115
neemt; u wees het zelfs aan, dat vierkante stuk,
dat voor u van 't meeste belang was». Daarop
heb ik geantwoord: «Ik zal alles trachten te
doen, wat in het belang der Gemeente is«.
Dat ik hier zou komen om een vuile zaak
of een kwade zaak goed te praten, daar kom
ik tegen op. Ik schaam mij niets voor het
geen ik in deze zitting heb gesproken. Ik
heb die zaak openbaar behandeld. Ik had
een handlanger kunnen nemen; dan had er
geen haan naar gekraaid. Maar ik heb ge
meend, dat niet te moeten doen. De heer
Knoppers was verplicht 15. XV. kennis te
geven en dat is gebeurd. Toen heb ik met
den heer Knoppers met den duimstok op de
kaart uitgemeten of het niet zóo kon, dat
de weg een klein beetje omgelegd werd en
ik genoegen kon nemen met het voorste ge
deelte. Dat heb ik u ook meegedeeld, M.
de V. Ik heb u openhartig gezegd, welke
prijzen mij gevraagd werden en in al het
geen ik heb gedaan, zie ik geen enkele
foutieve daad.
Zou ik, als particulier, omdat ik toevallig
lid ben van de Commissie van Financiën,
terreinen, die reeds jarenlang in 't openbaar
te koop liggen, niet mogen koopen U schrijft
met de wetenschap nu, van "de bedoeling
onzer commissie heb ik dat terrein in handen
gekregen. Maar de architect Beltman is bij
notaris Schroder gekomen en heeft 35 cent
geboden. De heer Gorter heeft twee jaar ge-
geleden aan Van Heulen een stuk grond
verkocht en daar is geen notitie van geno
men. Als morgen een lastgever komt, die
mij opdraagt, terrein aan te koopen dan doe
ik het ook. Moet ik mijn particuliere zaken
schade berokkenen, waar die eerlijk zijn Dat
ben ik niet van plan. Het is juist, zooals de
heer Jorissen gezegd heeft. Wat in het onder
schrift van den brief, dien u gericht hebt
aan den Raad, bedoeld wordt, is heel wat
anders.
Veronderstel er wordt een stuk grond
publiek verkocht en wij bepalen, eerst in de
Commissie van Financiën en daarna in ge
heime zitting, een prijs, en dat een lid, die
belang heeft bij dat stuk grond, het zelf niet
koopt, maar er door een ander op laat bieden.
Mag hij dat doen of niet?
De heer Gerritsen: Mag hij dat niet
doen
De heer Jorissen: Hè? Wat blief? Zou
dat volgens u wèl mogen?
De Voorzitter hamert.
De heer Kroes: Hij mag van die weten
schap geen gebruik maken. Dat zou een
groote fout zijn, maar ik zie in hetgeen ik
hebgedaan en dat heel anders is, volstrekt
geen fout.
Nogmaals, M. de V., ik blijf hierbij. De
Raad kan verder beoordeelen, of ik de zaak
behandeld heb, zooals het behoort en in 't
belang van dn Gemeente. Wij hadden samen
kunnen bewerken, dat we den grond goed
koop in handen hadden gekregen.
Wanneer ik mij straks verkeerd heb uit
gedrukt tegenover den heer Veis Heyn,
houdt mij dan dat ten goede, mijnheer Veis
Heyn. Ik heb het misschien verkeerd gezegd.
Juist uw meening heb ik beaamd. Flet staat
hier op schrift voor mij.
Waarom aan het voornemen getwijfeld,
dat ik de vergadering zou verlaten Ik heb
het terrein gekocht, ik bood de Gemeente
openhartig f 20 000 aan. Ik was de kooper
en dat was toch bekend, 't Betrof een stuk
Gemeente-terrein in het Leusderkwartier. Ik
ben toen naar de vergadering toegegaan,
omdat mij was verzocht, eenige bezwaren
kenbaar te makenik geloot ten opzichte
van die boeten, maar ik weet het niet precies
meer; het is reeds zoolang geleden het zijn
oude koeien, die nu uit de sloot gehaald
worden. Ik ben naar die vergadering toege
gaan, want ik had toch zeker het recht om
de notulen van de vorige vergadering te
hooren. Wanneer ik een convocatie krijg, is
die dan geldig om te verschijnen of wordt
die mij gezonden om weg te blijven? Dit
laatste geloof ik niet, M. de V., en ik wensch
er verder niet over te spreken.
De heer Jorissen: M. de Vde heer
Gerritsen heeft een heele hoop woorden ge
bruikt, maar ik had zoo graag gewild, dat de
heer Gerritsen in plaats, dat hij zeide, dat er
een kromme zaak wordt recht gepraat, met
al zijn woorden éen enkel feit had genoemd.
Maar de heer Gerritsen heeft eigenlijk niets
gezegd. Hij heeft veel woorden gesproken,
maar niets beweerd, absoluut niets en nog
handhaaf ik mijn vraag aan den Voorzitter
en aan de Commissie voor de Financiën:
waarom heeft de Gemeente nu, juist nü, nu
toevallig de heer Kroes zich aanbood als
kooper van een van die terreinen, dat terrein
ineens noodig, terwijl het reeds zóo veel jaren
te koop Jigt.
