Donderdag 25 November 1915. No. 8651 66e Jaargang- AMERSFOORTSCHE Uitgave van de Naamlooze Vennootschap „De Amersfoortsche Courant, voorheen Firma A. H. van Cleeff p. HOOFD-REDACTEUR J. FRSDEEIKS. AMERSFOORT. Verschijnt Dinsdag-, Donderdag- en Zaterdagavond. Abonnement per 3 maanden 1.— franco per post ƒ1.15. Adverteutiën 1—6 regels 60 cent; elke regel meer 10 cent. Bijregel abonnement reductie, waarvan tarief op aanvraag kosteloos. Legale, officieele- en onteigenings- advertentiën per regel 15 cent. Reclames 1-5 regels 1.25 Bewijsnummers naar buiten worden in rekening gebracht en kosten, evenals afzonderlijke nummers, 10 cent. Bij advertentiön van buiten de stad worden de incasseerkosten in rekening gebracht. BUREAU: KORTEGRACHT 9. Postbus 9. Telefoon 19. KENNISGEVINGEN De Burgemeester en Wethouders van Amers foort, Gelet op arlt. 6 en 7 der Hinderwet, Brengen ter kennis van het publiek, dateendoor P. LOBEL ingediend verzoek met bijlagen, om vergunning tot het oprichten van a. een drogerij van hazen-, konijnen- en geitenvellen, b. een inrichting tot het bewaren en verwer ken van lompen, in de perceeleu alhier gelegen aan tie Bolderstraut nos."l2 en 10, bij het Kadaster bekend onder sectie E, nos. 3147 en 3148, op de Secretarie der Gemeente ter visie ligt, en dat op Woensdag den .3 December aanstaande, des voormiddags te half elf uren, gelegenheid ten Haadhuize wordt gegeven om, ten overstaan van het Gemeentebestuur of van éen of meer zijner leden, bezwaren tegen het oprichten van de inrichting in te brengen. Tot het beroep, bedoeld in art. 15, le lid der Hinderwet, zijn volgens do beslaande jurispru dentie, alleen zij gerechtigd, die overeenkomstig artikel 7 der Hinderwet voor het Gemeentebe stuur of éen of meer zijner leden zijn verschenen, ten einde hunne bezwaren mondeling toe te lichten. Amersfoort, 24 November 1915. Burgemeester en Wethouders voornoemd, De Burgemeester, VaN KANDWIJCK. l)e Secretaris, A. K. VEENSTRA. HINDERWET. Burgemeester en Wethouders van Amers foort brengen ter openbare kennis, dat bij hun besluit van iy November 1915 de aan C. J. DE KONING alhier en zijne rechtver krijgenden den isen October 1900 verleende vergunning ingevolge de Hinderwet voor het perceel gelegen aan de Muurhuizen, ka dastraal bekend Gemeente Amersfoort, Sec tie E No. 2027, is aangevuld met een voor waardelijk-; vergunning tot het plaatsen van een electromotor van 2.5 P.K. in genoemd perceel, voor het drijven van een koffiebrander. Amersfoort, 20 November 1915. Bnrgemeester en Wethouders voornoemd, De Burgemeester, VAN RANDWIJCK. De Secretaris, A. R. VEENSTRA. Zelfoverschatting. Pedant zijn wij, Nederlanders; onverdraag lijk pedant en slap. Hoor ons dagelijks »Heer wij danken U, dat wij niet zijn als deze mallen en dwazen, die Engeischen, l'ranschen, Duitschers, Belgen, Oostenrijkers, Serven, enz. enz.*. Met een medelijdenden blik, waarin hoog hartige minachting slechts kwalijk wordt verborgen en die eerst ter aarde wordt ge slagen als een van de machtigen opkijkt, zien wij neer op het gebeuren rond ons. Hoever staan wij daarboven? Wij.de mannen van het gezond verstand, hm, hm, de eenigen die Maar laat ons voorzichtig zijn. Ze moesten het eens hooren. Gewoonlijk hooren zij het niet; gewoonlijk verheugen wij ons onder elkaar over onze voortreflijkheid. Toen wij een overigens normaal man, een profeet zelfs min of meer in zijn woonplaats, onlangs spraken over de nationale gedachte, antwoordde deze heer, die het vertrouwen van vele kiezers heeft: >De wereld is een groot gekkenhuis op 't oogenblikmaar wij, Hollanders, staan daar toch maar netjes buiten*. Dat is domheid, doch een, die bloeit in het verborgene. Wat echter te zeggen van dien hooggeplaatsten Nederlandschen amb tenaar, die