Zaterdag 27 November 1915. No. 8652 66e Jaargang. twee bladen. ia™roeni££ H. L A DULLAERT Co SAFE DEPOSIT. AIEBSFOORÏSCHE Uitgave van de Naamlooze Vennootschap „De Amersfoortsche Courant, voorheen Firma A. H. van Cleeff' HOOFD-REDACTEUR F. J. FHZDSRISS. AMERSFOORT. Verschijnt Dinsdag-, Donderdag- en Zaterdagavond. Abonnement per j maanden/i.— franco per postƒ1.15. Advertentiën 1—6 regels 60 cent; elke regel meer 10 cent. Bijregel abonnement reductie, waarvan tarief op aanvraag kosteloos. Legale, officieele- en onteigening»- advertentiën per regel 15 cent. Reolames 15 regels J 1.25 Bewijsnummers naar buiten worden in rekening gebracht en kosten, evenals afzonderlijke nummers, 10 cent. Bij advertentiën van buiten de stad worden de incasseerkosten in rekening gebracht. BUREAU: KORTEGRACHT 9. Postbus 9. Telefoon 19. Dit nummer bestaat uit KEN N ISUEY11 N G E N. RAADSVERGADERING. De Burgemeester van Amersfoort, Gezien artikel 41 der Gemeentewet, Brengt ter kennis van de ingezetenen, dat de Raad dezer Gemeente zal vergaderen op Dinsdag den 30 November aanstaande, des namiddags ten acht ure. Amersfoort, 26 November 1915. De Burgemeester voornoemd Van RANDWIJCK. SCHIETOEFENINGEN. De Burgemeester van Amersfoort brengt ter kennis van belanghebbenden, dat op Zondag den 28 November 1915, van 's voormiddags 9 tot des namiddags 1 uur, schietoefeningen zullen worden gehouden op het schietterrein van de Leusderheide. Amersfoort, 25 November 1915. De Burgemeester voornoemd, Van RANDWIJCK. MELK. Burgemeester en Wethouders der Gemeente Amersfoort maken bekend, dat door den Gemeente lijken keuringsdienst is geconstateerd, dat de hieronder genoemde melkhandelaren op den achter hunnen naam vermelden datum melk in deze Gemeente hebben verkocht, welke op schromelijke wijze was verontreinigd met uitwerpselen en ander koevuil: J. van Noordeuburg, Valkestraat no. 24, op 14 November 19x5, A. Wallet, Liendertscheweg no. 13, op 23 November 1915, Wed. van de Boer, Liendertscheweg (Hoog land), op 23 November 1915. Amersfoort, 26 November 1915. Burgemeester en Wethouders voornoemd, De Burgemeester, Van RANDWIJCK. De Secretaris, A. R. VEENSTRA. De Burgemeester en Wethouders van Amers foort, Gelet op artt. 6 en 7 der Hinderwet, Brengen ter kennis van het publiek, dat een door D. PRINS ingediend verzoek, met bijlagen, om vergunning tot het uitbreiden van eene bakkerij, door bijplaatsing van een electro-motor van 1.5 P. K. voor het drijven van een kneedmachine in het perceel alhier gelegen aan de Hof no. 26, by het Kadaster bekend onder sectie E, no. 555, op de Secretarie der Gemeente ter visie ligt, en dat op Zaterdag den 11 December aanstaande, des voormiddags te half elf uren, gelegenheid ten Raad huize wordt gegeven om, ten overstaan van het Gemeentebestuur of van éen of meer zijner leden, bezwaren tegen het uitbreiden van de inrichting in te brengen. Tot het beroep, bedoeld in art. 15, le lid der Hinderwet, zijn volgens de bestaande jurispru dentie, alleen zij gerechtigd, die overeenkomstig artikel 7 der Hinderwet voor hot Gemeentebe stuur of éen of meer zijner leden zyn verschenen, ten oiude hunne bezwaren mondeling toe te lichten. Amersfoort, 27 November 1015. Burgemeester en Wethouders voornoemd, De Burgemeester, Van RANDWIJCK. De Secretaris, A. 11. VKKNSTRA. Oostersche en Westersche Wijsheid. Dr. Frederik van Eeden sprak Woensdag avond in een zeer druk bezochte openbare AMERSFOORT Scherpenzeel Soest. Langegraobt 30 - Tel. Intero. 808 Lips smeltproefvrije kluis. Nieuwste constructie. vergadering, welke werd gehouden in de loge der plaatselijke afdeeling van de Theo sofische vereeniging. over bovenstaand onder werp. Spr. hoopte, dat zijn auditorium niet al te hoog was gespannen door de aankondiging, van welke de titel wel een weinig te hoog was. Immers hij is noch Westersche-, noch Oostersche Wijze, doch voelt zich in deze dingen een leek en zal, hetgeen hij zich voorstelt te bespreken, dan ook behandelen, van leekenstandpunt. Spr. is ook geen theo soof, althans niet in den volsten zin des woords, en zelfs geen lid van de Theosofische vereeniging, doch slechts een gewoon mensch, die tracht zijn weg te vinden in de moeilijk heden des levens. Spr. meende, dat alle aanwezigen wel iets zullen hebben gehoord of gelezen van de plannen voor een Academie te Amersfoort, waar iets zal worden geleerd en gedoceerd