De heer Gerritsen. Dat is niet waar.
De heer J or i ssenPardon, mijnheer Ger
ritsen, als het woord aan mij is, dan magU
even wachten.
De heer Gerritsen: Het is niet waar,
dat wij Ineens om dien grond komen.
De heer Jorissen: Als dat dan niet waar
is, waarom dan al die drukte, al die beweging?
Hier is het geen Gemeentegrond en er is ook
nog geen besluit van den Raad. Het is een
voudig de Burgemeester, die bij notaris Knop
pers is geweest of dat notaris Knoppers
bij den Burgemeester is geweest. Dat is dan
echter niet de notaris Knoppers, maar de
grondeigenaar Knoppers. Als notaris behoefde
hij niet te vertellen, dat er iemand bij hem
kwam. Hij zeiwil je soms ook dien grond
hebben? Er is nog een liefhebber, en zijn er
nu twee aan bod en daar wordt voor mij de
zaak niet slechter om.
Nog eens kom ik hier op neer: Uit de
verklaring van den heer Kroes, die IJ waar
schijnlijk straks zelf wel wilt beamen, en uit
de bespreking, die U met den heer Kroes
hadt, bleek duidelijk, dat het de bedoeling
van den heer Kroes niet was, met den aan
koop van dien grond het Gemeentebelang te
schaden.
Er was niets, dat het geprojecteerde wegen
plan in duigen zou doen vallen. Wat de heer
Kroes gedaan heeft, was de Gemeente helpen
om dat plan uit te voeren.
En mijnheer Gerritsen, beweer nu eens iets
tegen hetgeen ik heb gezegd, niet met woor
den, maar met feiten, en uitdrukkelijk vraag
ikwaarom heeft de Gemeente dien grond
juist nu noodig
De heer Gerritsen: Het is nonsens en
we dwalen af.
De heer Oosterveen: M. de V., ik
zou graag een enkel woord in het midden
willen brengen.
Ik heb zoo juist de redeneering van den
heer Kroes niet goed begrepen, waar hij het
erover had, dat wanneer door de Commissie
voor de Financiën een prijs bepaald werd
voor grond bij mogelijken koop, of dan niet
een lid van de Commissie het recht had, hoe
wel hij daarbij tegenwoordig was geweest,
desnoods een hoogeren prijs te bieden. Ik
weet niet of de heer Kroes het zoo bedoeld
heeft.
De heer Kroes: Het was gewoon een
vraag van mij, mijnheer Oosterveen, die ik
gesteld heb, of dat mag, of dat het niet mag.
De heer Oosterveen: Juist M. de V„
die vraag lijkt mij erg vreemd toe. Mij dunkt,
dat mag niet, en dat behoeft ook niet eens
gevraagd te worden. Als ik als lid van den
Raad weet, dat de Gemeente op grond of
huizen wil bieden, waar ik óok naar ding,
dan zou ik de vergadering verlaten.
De heer Kroes: Daar heb ik het niet
over.
De Voorzitter: Het woord is a^-.n den
heer Oosterveer.
De heer Oosterveen: Die vraag van
den heer Kroes lijkt mij erg vreemd toedie
dient niet eens aan de orde te komen.
De heer Jorissen: En toch is die zoo
vreemd niet, als men maar eens wil denken.
De Voorzitter: Het woord is aan den
heer Oosterveen.
De heer Oosterveen Het lijkt mij zoo
duidelijk mogelijk, dat als iemand lid is van
den Raad en er komt een verkoop van land
aan de orde, waarbij hij belang heeft, bij
moet zeggen, M. de V. ik ga de zaal uit
vóór er eenige bespreking gehouden wordt.
Het viel mij op, dat u die vraag stelde en
daarom kom ik er juist op.
De houding van den heer Kroes lijkt mij
r.iet erg correct. Ik heb natuurlijk niet op
den heer Kroes tegen het gaat slechts om
zijn houding in deze zaak. Mijnheer Kroes
neme mij dus niet kwalijk
De heer Kroes: Ik neem U niets kwa
lijk, volstrekt niethet is een open zaak.
De heer Oosterveen: Wat die verga
dering over den verkoop van den grond van
Van Manen betreft
De heer Kroes: Begint u daar nu nóg
over, over die zaak in 1913?
De heer Oosterveen: Wat die verga
dering betreft, geloof ik, dat U verstandig
hadt gedaan met geheel van die vergadering
weg te blijven. Uw bezwaren hadt U schrif
telij kunnen indienen. De heer Kroes neme
mij niet kwalijk, dat ik hem eigenlijk een lesje
geef, maar daarmee had hij vermeden, dat
de Voorzitter die onaangename zaak, nl. liU
eigenlijk niet in de vergadering behoorde,
moest aanroeren.
M i. is dat ook zoo, dat daar niet lan
ger tegenwoordig hadt moeten zijn dan hoogst
noodig was.
De heer Kroes: Dat heb ik gedaan.
De Voorzitter: Het woord is nog steeds
aan den heer Oosterveen.
De heer Oos ter veen: Nu is die zelfde
zaak weer voorgekomen bij het koopen van
dien grond van Gorter. Het lijkt mij toch