Dinsdag 16 November 1915. No. 8647 66e Jaargang. Uitgave van de Naamlooze Vennootschap „De Ainersfoortsche f iirant, voorheen Firma A. H. v n Cleeff". HOOFD-REDACTEUR J. ZEIDIHIKS. AMERSFOORT. Verschijnt Dinsdag-, Donderdag- en Zaterdagavond. Aboi. jement per 3 maanden/1.— franco per postƒ1.15. Advertentiën 1—6 regels 60 cent; elke regel meer 10 cent. Bijregel abonnement reductie, waarvan tarief op aanvraag kosteloos. Legale, officieele- en onteigenings- advertentiën per regel 15 cent. Reolames 1—5 regels ƒ1.25 Bewijsnummers naar buiten worden in rekening gebracht en kosten, evenals afzonderlijke nummers, 10 cent. Bij advertentiën van buiten de stad worden de incasseerkosten in rekening gebracht. BUREAU: SOZITSG RAOHT 9. Postbus 9. Telefoon 19. kennisgevingen De Burgemeester der Gemeente Amers foort maakt bekend de volgende: LIJST van eenige vischsoorten met daar voor aangenomen maximum-prijzen. Groothandelprijzen Kleine schelvisch f 9.— per 50 K G. Wijting - 7>5o 50 Kleine gul (kabeljauw) - 12.— 50 Kleine poon en pieterman - 8.50 Horsmakreel - 6.50 Kleine schol 12.50 Grossiersprijzen Kleine schelvisch f 0.22 per K.G. Wijting .0.19 Kleine gul (of kabeljauw) - 0.28 Kleine poon en pieterman - 0.20 Horsmakreel - 0.16 Kleine schol - 0.28 Kleinhandelprijzen p. K.G. p. half K.G. of pond Kleine schelvisch fo.30 15 cent. Wijting .0.27 135 Kleine gul (of kabeljauw) - 0.36 18 Kleine poon en pieterman - 0.28 14 Horsmakreel - 0.24 12 Kleine schol -0.36 18 Aan bovengenoemde vastgestelde maximum prijzen zal streng de hand worden ge houden en bij overtreding zal onverwijld tot inbezitneming ingevolge de Onteigenings wet worden overgegaan. Amersfoort, 16 November 1915. De Burgemeester voornoemd, Van RANDWIJCK. Burgemeester en Wethouders van Amers foort, Gelet 'op artikel 37 der Drankwet, Brengen ter openbare kennis 1. dat bij hen is ingediend een verzoek schrift om verlof tot verkoop, uitsluitend van .alcohol-vrijen drank, voor gebruik ter plaatse, van verkoop, door Hermanus van den BOOGERT, bierhandelaar, wonende alhier, in de beneden-voorkamer van het perceel Utrechtschestraat no. 32, te Amersfoort; 2. dat binnen twee weken na deze be kendmaking een ieder tegen het verleenen van het verlof schriftelijke bezwaren bij ons College kan inbrengen. Amersfoort, 16 November 19:5. Burgemeester en Wethouders voornoemd, De Burgemeester, Van RANDWIJCK. De Secretaris, A. R. VEENSTRA. oog te hebben; maar evenzoo van de cultuur der Assyriërs en der Babyloniers onder scheidenlijk de Pruisen en de Franschen uit de heel oude wereld ook zonder daarbij ons aan te enge tijdruimte te binden. Niet zeer beperkt dus is de draagwijdte van het cultuurbegrip. Het omvat ook de middelen, die worden aangewend om het bedoelde punt op de baan der beschaving te handhaven of die in het verleden zijn aangewend om het te bereiken. Er zijn natiën, die zichzelf en een zeker aantal andere cultuurvolken noemen. Die buiten de rij dezer zoogenaamd bevoorrech ten staan, tellen niet mee misschien alleen als grondstof voor verschillende methoden van kolonisatie. Erkend moet worden, dat het geen grootspraak is, als wij beweren, dat Negers, Eskimo's en Papoea's in levens manier, misschien ook in zedelijkheids- en godsdienstopvattingen, bij ons achterstaan en daarom ook achten de cultuurvolken zich geroepen, die anderen tot hun eigen hoogte te verheffen, hetgeen een mooi streven mag heeten, vooral wanneer er geen baatzuchtige j bedoelingen mee worden bedekt. Wie de geschiedenis van het vreedzaam en ook anders te noemen doordringen in de onbe schaafde streken des aardbols kent, zal zich haasten, hier een goed zichtbaar vraagteeken te plaatsen. I Daar zijn er, die de waarde der cultuur j betwisten. Zonder