op een congres zeide: »Dan zullen wij, terwijl verdwaasd Europa, zonder goed te weten waarom, op de afschuwelijkste wijze moord en brand en dood en ellende zaait en van Noord tot Zuid en Oost tot West een zee van jammer en tranen doet vloeien Wij noemen den naam van dien spreker niet, omdat hij zegt, hetgeen 99 percent zijner medeburgers denken. Die zelfde beperkte hoovaardigheid vinden wij in de gedragingen der Nederlandsche vredesvriendeneen belachiijke overschatting van de eigenwaarde, een volmaakt gemis aan besef van de werkelijkheid, aan begrip van de waarde van anderen. Tot nu toe boffen wij ontzaglijk uit een oogpunt van oorlogsellende. Wij hebben tegen den oorlog en voor onze neutraliteit (wij spreken nu over nationaliteitsgevoel noch vaderlandsliefde) niet al het mogelijke ge daan, d. i. relatief ongeveer evenveel als Frankrijk, Duitschland, Zwitserland, Serviü, enz. En toch hebben wij tot nu toe geboft, brandt het elders zonder dat de vlam tot nu toe naar Nederland is overgeslagen. Dit boffen heeft ons hoogmoedig gemaakt. Wij beginnen te gelooven, dat het een soort goddelijk bestel is, dat wij boffen en laten dan ook volmaakt rustig na om te doen hetgeen onder deze omstandigheden toch elk verstandig, minder hoovaardig volk zou doenzijn uiterste best om het verzuimde in te halen en om de assurantie tegen den oorlog zoo hoog mogelijk op te voeren. Doch nu gaan wij ons ook nog voortref- lijk wanen boven velen. Wij zijn de verstan- digende anderen zijn verdwaasd, gek. En onze anti-oorlogsraad en allerlei geleerden en literatoren staan tegen het buitenland te redeneeren: »Maar. kindertjes, jullie bent toch zoo dom. Slaat elkaar niet zoo om de ooren. Wij vinden den oorlog zoo iets doms en slechts. Scheidt er toch uit. Richt parle- mentjes zus en tractaatjes zoo in en geeft het volk medezeggenschap in buitenlandsche zaken of voert het vrouwenstemrecht of een politiemacht in, of iets anders. Dan is de oorlog weg. Luistert in elk geval naar ons. Wij weten het toch immers veel beter*. In het buitenland heeft dit optreden nogal eens wrevel veroorzaakt. En een volmaakt verklaarbaren wrevel. Immers wij, die be wezen hebben niet het allereerste besef van de werkelijkheid te hebben wij hebben ons niet eens behoorlijk verzekerd tegen schending van neutraliteit zijr. wel de allerlaatsten, die geroepen zijn om op te treden als leeraren in deze materie. Wij be wijzen dagelijks van de beteekenis van het begrip nationaliteit niet het minste besef te hebben, en dan zouden wij bij volkeren, die in elk geval bewezen hebben die nationaliteit volmaakt te begrijpen, die daarvoor offers hebben gebracht als voor geen enkele andere zaak ooit gebeurd is, vertellen wat zij moeten doen. Het is niet of de blinde komt vertellen hoe de kleuren er uit zien, of de doove komt vertellen hoe de klanken klinkenhet is nóg erger, het is veel, veel komicker, omdat ons zoo elk besef van orze eigen tekortkoming ontbreekt. Was het nu nog onze verdienste, dat wij er buiten bleven, hadden wij bewezen alles voor onze neutraliteit en voor onze nationa liteit over te hebben, dan zou ons optreden ergerlijk pedant zijn, maar ten minste niet zoo oliedom. Men zou dan het recht hebben, tegen ons te zeggen: Bemoei je met je eigen zaken. Gij kunt u buiten de machts kwesties houden, die op het oogenblik aan de orde zijndat is een bof voor umaar houd dan uw mond, blijf er dan ook buiten*. Doch het is erger, veel erger. Wij hebben, als volk, geen besef van de beteekenis der nationaliteit, ja, zelfs niet van de waarde der neutraliteit. Onze pacifisten begrijpen klaar blijkelijk nog niet eens, dat een internationale overeenstemming alleen dan denkbaar is, wanneer de samenstellende nationale een heden krachtig zijn. Wij