LIPS'
Heyligers Verhoef,
RANDHAÜT
GROOTEi BRAND
TE ROTTERDAM.
BERN- BROM,
Nicolai Lebret,
Electrische
Installaties.
VETTER Co.
Lijnzaadkoeken
en Soyaboonenkoeken
EIGEN MAGAZIJNEN:
CREDIET-VEREENIUING
te Amsterdam.
Correspondentschap te Amersfoort.
mr. H. J. M. Tan den BRRGH.
wilhelminastraat 5.
Zij stelt zich ten cfoel
het verleenen van Credieten onder per
soonlijke of zakelijke zekerheid of in-blanco
het incasseeren van handelspapier
het ontvangen van gelden déposito
en rekening-courant.
LANGESTRAAT 27, AMERSFOORT.
Vertegenwoordiger
ran bet Ingenienrs-bnrean
Utrecht.
Distill. Wijnen. Likeuren.
Lieve Vronwe-kerkhof. AMERSFOORT.
N.V. Koninklijke Fabrieken
vh. WESSANEN LAAN,
WORMF. RVEER.
Opgericht 1765.
Voedert uw vee met de zuivere murwe
merk de „Ster" en W. L.
merk W. L.
uitmuntende door hoog eiwit- en vetgehalte
en groote voedingswaarde.
EERE-DIPLOMA Parijs 1900.
NEGEN GOUDEN MEDAILLES.
(Th. W. J. HEYLIGERS en
mr. dr. H. Th. A. VERHOEF).
Kassiers en Commissionnairs in effecten.
ZUIDSINGEL no. 43.
Telefoon 337.
Effecten.
Coupons. Incasso's.
SAEE-DEPOSIT.
XXT DEN
Aan de N.V. LIPS' BRANDKASTEN- EN S LOTEN F A BRI EK EN
DORDRECHT.
MIJNE II KEREN,
In den Dacht van 20 op 21 dezer brak brand uit in onze sigarenfabrieken alhier. Toen
in den avond van den 21sten dezer het vuur bedwongen was, bleef van onze fabrieken slechts
een reusachtige, rookende ruïne over. Een aóo-uitgebreide brand als deze is in geen jaren te
Rotterdam voorgekomen.
Een bgna twintig jaar oude LIPS-Brandkast (fabrieks-No. 11456), die op een onzer kan
toren stond, stortte tjjdens den brand van een der verdiepiugen naar beneden en log uren lang
midden in den vuurgloed.
Heden werd deze Brandkast geopend en bleek deszelfs inhoud tot onze groote voldoe
ning geheel ongeschonden.
Wij willen niet nalaten, U van dit heugelijk succes van Uw fabrikaat kennis te geven
eu verblijven,
Hoogachtend,
ROTTERDAM, 22 December 1915. (w.g.) B. VAN DER TAK Co.
W?\ A UM W nmi VAN BRANDKASTEN, KLUISBOUW,
jI M W W JM. Iini HSAFE-DEPOSITS, VEILIGHEIDSSLOTEN
DORDRECHT, BRUSSEL, MILAAN,
Amsterdam, Den Haag, Rotterdam, Utrecht, Brussel,
Londen, Petrograd, Bucarest, Milaan en Madrid.
FEUILLETON.
MM,
j6).
»Iemand, die zóo handig en sterk is als jij,
die kan toch wel werk vinden», meende Anne.
»Ja, welk werk dan?»
>Er is zooveel r/erk voor jullie mannen,
dat het niet allemaal op te noemen is. Waar
heb je zin in?»
Enno maakte een vermoeide, afwerende
beweging. Hij had alleen zin om zijn land,
zijn eigen land te bebouwen met onvermoei-
den, taaienjijver »Het moet werk zijn, waar
mee ik dadeiijk wat kan verdienen. Daar
komt het op aan, anders nergens op».
»Wel, dan zou je te Bremen kunnen blij
ven! Dat zou nog eens mooi zijn. Weet je,
te Hemelingen staat fabriek aan fabriek. Je
behoeft er maar om werk te vragen»
»En als zij mij niet willen hebben
vroeg Enno, indachtig aan de ondervonden
teleurstellingen.
»Dan vraag je in een volgende. Daardoor
moet jij je niet laten entmoedigen. In een
uur heb ;e werk; zoo iemand als jij zeker».
Met een lang gerekt gefluit legde het
motorbootje weer aan.
»Zeg, ga dadelijk morgen», fluisterde Anne.
>en dan kom je 's avonds onder de linden
op den hoek van onze straat en breng je
mij bescheid. Mogelijk, dat ik dan een oogen
blikje de deur uit kan. In* ons huis mag je
niet. En dan zit ik weer opgesloten tot Zon
dag over veertien dagen. St! Daar komt
Karlien al terug».
»Kunnen wij dan maar niet van die vreemde
menschen afkomen?» vroeg hij toornig.