iets te willen afdingen op den vooruitgang van het weten, vragen dezen of j daarmee het algemeen menschelijk geluk in die mate is gebaat, dat wij maar altijd moe- j ten voortgaan de hersenen tot de zwaarste krachtsinspanning te dwingen, ten einde den onmetelijken afstand tusschen hetgeen de beste werkers weten en het voor hun waar neming en onderzoek onbereikbare met en kele schreden te verkorten. Zonder eenigs- j zins te kort te doen aan de hulde, die te brengen is aan de reusachtige vindingen op het gebied der techniek, betwijfelen zij of het individueel bestaan en het gemeenschaps- I leven door dit alles wel hebben gewonnen in mooiheid en in klaarheid. Dat wf) met I groote snelheid ons verplaatsen, dat onze machines in minuten het vroegere werk van dagen verrichten, wat zegt het toch eigenlijk en welke waarachtige, duurzame vreugde- j vermeerdering heeft het gegeven Het antwoord op die vragen behoeft niet j te worden gezocht. De menschheid volgt 1 eenvoudig de paden, door haar aanleg aan- I gewezen. Een besluit om op een bepaald 1 oogenblik te zeggen: ziezoo, nu weten wij genoeg en laten de rest maar rusten; onze werktuigen zullen wij niet nóg ingewikkel- der maken, de lucht willen we voortaan CULTUUR. Ondanks zekeren afkeer, dien het gebruik van het woord in onze dagen heeft gewekt, wagen wij het toch, ons even bezig te houden met het begrip, hetwelk het woord geacht wordt, uit te drukken. In algemeenen zin wordt er mee bedoeld de aanwijzing van het beschavingspeil van een volk op een bepaald tijdstip van zijn geschiedenis; doch deze niet eens meer oor spronkelijke beteekenis van het aan land- en tuinbouw ontleende woord werd door het taalgebruik in onderscheidene richtingen uit gebreid. Zoo duidt het niet slechts een stand punt van, maar ook een bijzonderen, voor elke natie verschillenden vorm, die het product is van de omstandigheden, onder welke deze het punt heeft bereikt, waartoe zij is gekomen. Men zou haar kunnen noemen de openbaring van de volksziel. Al de uitingen van deze behooren er toe. Nog wijdere strekking verkrijgt de naam, waar zij wordt gegeven aan hetgeen eenige periode der wereldgeschiedenis te aanschou wen biedt of aan de voorstelling die de kennis van de Oudheid heeft doen ontstaan. Wij spreken van een middeleeuwsche cultuur, zonder daarmede een bepaald volk op het overlaten aan de vogels en de zeediepten I aan de visschen, want er komt niet veel goeds uit voort, dat de menschen zich daarheen willen begeven waar zij niet thuishooren, 1 dat alles zou hoegenaamd niets veranderen. I En zoo is het precies gelegen met alle andere, ook met de meer bijzondere, de na- tionale cultuurvormen. Men kan er op af- geven zooveel men wil, zij komen tóch, zij evolutioneeren zich langs schijnbaar grillige lijnen, waarin echter het persoonlijk element wel te ontdekken is. Wij achten het moge lijk, langs den weg van een veelzijdig onder zoek, vaste cultuurwetten op te sporen; éen 1 daarvan zal wel zijn, dat haar richting wordt J bepaald door haar grondslag, die ligt, voor zooverre het de nationale cultuur betreft, in het karakter van het volk. j Daarom is het een uiterst gevaarlijk streven, de eigen cultuur te willen opdringen aan 1 een ander volk. i Elke heeft haar geschiedenis, afhankelijk van levensvoorwaarden, zooals die zijn aan- geboden en in onderlingen samenhang zijn uitgegroeid. Wij zijn inwonenden van een gebouw dat is opgetrokken door den arbeid van onze eigen vaders en moeders, lange 1 reeksen van geslachten terug, en waarin wij 1 ons heelemaal thuis gevoelen. 