zouden in Nederland waren ze consequent de krachtigste voorstanders van versterking van het natio nale gevoel en van de middelen om onze nationaliteit te handhaven moeten zijn om deze algemeene reden en om tal van andere redenen. Wij merken daarvan niets. Wij zien alleen, dat het nationale besef vrijwel dood is, dat men voor de nationale idee zoo weinig mogelijk over heeft. Men kibbelt over per soonlijke voorkeurtjes, acht het een kwestie van belang of men »Duitschgezind« dan wel »Engelschgezind< is, heeft geen het minste besef van de eischen eener nationale politiek. En dat critiseert en leutert over dwaasheid en een gekkenhuis van de anderen. Is dan de oorlog niet een droevig kwaad zijn wij dan niet van meening, dat hij af schuwelijk is, dat hij bestreden moet worden, dat een gezond internationalisme bet eind doel is waarnaar wij moeten streven? Natuurlijk moeten wij op al die vragen bevestigend antwoorden. Wij moeten den oorlog bestrijden, naar internationale ver standhouding streven. Doch dat zullen wij eerst kunnen, «wanneer wij die afschuwelijke pedanterie afleggen, wanneer wij trachten te begrijpen wanneer wij gaan werken aan eigen opvoeding, alvorens ons een zoo be- spottelijk-aar.matigend oordeel over de ande ren aan te matigen. Wij moeten eerst zorgen, dat wij den oor log buiten onze grenzen houdendan leeren wat de nationaliteit beteekent voor een volk wij moeten leeren begrijpen de geweldige inspanning, waartoe het nationale gevoel in Duitschland, Frankrijk, België, Oostenrijk, enz. heeft geleid en haar leeren bewonderen in haar verheven zelfverloochening zij het dan ook, dat wij ons wachten voor haar ont aarding en behouden onzen afschuw voor den woesten oorlog en eerst daarna kun nen wij ons de vraag stellen hoe wij op be scheiden schaal zullen kunnen meewerken om te trachten de conflicten der nationaliteiten te verzachten en in goede banen te leiden, zoodat in den vervolge oorlogen kunnen worden voorkomen. Voor wereldhervormers zijn wij, als volk, nog veel en veel te dom wij moeten eerst nog in de A. B.-bankjes. Aldus mr. H. van de Riviére in >Ons Land*. Het philosophisch centrum. Dr. W. H. Denier van der Gon, thans hier woonachtig, schrijft over het inderdaad groot- sche plan tot stichting eener Internationale hoogeschool voor Wijsbegeerte Er heeft zich met betrekking tot dit onder werp een Voorloopig comité gevormd. Voor zitter is de Amsteraamsche hoogleeraar dr. L. E. J. Brouwer en secretaris de heer J. D. Reiman te Amersfoort. Reeds hebben een driehonderd personen, van uiteenloopend beroep en bedrijf en van in zekeren zin ver schillende richtingen, hun instemming be tuigd met de groote lijnen van het plan een plan in wording. Omdat het nog een plan in wording is, kan er niet veel van gezegd worden. De eerste Comité-leden moesten zich wel even uiten, omdat anders zoo licht iets verluidt, dat lijnrecht ingaat tegen hun idee en ook om de aandacht te trekken van zoovele per sonen van verschillende bekwaamheid en ervaring, dat elk onderdeel van het plan behoorlijk uitgewerkt zou kunnen worden. Daarom is een circulaire opgesteld, die echter slechts inleiding geeft en niet bedoeld is als een beeld in zijn wel groote, maar dan toch eenigermate scherp geteekende trekken. Ik ben geëindigd met het uit mezelf zenden van exemplaren ervan, maar zend er gaarne een aan wie me per briefkaart er om vraagt aan mijn nieuwe adresAmersfoort, Prinses Marielaan 14. Het streven van het Voorloopige comité is niet om het groot aantal hoogescholen (waaronder de universiteiten) in ons land uit te breiden met iets, dat reeds in een of meer van deze is vervat of door uitbreiding er op goede wijze in vervat kan worden. Geen wetenschappelijke studie kan goed gemaakt, geen kunst goed