dat elders niet wordt onderwezen en waar ook zullen worden saamgebracht Oost en West, waar althans een betere verstandhou ding tusschen Oost en West zal worden bevorderd. Juist daarom wilde spr., het zij uitdrukke lijk herhaald, van leekenstandpunt eens na gaan waartoe kan dienen die betere ver standhouding tusschen Oost en West, eens nagaan waarin zij zich onderscheiden, hoe zij elkaar kunnen aanvullen. Immers de Acade mie wil dit trachten te bewerkstelligen. Laat ons daartoe onze Westersche besqha- ving eens beschouwen van een zoo wijd mogelijk vergezicht. Wy merken dan op een kolossale bedrijvigheid, werkelijk groote natuurkennis, een reusachtig verkeer, lof waardige kennis van genees- en heelkunde; doch daarnaast iets heel leelijks: de philisterij. het ploertendom. Dat klinkt wellicht wat grof, doch als ge een nagaat de menscheti rond ons, vraagt u dan eens in gemoede af hoe veel, of liever hoe weinig, er op de honderd of duizend, in weerwil van de cultuur van welke wij zoo hoog opgeven, niet zijn ploerten, poenen, philisters; hoe bedroevend weinig er zijn werkelijk en echt beschaafd onder alle levens omstandigheden, niet alleen in hun Zondag- sche pak, maar ook in huis. onder intieme kennissen, steeds en overal. In iedere plaats heeft spr. onder zijn gehoor de élite, doch denk eens na op hoeveel on- opgevoeden deze élite moet rusten. De élite vertegenwoordigt het menschenras zooals liet moet zijnde rest, de overgroote meerder heid, wil wel goed, is nog niet zoo kwaad, heeft een behoorlijk bestaantje, dochm uil beschaving, hun menschelijkheid is het o! zoo droevig gestemd. Spr. heeft geenszins op bet oog standsverschil of geldsver- schil; in iederen stand vindt ge menschen, die typen zijn van hun rasin iederen stand vindt ge goede menschen; doch de over groote meerderheid zijn, om het maar niet te hard uit te drukken, middelmatige wezens, die niet staan op de hoogte waarop ze moesten staan. Gij kent ze allen, die burger- luidjes, poenen, Spiesburger, bourgeois satis- faits met al hun kleinheidjes. Is dat altijd zoo geweest, is het overal zoo? Neen. In die speciale eigenschappen zijn vooral de Oostersche rassen ons, Wester lingen, verre vóór. Zij hebben iets, dat wij missen. Dat «iets* te beschrijven, is moeilijk. Spr. zal trachten het aan te duiden. Als spr. in aanraking komt met een Indiër, een Japanner, een Javaan, een Roodhuid, dan beeft hij altijd het gevoelik zou wel graag kennis met je maken, want je bent een gaaf mensch. Arabieren hebben dingen, die wij niet hebben, bijvoorbeeld ridderlijk heid en grootgeestighcidwij kennen slechts kleingeestigheid. De Duitscbers hebben zoo iets wel; de Franschen noemen het beau geste. Dit beau geste gaat ons, Westerlin gen, echter hoe langer zoo meer verlaten, als gevolg hiervan, dat al onze gedachten zich concentreeren op den drang om het zich gemakkelijk, behaaglijk te maken, com fort te hebben, geld te verdienen óok al kan de wijze waarop dat wordt verkregen niet altijd door den beugel. Onze Westersche beschaving is gebaseerd op begrippen, die den gezichtskring verkleinen en goede eigen schappen op den achtergrond dringen. We behoeven slechts een Arabische vertelling te lezen om te zien hoe ridderlijk die menschen zijn cn hot die menschen smijten met geld; heel anders dan het Hollandsche »hou wat je hebt en schraap er steeds meer bijHet los zijn van geld vinden wij, Hollanders, lang niet mooi, heel niet goed. De doortrapte leelijkheid van onze Wes tersche samenleving is zóo intens, dat, als we er niet aan gewend waren en, komend uit een land waar schoonheid wordt geëerd cn aangekweekt, er eens plotseling in werden geplaatst, we van schrik en akeligheid in zwijm zouden vallen door dc vreeselijke leelijkheid, niet alleen wat de gebouwen betreft, maar ook wat aangaat klecding, meubels, enz. Zie eens den inhoud van een bazaar of liever een warenhuishet getuigt van begin tot einde van wansmaak, alle voorwerpen zijn monsters van leelijkheid. Maar dat is niet steeds zóo geweest, in alle kleinere steden vinden we althans nog éen gebouw, dat mooi is. Het dateert dan uit de 13e tot de 15e eeuw; uit de 16e of de xye eeuw hebben we óok nog mooie gebouwen, doch daarna komt het leclijke. Te Kampen bijvoorbeeld staat naast het heel mooie oude Raadhuis uit de 14e eeuw het foei-leelijke Oudmannenhuis uit de 18e. Onze goede smaak is op ontzettende