1 Men laat zich daaruit niet verdrijven, al is het ook om genoodzaakt te worden, ver blijf te kiezen in het paleis van een ander, hoe sierlijk en doelmatig en gerieflijk het ook wezen moge. Ook behoeft men ons niet te vertellen, dat onze zelfopbouwende cultuur zóo ver achterstaat bij die van machtige, toongevende natiën. Dat is nog te bewijzen. O ja, heel graag willen we nu en dan iets van hen leeren, en het een en ander over nemen, dat ons aanstaat. Zij zullen het, zonder dat zulks hun gevoel van eigenwaarde be hoeft te schaden, wellicht ook van ons doen. Zoo, door een vrijwillige uitwisseling van vorderingen, gaat de algemeene cultuur voor uit. Doch algeheele overneming kan njet. De ziel van een volk verandert niet wanneer de wijze, waarop deze zich uit, verandering ondergaat door invloeden van buiten. Koloniseerende volken hebben dit vooral ter harte te nemen. Om niet verder te gaan dan tot hetgeen ons, Nederlanders, in die hoedanigheid be treft, zij opgemerkt, dat het hedendaagsche streven om de verheffing van de natiën van ons Indië tot hooger peil zoo krachtig moge lijk te bevorderen, toejuiching verdient, 't Is, zooals treffend is gezegd, de afbetaling op een eereschuld, die nog lang niet is afgelost. Wij brengen den inlander ons onderwijs, onze gezondheidszorgen, onzen vooruitgang op landbouw- en nijverheidsgebied, en met toenemende belangstelling wordt het een en ander in ontvangst genomen. Onze zendelin gen planten den godsdienst over, dien ook wij langs de zelfde wijze hebben ver kregen, en mits al wat naar dwang zweemt zorgvuldig worde vermeden, betoonen de bruine broeders en zusters zich niet ontoe gankelijk. Maar bij al hetgeen gedaan wordt om tusschen ons ras en het hunne den af stand te verkleinen, door hun de voordeelen onzer cultuur ter beschikking te geven, moeten wij toch niet trachten de hunne te verdrin gen. Van den Javaan en den Dajak moet men geen Nederlander willen makenhij deugt daarvoor evenmin als een Nederlander vöor Dajak zou deugen. De ontwikkeling moet van binnen komen, niet van buitenaf worden aangebracht; zij behoort actief te zijn, niet passief te worden. Het Oosten heeft een andere ziel dan wij, menschen van de koele Westerstranden, kunnen door gronden. Men late haar zich uitleven, uit groeien met de hulp, die wij vermogen aan te bieden, zonder verminking of verbastering. Geen volk heeft zooveel overgenomen van vreemde cultuur, in korten tijd, als de Japanners; dat zij desalniettemin nooit Euro peanen zullen worden, staat vast. Eigen cultuur leiden in de banen van het onwrikbaar recht en naar het ideaal van gemeenschappelijk geluk; van de vruchten van haar groei aanbieden hetgeen wordt verlangd, met eeibiediging van alle aan spraken op zelfstandige ontwikkeling, dat is hetgeen ons te doen staat; nu en in de toekomst. Speculeereu. Reeds vroeger wees het Orgaan van den handeldrijvend'n- en den industrieelen mid denstand op de groote gevaren, waaraan de middenstander.-, zich blootstellen wanneer zij, belust op groote winsten, een gedeelte van hun bedrijfskapitaal aan hun zaak onttrekken voor het doen van de eene of andere ge waagde speculatie of door het opnemen op prolongatie van gewaagde fondsen hun zaak blootstellen aan een aderlating, welke zij niet kan verdragen. Het wees er op hoe vaak middenstanders zich laten verleiden, óok eens een kans te wagen om spoedig rijk te worden en daardoor hun zaak en hun gezin blootstellen aan onzekerheid, misschie1 aan achteruitgang en diepe ellende. In het jongste nummer waarschuwt het andermaal tegen het zeer hooge spel, dat men speelt door in te gaan op het zoet gefluit der vogelaars aan gene zijde van den Oceaan, en schrijft Niet ernstig genoeg kaïdaartegen worden gewaarschuwd, vooral nu de Amerikaansche markt zich verheft verre boven het gewone niveau en de verzoeking sterker wordt om gehoor te geven aan de