoelen
en als de heeren dat niet kunnen, dan moeten
zij dat weten.
De heer Kroes: M. de V., mag ik nog
even het woord.
De Voorzitter: Het woord is aan den
heer Kroes.
De heer Kroes: M.deV., mag ik even
in uw herinnering brengen, dat notaris Knop
pers wel degelijk gezegd heeft, dat met den
eventueelen kooper overleg gepleegd zou
kunnen worden.
Ik heb een bespreking met notaris Knop
pers gehouden als Raadslid. Ik heb met notaris
Knoppers dat is de zuivere waarheid, dat
is geen valsch praatje die zaak overwogen
en gezegd dat wij die g zprojecteerden weg kon
den handhaven en ik een voorstel zou doen
aan U, M. de V., terwijl ik desnoods bereid
was otq, alleen dat voorste stuk te nemen, dat
terrein van 5.5 H.A.
Mag ik verder vragen, of het waar is, dat
U notaris Knoppers heeft gevraagd of hij U
de mededeeling kon doen, wie de liefheb
ber was.
De Voorzitter: Jk ben niet bij notaris
Knoppers geweest. Dat is de Secretaris ge
weest.
De heer Kroes: Die moet dan getracht
hebben, aan den Notaris een beroepsgeheim
te ontlokken.
Dat gaat niet aan. Als men bij een notaris
komt, moet er niet op gezinspeeld worden
weet U ook, wilt U mededeeling doen, wie de
kooper is.
Het antwoord, dat gegeven is aan den heer
Jorissen was eigenaardig. Het was niet de
notaris Knoppers, mijnheer Jorissen, maar
notaris Schröder
De heer Jorissen": Daar heb ik niet naar
gevraagd. Van Haselen is daar gekomen voor
Knoppers.
De heer Kroes: Neen de vraag is gesteld
aan notaris
De heer Jorissen: Schröder.
De heer Kroes: Neen, aan notaris Knop
pers.
De heer Jorissen: Ja, dat bedoel ik. Van
Haselen heeft die vraag gesteld.
De heer Kroes: Van de vraag van Van Ha
selen weet ik niets. Er is alleen gevraagd of hij
het terrein kon koopen van notaris Knoppers.
De Voorzitter: Het was niet notaris
Knoppers, maar m ij n h e e r Knoppers als
grondeigenaar, en er is hier dus geen sprake
van een ambtsgeheim.
De heer Oost er veen M. de V., straks
heb ik in een enkel woord aangehaald, dat
ik de houding van den heer Kroes niet juist
vind. Nu ik in de tweede verdediging van
u hoor, dat in de Burgemeesterskamer getracht
is, den heer Kroes aan het verstand te bren
gen, dat hij eigenlijk niet in de vergadering
behoorde en ik hoor u zeggen, dit is mij ech
ter niet gelukt, geloof ik dat daarin de heele
fout zit van den heer Kroesop dit oogenblik
m ij n s inziens, is dat ook de zaak bij
deze geschiedenis en daarom zitten wij een
beetje vast. Ik kan mij heel goed begrijpen,
dat de Commisie van Bijstand voor de Finau-
ciën thans zegtwij kunnen met den heer
Kroes niet langer samenwerken; dat is ons
onmogelijk.
Het is een paar malen gebleken, dat als
er dingen besproken worden waarbij hij als
belanghebbende is betrokken, de heer Kroes
toch tegenwoordig blijft. Hij gaat dan de ver
gadering niet uit. Hij blijft er bij en dan
kunnen wij die dingen niet bespreken en
later hebben wij dan het gevoel of wij beet
genomen zijn, en daarom M, de V., dat
weegt voor mij zeer zwaar de heer Kroes
moest dit erkennen en anders zou ik het
graag in een motie neerleggen.
Ik heb een motie opgesteld, waarin ik op
dat punt neerkom.