manier ver loren gegaan door onze beschaving cn dit niet alleen op 't punt der architectuur. Stel de zonder uitzondering fraaie gebruiks voorwerpen uit Pompei eens naast onze koekepan. Denk eens hoe fraai en sierlijk het Japansche huisraad is, of liever was; want door de Westersche beschaving wordt ook dit thansminder verzorgd. R Het zelfde geldt voor de woningen en de gebruiksvoorwerpen en dc kleeding in Voor- 111 die en China; 't is alles even fraai en esthetisch en vooral het klcurbegrip domi neert er in. Juist het kleurbegrip is een allernauwkeurigste barometer voor den be schavingstoestand; philisterij uit zich het meest in het ontbreken van kleurgevoel; denk aan het coloriet der Hollandsche schil derschool van de 17e eeuw. De boer in zijn blauwen kiel tegen den achtergrond van groen is heel mooidoch de drager heeft geen besef meer van dat mooi. Toch begint het gevoel voor coloriet terug te komen, doch verwilderd tot orgie, tot bachanaalzie de producten van cubisten, futuristen en andere decadenten, wier «oeuvre* veel ge lijkenis vertoont met dat van krankzinnigen. Bij de wilde rassen is het kleurgevoel veel meer behouden dan bij ons en zeer ontwik keld is het in de Oostersche landen. Denk maar eens aan den aftrek, die de kunstvoort brengselen van halfbarbaarsche volkeren als Algerijnen en Maori's vonden op de wereld tentoonstelling te Parijs. Hun pittigheid, kleurversiering cn oorspronkelijkheid stak geweldig af tegen onze potjes en pannetjes en prulletjes zonder zinzoogenaamd bronzen kannen waaruit nooit iets kan worden ge goten, candelabres die niet meer worden ge bruikt en die toch nog bij massa's worden gemaakt en gekocht. Wij zijn ook ten deze geweldig achter ge raakt bij de halfwilden en de Oosterlingen, die veel hooger staan dan wij waar bet geldt ethiek, esthetek,schoonheidsgevoel, ridderlijk heid. De zoogenaamde barbaren kan men niet meer stellen tegenover ons, die zich de dragers der cultuur noemen, durven noemen, ofschoon hetgeen er op 't oogenblik gebeurt in Europa wel glashelder bewijst, dat de massa het barbaarsche standpunt nog lang niet heeft verlaten. Toen wc niet half «visten hoc barbaarsch we zelf zijn, noemden we veel hooger staande menschen van andere huidskleur barbaren. Toen we als kinderen boeken van Aimard lazen, was onze sympathie steeds vóór de Roodhuiden en tegen de blanken. Die zelfde hoffelijkheid, ridderlijkheid, edelmoedigheid en gastvrijheid, welke we zoo bewonderden in de Roodhuiden, vinden we volgens Ste phenson bij de Samoa's, volgens Thuryse bij de Lappen met hun voor ieder ander oogen blik van den dag passende muziek, in welke zij opgaan en aan welke zij gezamenlijk deel nemen. Wij zijn hiervoor te nuchter; ons gaat het niet meer natuurlijk af. Denken we aan Oud- en Nieuw-Japan. Oud- Japan was steeds een tooverachtig land van buitengewone schoonheid en ook ongewone zindelijkheid. Dc Oud-Japanner nam minstens eens per dag een warm bad; voortdurende reiniging van het lichaam brengt tot reinheid der ziel; cleanlyness ia next to Godlyness. Ons volk echter leeft in onreinheid en een goede zielccultuur kan zich dan ook niet ontwikkelen; in heel Friesland is niet éen badkamer in een particulier huis. De Japan ner klaagt dan ook, dat de Westerlingen zoo stinken; een volksmenigte ruikt daar dan ook niet. zooals bier. Dat zelfde Japan heeft zich echter laten verblijden door onze Westersche cultuur en heelt zich laten verblinden door onze organisatie, onze massa-industrie, onze hygiene, ons verkccrwczen. Nieuw-Japan draagt thans Europoesche klcercn, doch wat is er overgebleven van het kleurige nationaal costuum? Wat is er geworden van het lak werk, de bronzer het ivoor? Evenals onze Middelecuwscbc en 170 eeuwsche kunst dreigt dat alles verloren te gaan. En China gaat den zelfden weg op; den gang door kanonnen en pantserschepen heen. Dc Europeanen hebben in Azië werkelijk niet gekregen den naam van bcschavcrs. Het boek van Ku-Hu-Min getuigt daarvan ten volle. Waaraan ontleenen wij toch ons recht om uit de hoogte neer te zien op ilen kleurling Vergelijk eens niet als élite, doch als deel van het ueno, groote geheol onzen werkman met den Oosterling, /.ie zijn grof heid, onbeschaafdheid, onzindelijkheid en gij zult erkennen, dat hij beslist minder is dan

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsche Courant | 1915 | | pagina 1