inblazingen van goudzucht, te meer nu van verschillende zijden wordt aanbevolen, het effectenbezit eens uit te breiden met een speculatief aan deeltje. In verband hiermee ontleent het weekblad het volgende behartenswaardige woord van mr. H. M. E. in »De nieuwe richting": Toen de crisis op haar hoogst was en ieder, die speculatieve papieren bezat, zich wanho pig afvroeg wat er van hem zou worden, toen ik op het tijdelijk bureau van advies verschillende winkeliers bij mij kreeg, die den rand van den afgrond vóór zich zagen en vroegen wat zij nu moesten doen en hoe zij er zich uit konden redden, sprak ik den heer Evers en beloofde hem, bij gelegenheid in het blad »de nieuwe richting* eens een kort artikel over het onderwerp te schrijven, dat ik aan het hoofd hiervan geplaatst heb. Belofte maakt schuld en zonder dat zou ik het ook misschien niet gedaan hebben, daar ik nauwelijks wist waar ik den tijd vandaan zou halen om die belofte na te komen. Maar het moest, en het moest niet alleen omdat ik het beloofd had. Het moest óok omdat door de gunstige wending, die in ons land de speculatie-markt heeft genomen, het ge vaar voor den winkelier grooter is geworden dan het ooit was. Want menig welgesteld man, die nu een flinken klap gekregen had, zou daardoor een goede les ontvangen heb ben voor de toekomst, terwijl nu het gevaar zeer groot is, dat hij zal redeneeren: »Och 'tis niet zoo gevaarlijk; zelfs in de groote crisis, door den wereldoorlog veroorzaakt, ben ik er goed afgekomen*. In het foutieve van deze redeneering schuilt het gevaar. Niet zelfs in de groote crisis, maar o ra- dat de crisis zoo groot waszóo groot, dat de Regeering moest ingrijpen en door tijdelijk het raderwerk der Beurs stop te zetten een algemeene catastrophe heeft voor komen. Bij een kleinere crisis, waar deze be scherming niet geweest zou zijn, was menig een nu straatarm. De oude Germanen, van wie ook wij af stammen, verdobbelden hun goed en daarna hun vrouwen en kinderen, die dan als slaven de anderen moesten dienen en het land be werken. Wij, fiere afstammelingen, verdob belen ons goed en het geluk en de toekomst van onze vrouwen en kinderen. Het zou alles nog niets zijn, wanneer het eenige, dat ver loren werd, bestond uit het tastbare bezit, het bare geld of de effecten die men had. Maar de winkelier die speculeert in fondsen, waar van hij niets afweet en waarvan hij vaak den naam zelfs niet kau uitspreken en daar mee ongelukkigerwijze door rijzing, die noch hij noch zijn commissionnair kon voorzien, in een paar dagen eenige honderden guldens verdient, laat zijn zaak verloopen en ziet minachtend neer op het bagatel*, dat hij daarin verdient. Waarom zich af te sloven van 's morgens vroeg tot 's avonds laat? Waarom dat gezeur te beantwoorden van mevrouw zus of iuffrouw zoo, die altijd zoo veel noten op hun zang hebben, waar een eenvoudige transactie op de Beurs meer op levert dan in een week in den winkel ver diend wordt? Daardoor reeds gaat zoo'n zaak achteruit omdat hij zijn vroegere eerlijke ver dienste, de vrucht van zijn arbeid, niet meer acht. Maar erger wordt dit wanneer, in plaats van winst, de markt daalt en de winkelier moet bijpassen of suppleerenwan neer hij 's morgens zijn ochtenblad niet durft ontvouwen uit vrees, dat Amerika weer lager komt, en de komst van den postbode hem den angst op 't lijf jaagt, omdat hij vreest, dat zijn commissionnair hem aanmaant om surplus. In gemoede vraag ik U allen, die wel eens gespeculeerd hebt, en eveneens U, die dit nimmer deedt, en toch dit leest: meent gij, dat zoo iemand in staat is om op juiste en goede manier zijn zaak te drijven Wie

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsche Courant | 1915 | | pagina 1