Zij luidt als volgt
De Raad, gezien den brief dd. 16 October
van den Voorzitter en leden der Commissie
van Bijstand vol de Financiën aangaande
handelingen van het Raadslid H. Kroes in
zake aankoop van grond;
Betreurende ten zeerste de houding van
genoemd Raadslid;
Gaat over tot de orde van den dag.
De motie wordt ondersteund door de hee
ren Hofland, Rant en Eysink.
Daar niemand meer het woord over deze
motie verlangt, gaat men over tot stemming.
De heer Kroes: Ik stem blanco.
De Voorzitter; Volgens het reglement
van orde moet ieder zijn stem vóór of tegen
uitbrengen, mijnheer Kroes.
De heer Kroes: Ook de belanghebbende,
M. de V.?
De Voorzitter: Het is heel moeilijkdat
begrijp ik wel, maar het reglement schrijft
het voor.
De heer Kroes: Dan ga ik weg.
De heer Jorissen: Ga naar de publieke
tribune.
De motie wordt hierop aangenomen met
14. stemmen vóór en 2 tegen, die van de
heeren Houbaer cn Jorissen.
De heer Jorissen: Ik feliciteer je met
zoo'n succes, Oosterveen. En dat nog wel
van bevriende zijde.
De Voorzitter: Dan is nu aan de orde
het voorstel van den heer Eysink, luidende:
Ik stel voor, dat de leden der Financieele
commissie hun mandaat handhaven.
Wordt het voorstel gesteund 3
Ja, ik zie wei heeren knikken, maar dat is
niet voidoende.J
De heeren Van Kalken en Ooster
veen steunen de voorstel.
De heer Hofland: M. de V., ik zou graag
vóór het voorstel willen stemmen, maar ik
geloof niet, dat het mogelijk is.
Die leden hebben eenmaal hun mandaat ter
beschikking gesteld en nu is het aan den
Raad, hen al of niet te herkiezen. Wij kunnen
hun echter niet vragen hun mandaat te hand
haven, want daarvan hebben ze eenvoudig
afslatid gedaan.
De Voorzitter: Mijnheer Hofland, ik
begrijp uw bedoeling niet goed. Het voorstel
van den heer Eysink beoogt om den heeren
van de Commissie hun mandaat te laten hand
haven en volgens den brief hebben de heeren
hun mandaat ter beschikking van den Raad
gesteld.
De heer Hofland: M. de V., de toestand
is zóode heeren van de Commissie, die be
stond, hebben hun mandaat ter beschikking
van den Raad gesteld en vormen dus samen
niet meer de Commissie van bijstand voor
onze financiën en derhalve willen wij, waar
toe ik graag zal meewerken, die Commissie
herkiezen, n.l. die leden, die hun mandaat ter
beschikking van den Raad hebben gesteld;
maar dan zullen wij ook moeten kiezen. Maar
de wijze, zooals de heer Eysink het voorstelt,
is formeel onmogelijk.
De VoorzitterMijnheer Eysink, kunt
u zich hiermee vereenigen en wilt u dus uw
voorstel intrekken?
De heer Eysink: Ja, M. de V.
De Voorzitter: Vinden de heeren het
dan goed, dat we straks, bij de benoemingen,
aan de orde stellen de verkiezing van drie
leden voor de Commissie van bijstand voor
de financiën. B. W. zullen er prijs op
stellen, dat er een Commissie is, omdat zij
herhaaldelijk geraadpleegd wordt.
De Voorzitter: Dan is nu (9.05) aan de
orde de
AGENDA.
Mag ik de heeren Eysink en Houbaer uit-
noodigen, met mij het stembureau te vormen
449. Benoeming van tijdelijk per
soneel aan de Burgeravondschool.
Het voorstel strekt om, nu de heer P. Nierop
door het aanvaarden eener andere betrekking
niet in aanmerking komt voor herbenoeming
tot leeraar in Lijnteekenen, als zoodanig voor