»Vandaag niet. Ik verlies anders mijn be
trekking, weet je. En als wij beiden geen
werk hadden, dat zou toch al te erg zijn,
vindt je óok niet?» Zij lachte weer.
En meteen wenkte zij Karlien reeds toe.
»Was 't heerlijk?» En daarop richtte zij weer
tot Enno het woord, alsof zij een onverschil
lig gesprek had gevoerd:
»Weet u wel, dat u niet de eenige Spreck-
holmer is, die zich op 't oogenblik te Bremen
bevindt? 'k Ben eergisteren op den Nieuwen
Wal den heer Frits Overdiek tegengekomen,
den zoon van meester Overdiek».
»Is Frits Overdiek hier?» Enno vroeg dat
verheugd. Zijn vriend, zijn beste vriend in
zijn nabijheid!
»Ja, die is te Bremen», verzekerde Anne.
»En 't gaat hem goed. Hij is goed door zijn
examen gekomen en nu wil hij wat uitblazen
bij den blikslager Bode, op den Nieuwen
Wal, die een zusterskind van zijn moeder
is. En daarna zal hij wel dadelijk een be
trekking als onderwijzer krijgen».
»Op den Nieuwen Wal?» Enno hoofde
niets anders. Frits Overdiek's prettig blond
gelaat stond op eens voor hem als een ster
der hope boven het gewoel, het rumoer om
hem heen.
De drie anderen stonden nu op. Zij wilden
hun avond besluiten in een café-chantant in
de stad. Enno liep zwijgend naast zijn meisje,
tot üe verlichte ramen van het lokaal voor
hen opdoken. Toen keerde hij zich opeens om.
Goeden nacht samen».
Anne greep verschrikt zijn hand. Hij rukte
zich los. »Als ik werk heb en kan hopen
vooruit te komen, dan kom ik terug. Eerder
niet».
Hij keek niet om zich heen. Naar Over
diek! Naar den vriend zijner kinderjaren!
Die zou wel raad schaffen. En spoedig stond
hij op den Nieuwen Wal vóór de blikslagerij
van Bode.
Doch toen hij de verlichte vensters van
de kam:r zag, weerhield een gevoel van
schaamte hem. Zijn vriend, trotsch in het
bewustzijn een flinke schrede voorwaarts te
hebben gedaan op zijn levensbaan en hij
een daklooze, ^die bij den weg zwerft.
Neen. Pas wanneer bij werk had en kans
had om vooruit te komen, dan wilde hij
Overdiek weerzien. En hij keerde naar zijn
herberg bij de turfhaven terug.
Eer nog den volgenden ochtend de stoom
fluiten het werkvolk naar de fabrieken rie
pen, bevond hij zicb op weg naar Hemelin
gen. Hij vroeg eerst om werk in zulke onder
nemingen waar zijn spierkracht hem te pas
zou komen, in gieterijen, smederijen, machine-
werkplaatsenmaar hier werkte een oud
korps van geoefende menschen en men wees
den ongeoefende af.
Ontmoedigd stapte hij de eerste de beste
fabriek op zijn weg binnen. Het was een
vlas- en hennepspinnerij en ja, in het hekel
lokaal was nog een plaats vacant. De por
tier geleidde hem over de binnenplaats, opende
een vleugel der poortdeur en schoof hem
over den drempel. Een oorverdoovend ge
raas klonk hem tegen. Door dicht stof, dat
de ademhaling belemmerde en als een grijs-
gele wolk eiken hoek vulde, zag Enno een
hoog, ruim lokaal, waarin alle voorwerpen
met razende wentelingen draaidenboven
zijn hoofd snorrende drijfriemen, aan de kan
ten om hun as vliegende raderen, huppelende
klossen klinkende ijzeren staven grepen in
de lucht, trommen draaiden in het rond als
tollen lange reepen schoten onverwacht uit
de eene of andere opening, bewogen zich
haastig door het lokaal, alsof zij op de vlucht
waren, om in een andere opening weer op
raadselachtige wijze te verdwijnen. Gedaan
ten bewogen zich als schimmen in het grijs-
gele stof, mannen, vrouwen, de hoofden met
doeken omwikkeld, als in pelzen gehuld van
grijsgele vlokken. Een ijzige tocht streek
suizend door de chaos; de ventilator huilde,
de machines tikten, stampten, snorden, rade
ren gonsden, de grond beefde onder de voe
ten. De menschelijke stem ging onverstaan
verloren in het gedreun. In het verwarde
brein van den zoon van het veen kwam met
een kille huivering een half vergeten voor
stelling uit zijn kinderjaren opde hel. Ja,
dit was de hel.
Zijn gids schoof hem voorwaarts door den
smallen gang van klossen, reepen, draden
en naar hem grijpende stangen, steeds voor
waarts - er kwam geen eind aan - tot hij
eindelijk op een meer open plek vóór een
man stond.
(Wordt vervolgd.)