Dinsdag 2
Mei 1916.
AMERSFOQRTSCEE COURANT.
No. 8717.
66e Jaargang.
Stadsnieuws.
Uitgave van de Naamlooze Vennootschap „De Amersfoortsehe Courant, voorheen Firma A. H. van Cleeff
HOOFD-REDACTEUR
F. J. rRSSSBZZS.
AMERSFOORT.
Verschijnt Dinsdag-, Donderdag- en Zaterdagavond. Abonnement per 3 maanden 1.
franco per post/1.15. Advertentiën 16 regels 60 cent; elke regel meer 10 cent. Bijregel
abonnement reductie, waarvan tarief op aanvraag kosteloos. Legale, officieele- en onteigenings-
advertentiCn per regel 15 cent. Reclames 15 regels /1.25 Bewijsnummers naar buiten
worden in rekening gebracht en kosten, evenals afzonderlijke nummers, 10 cent.
Bij advertentiën van buiten de stad worden de incasseerkosten in rekening gebracht.
BUREAU:
SORTSGRAOHT 9.
Postbus 9.
Telefoon 19.
Beleefd verzoek, bij
VERHUIZING
hetnieuweadre» op te geven,
opdat de courant z 0 nd er
stoornis kunne bezorgd.
Wat komen moet.
Allen hebben we er weieens met eenige
verwondering aan gedacht, hoe onze vaderen
met zekere gelatenheid het tijdperk van de
Fransche overheersching zijn doorgeko
men; hoe zij zijn voortgegaan met rustig
hun arbeid te verrichten, hun akkers te
bebouwen, hun handel te drijven, hun sche
pen te bevrachten, in weerwil van de zeker
heid waarin zij verkeerden, dat een groot
deel van de opbrengst van al dat werk hun
weer afhandig zou gemaakt worden inden
vorm van zware belastingen of langs meer
>directenc wegwant mild naar zich toe
was te allen tijde het gemoed des over-
heerschers. Maar ook hoe zij, in weerwil
van al dien druk, feesten vierden en zelfs
bijwoning van openbare vermakelijkheden
niet versmaadden.
Desgelijks zullen de geslachten, die de
twintigste eeuw helpen vullen, moeite heb
ben, zich een voorstelling te maken van
de stemmingen, die heerschende waren om
streeks het midden van haar tweede decen
nium; hoe die «menschen van toen» staande
konden blijven in den steeds toenemenden
dwang, van weerskanten op hun toegepast,
tegen alle recht en billijkheid in hoe zij
in staat waren, het natuurlijk gevoel van
verontwaardiging niet te doen uitbarsten
in onberaden dadenhoe zij, bij al de
beperkingen, aan hun vrije beweging opge
legd, toch den moed behielden om van de
moeilijke omstandigheden >het beste te
maken», tevens van de nog bereikbare ge-
niettingen te nemen hetgeen hun paste.
De beide gevallen, die van vóór ruim hon
derd jaren en die van nu, verschillen, ge
lijk er geen twee dingen in de historie zijn
voorgekomen, die precies eender waren.
Toch is een moreele overeenkomst, ster
ker dan die der uitwendige feiten, niet te
miskennen. Nu, gelijk toen, een neerdruk
kende onzekerheid omtrent hetgeen de
naaste toekomst zal opleveren. Wij zijn,
gelijk onze grootouders, als de opvarenden
van een schip, dat, van zijn ankers geslagen,
wordt voortgedreven op woelige zee en
niet al te best meer gehoorzaamt aan het
roer; wij werken zoo goed mogelijk om
boven water te blijven, maar we'", niet
welke haven wij nog zullen kunnen binnen-
loopen. Er is al heel wat over boord ge
raakt, dat wij meenden niet te kunnen
missen, en veel bovendien hebben wij
moeten prijsgeven om het andere te be
houden. De inspanning, die de handhaving
van het economisch bestaan vereischt
om van de politieke toekomst niet te spreken
nadert weieens de grens, boven welke
een hoogere spanning onmogelijk wordt
geacht; voor velen komt het water dicht
bij de lippen.