beoefend, geen beroep van eenige beteekenis goed uitgeoefend en geen hooger leven geleid worden, wanneer niet verkregen is juist inzicht. Een der belang rijkste eiscben is en blijft evenwel een rustige omgeving. Onze hoogescholen en vooral onze groote en grootere steden bieden deze niet en zoo is het buiten-zijn in hooge mate wen- schelijk. Maar dan toch liefst niet ver van het cen trum van ons land en bij een kruispunt van spoorwegen, en zoo is het niet te verwonde ren, dat het gebouw der hoogeschool in de nabijheid van het station Amersfoort zal ver rijzen. Evenals we dit hier en daar in het buiten- j land vinden, zullen rond dit gebouw andere gebouwen moeten verrijzen voor een zeker gemeenschapsleven der studeerenden, die een of meer jaren, of wel gedurende een z.g. vacantie, er zullen wonen. Naar ik hoop, zal de nieuwe inrichting meer het karakter eener school dragen dan onze hoogescholen. Het eenvoudig doceeren, zal er zeker niet op den voorgrond staan, maar dit zal het geval zijn met het zelf zoeken, het elkander opvoeden en het daarbij leiding ontvangen door ande ren, die tevens veel kennis en ervaring be zitten. De »wijsbegeerte* waaraan de naam der hoogeschool doet denken, zal daarbij niet iets zijn naast den godsdienst, de weten schap, de kunst, maar als éen met deze, als hoogstens een ander aanzicht van het zelfde. Naast het rustig zoeken in zichzelf, rustig met elkander spreken en rustig in zichzelf verwerken, is er een ander werk het ver worvene brengen in de bedrijvige wereld om de dingen van die wereld er beter en schoo ner door te maken. Bovendien zijn er velen, die niet in de gelegenheid zijn om een paar jaren, of een jaar, of een vacantie nabij Amersfoort te gaan doorbrengen en toch behoefte bebben aan wat dit hun zou kun nen geven, zoodat op de eene of andere wijze ook zij geholpen moeten worden. Voor beide doeleinden is evenwel Amers foort niet de meest geschikte plaats en ver wacht mag worden, dat de uitwerking van het algemeene plan ook een tweede middel punt van den arbeid zal kunnen aanwijzen. Studie-congres Toor duurzamen Trede, te Bern. Naar aanleiding van verschillende berichten in de binnen- en buitenlandsche Pers omtrent het niet-doorgaan van het congres, dat van 14 tot 18 December aanstaande te Bern zou worden gehouden, stelt het Bestuur van den Nederlandsche Anti-Oolog Raad* het op prijs, het volgende mede te deelen. Daar het Internationaal Studie-congres nimmer de bedoeling had, het tijdstip van den vrede te bespoedigen, doch uitsluitend tot taak had de bespreking der grondslagen van den toekomstigen vredes-toestand, bestaat allerminst aanleiding, het niet-doorgaan van het congres te beschouwen als mislukte vre despogingen, zooals het ten onrechte door verschillende bladen is voorgesteld. Wat nu betreft het uitstel van het congres, is dit in hoofdzaak te wijten aan het feit. dat een aantal Amerikanen, wier tegen woordigheid van het hoogste belang was, in December niet aanwezig kan zijn. Zij gaven evenwel de verzekering van hunne medewerking en financieelen steun indien het congres in April a.s. zou worden ge houden. De bekende schrijver prof. William I. Hull heeft zich bereid verklaard, generaal-rappor- teur over een der punten van het minimum program te zijn. Belangrijke rapporten zijn voorts reeds ontvangen uit België. Duitsch land, Engeland, Hongarije, Nederland en Oostenrijk, terwijl eveneens uit Denemarken, Italië, Noorwegen en Zweden stellige toe zeggingen zijn gedaan. Binnenkort zullen deze rapporten in drie talen in druk ver schijnen. Het Secretariaat der groep Amersfoort van den Nederlandschen Anti-Oorlog Raad is thans gevestigd: Withoosstraat 26.

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsche Courant | 1915 | | pagina 1