Desondanks laten wij de blijde zijde des
levens niet onopgemerkt en ongebruikt
ons voorbijschuiven. Het natuurgenot trekt
als altijd, nu de bron zoo heerlijk gaat
vloeien, en te midden van de verdrukking
heeft ook de kunst niet vergeefs haar lok
kende uitnoodigingen verspreid. Even
krachtig als steeds, met neiging naar ver
sterking, deed en doet nog altijd de prikkel
des vermaaks zich gevoelen, en het schijnt
wel of de merschheid, ondanks het lijden,
dat over de aardoppervlakte zich uitbreidt,
er niet minder toegankelijk voor wordt.
Is daarin misschien iets weer te vinden
van hetgeen de Oudheid meermalen deed
aanschouwen een uitbarsting van genot
zucht, welke onmiddellijk voorafgaat aan
een geweldige inzinking is het de feest
zaal met haar dreigend vlammenschrift, o
hebben wij er eenvoudig in te zien een
natuurlijke opwelling, geboren uit de nood
zakelijkheid om het geestelijk evenwicht
behouden te doen blijven
Wat hier gezegd is, heeft voornamelijk
betrekking op hetgeen men ziet of zag
op de stemmingen, die zich uitdrukken in
zichtbare handelingen. Maar er zijn oogen-
blikken waarin deze ons niet bezighouden
en de gedachte zich richt op hetgeen ge
weest is en op hetgeen nog komen moet.
Wij doen dit door middel van gesprekken,
waaraan niet zelden de grondslag van juiste
feitenkennis ontbreekt want hoe weini
gen, al nemen zij er ook eenigszins bet
voorkomen van aan, zouden zich daarop
kunnen beroepen Ook door raadpleging
van hetgeen over de groote vraagstukken
door min of meer bevoegden wordt geschre
ven, waarbij de afwezigheid van een scherp
geteekende richtingslijn, langs welke velen
eenparig van oordeel zijn dat een nauw
keurig aangeduid doel kan worden bereikt,
aan de verheldering van ons leeken verstand
niet bevorderlijk kan zijn.
Een niet te weerhouden vrees staat tegen
over een ontluikende hoop. Noch omtrent
deze, loch aangaande gene hebben wij iets,
dat op een vasten grondslag gelijkt, zoomin
als er nog te bespeuren valt op welk tijd
stip het ophouden van het oorlogsgeweld
een begin zal geven aan de mogelijkheid
om de ruïne te overzien.
Aanziet thans de vruchten eener eeuwen
lang voortgezette beschavingswerkzaam
heid!
De overlevenden van de wereldramp „ui
len het elkander meermalen toespreken.
Het onafzienbare van de aangerichte schade
zal een verschrikking zijn voor allen, een
gevoel van hopeloosheid als een nevelen
sluier doen rusten op herstellingsgedachten.
Wat in tastbaren vorm tegen den grond
is geslagen vernietigde of voor altijd
verknoeide menschenlevens, het allerkost
baarste materiaal voor de veredeling der
menschheid die den achtergrond vormt van
alle godsdienstige stroomingen en zedelijk
heidsneigingen vernielde monumenten
van vroegeren en van hedendaagschen ar
beid, reusachtige gewrochten var. steen of
metaal, getuigenissen van bereikte hoogte
punten door samenwerking van den geest
van vele honderden en de handen van nog
meer dan duizenden tot stand gebracht, nu
als wrakken op den zeebodem of als puin-
hoopen op de aardvlakte neer gesmakt
hoe ontzettend veel van dat alles moet als
onherstelbaar verlies worden afgeschreven!
De dooden keeren niet weer, de vermink
ten erlangen geen nieuwe krachten, de
kathedralen heffen hun in het slijk gestorte
spitsen niet wederom ten hemel, de afgron
den geven niet de tot zinken gebrachte
zeekasteelen terug!
En het andere, dat mede verloren is ge
gaan, hebben wij ook daarvan voorgoed
afscheid moeten nemen?
Daar zijn er, die er bang voor zijn.
De ruwe miskenning van alle recht doet
de vraag rijzen oï hetgeen wij tot dusver
daarvoor gehouden hebben, iets meer is
dan een fictie hoogstens een ding van
hetwelk men zich bedient om eigen belan
gen in bescherming te doen nemen, wai.
neer er een macht bestaat, die er de hand
having van kan verzekeren.
De verbijsterende manier, waarop van
alle kanten met de waarheid wordt gegoo
cheld, doet ons twijfelen aan alles, in de
eerste plaats aan haar bestaan. En wetende,
hoezeer het rechtsgevoel en het waarheids
begrip de steunzuilen zijn van het zedelijk
leven der volkeren en van personen, aan
hetwelk de godsdienst de hoogste wijding
geeft, tasten wij als een blind gemaakte
Simson naar de pilaren van den tempel,
niet om het daarop rustende gebouw om
te rukken, maar om er ons aan vast te
klemmen, als zijnde dia' jet reddingsoord.
Recht en waarheidZij zijn meermalen
allergrievendst geschonden in den loop der
geschiedenis. Als het ouderenpaar, dat van
zijn kinderen vaak de grofste miskenning
moet ondervinden, heeft het heilig tweetal
vele smartelijk bejegingen ondergaan. Bei
der levenslicht scheen vaak uitgebluscht,
en de beduchtheid, dat het er nu toch ein
delijk van gekomen is, ontbreekt niet ge
heel.
Zeker, er zullen vele sluiers, weggerukt,
vele bedekkingen verwijderd moeten wor
den, eer hier weer het volle licht straalt;
maar komen zal het, omdat het komen
moet. Het gemis van stevigheid van veel
dat verwoest werd, is nu gezien, gelijk een
dijkbreuk het onvoldoende van vroegeren
arbeid beeft aan het licht gebracht. Nieuwe
fundeeringen en krachtige versterkingen
zullen wij gaan maken, opdat geen nieuwe
ramp haar vernielingswerk herhale. Wij
zien nog niet door welke middelen maar
het doel staat ons steeds duidelijker voor
den geest.
I.aten wij in deze stemming het opko
mend geslacht voorbereiden op zijn ge
duchte taak.
Als de oorlog
geëindigd zal zijn.
Het tooverwoord «vrede», welk een ver
lossing en verademing in algemeenen zin
het ook in zich sluiten mag, zal Europa,
dat zichzelf zóo diep in de moeilijkheden
heeft gestort, niet meer kunnen ontlasten
van tal van drukkende zorgen, die de oor
log nog eiken dag in meerdere mate over
ons brengt.
Er komen zorgen en moeilijkheden voor
langen, langen tijd. De waan bestaat, zegt
de «Haagsche Post», dat men meent alle
lastige financieele problemen, aan den oor
log annex, te hebben opgelost wanneer
men nieuw geld ter leen heeft gekregen;
het berouw zal komen wanneer men, tot
bezinning teruggekeerd, ontwaart, dat het
geleende geld moet worden terugbetaald,
en dat schulddelging en rentebetaling, om
niet eens te spreken van pensioenuitkee-
ringen, als een molensteen om den hals van
het levendige geslacht en van de komende
generaties zullen hangen.
Dit aspect van den oorlog wordt, zegt
j het blad, veel te veel weggecijferd. De
voormannen der vechtende volkeren zor-
gen er wel degelijk voor, dat de groote
I massa er niet te scherp over doordenkt.
Dat komt thans niet in hun kraam te pas.
j Maar in waarheid bevinden zich alle oor-
logvoerenden in de positie van den onbe-
j suisden doordraaier, die, om voor het
j oogenblik aan het noodige geld te komen,
I maar wissels teekent, zonder te bedenken,
j dat die wissels later vervallen en zijn erf
deel zullen verslinden.
Hoe langer de oorlog duurt, des te groo-
ter en lastiger zullen de problemen worden,
i Wanneer Europa terugkeert tot vrede, zal
het voor het voldongen feit staan, dat het
een zeer aanzienlijk deel van zijn vlottend
kapitaal heeft vermorst en zijn andere bezit-
tingen met schuld heeft bezwaard. Via de
oorl'OgJeeningen zal een groot deel zijner
bevolking in het krijt staan bij een klein
deel, de kapitalistenin de oorlogvoerende
landen zal iedereen tot de omdekking
/«omen, dat h"t ontastbare organisme, dat
j Staat heet. var elk burger het vierde of bet
1 derde van zijr inkomen opeischt, ten einde
de kosten van den oorlog, de rente en
aflossing op leeningen, de pensioenen voor
weduwen, weezen en invaliden te kunnen
betalen.
j Het staat, zegt het blad, nog te bezien
of en hoe de wereld zich zal schikken in
dien toestand van feitelijke permanente
schatplichtigheid aan Mars, terwijl het
bovenal zeer dc vraag is of zij een com-
penseerende inkomstenvermeerdering zal
kunnen scheppen. De zekerheid van zware
belastingen zal het gevaar doen rijzen van
ernstigen klassenstrijd, van politieke beroe
ringen aan de behoefte van grooter inko
men en meer verdiensten zitten vast allerlei
problemen van handelspolitiek en indu-
strieele organisatie, en bovenal problemen
van loonen en arbeidsverhoudingen.
Men behoeft waarlijk geen pessimist te
zijn om te kunnen voorzien, dat na den
oorlog een periode van bittere sociale con
flicten zal aanbreken. Wie wat verder poogt
te kijken dan zijn neus lang is, moet erken
nen, dat de maatschappij moeilijk op de
oude basis zal kunnen blijven voortgaan
en dat een nieuwe regeling absoluut noo-
dig zal blijken. De vraag is maar of die
nieuwe regeling zal komen door overleg
en schikking, dan wel door geweld en
catastrophe.
De Duitsche Rijksschuld bijv. bedroeg
vóór den oorlog een 5 milliard Mark; op
1 Augustus e.k. zal ze vermoedelijk het
tienvoud van die som bereiken; 5 pet. rente
en 1 pet. aflossing op die schuld zal drie
milliard 'sjaars eischen, of ruim 45 Mark
per hoofd der bevolking. Daarbij komen
aan de pensioenen, en ais resultaat van
den oorlog zal de gemiddelde Duitsche
onderdaan zijn belastingen ongeveer ver
dubbeld zien de Rijks-belasting plus die
der Staten en der Gemeenten.
Het jaarlijksche inkomen van het Duit
sche volk bedraagt 40 milliard Mark, waar
van reeds vóór den oorlog éen vierde aau
allerlei belastingen moest worden betaald,
dus tien milliard. Wanneer daar nu voor
rente op de oorlogsschuld en pensioenen
zeven milliard bijkomt, dan wordt ir. plaats
van 25 pet van het national inkomen 42 pet
door belastingen verslonden
In Frankrijk, Rusland en Engeland riet
het er even ernstig uit. In Engeland zal na
den oorlog ongeveer een vierde van het
nationale inkomen voor belastingen worden
opgevorderd, en in Frankrijk is de verhou-
din nóg ongunstiger dan in Duitschland.
Hoe zal het volk die lasten kunnen dra
gen? Door grootere productie? Maar
grootere productie baat niet zonder grootere
vraag naar het gereproduceerde, zonder
grooter verbruik. En hoe kan men een
grooter verbruik verwachten in een ver
armde en zwaar belaste wereld?
Heusch, zegt het blad, wij zien er geen
gat in.
Uit den regenmeter werd in April na
13 regendagen, alle vallende tusschen den
loden en den 22sten, afgetapt 76 m.M.
neerslag; de grootste hoeveelheid den i2den,
namelijk 17.7 m.M,
Uet post- en telegraafkantoor, dat gister
voor 24 jaar werd overgebracht van de
Drieringensteeg naar de Kortegracht, zal
nu eerlang worden verbouwd.
Het aan bet Rijk toebehoorend pand,
rechts van het gebouw gelegen, is door
den huidigen bewoner reeds grootendeels
ontruimd. De benedenverdieping zal worden
ingericht voor het telegraafkantoor. Ten
minste twee loketten voor deze atdeeling
worden aangebracht in den rechterwand
der hal.
Zoodra deze verbouw gereed en de tele
graaftoestellen, draden, enz. overgebracht
zijn. wordt het huidige telegraafkantoor in
gebruik genomen vermoedelijk voor Rijks
verzekeringsbank, Ouderdomspensioen, enz.
Later wordt het gedeelte, thans in ge
bruik voor den pakketpostdienst onder
handen genomen, de bestellerskamer ver
plaatst, de hal verruimd, enz.
Voorloopig zal men zich bepalen tot het
zooveel mogelijk ontlasten van de loketten
postwissels, quitantien, enz.. Rijks-postspaar
bank, enz.
Hetgeen reeds veel gewonnen zal zijn.