Juni 1916.
A11ERSF00RISCHE COURANT.
No. 8734
66e Jaargang
üitga?e van de Naamlooze Vennootschap „De Amersfoortsche Courant, voorheen Firma A. H. van Cleeff".
HOOFD-REDACTEUR
F. J. FEEDEEIZS.
AMERSFOORT.
Verschijnt Dinsdag-, Donderdag- en Zaterdagavond. Abonnement per 3 maanden 1.—
franco per post/1.15. Advertentiën 1—6 regels 60 cent; elke regel meer 10 cent. Bijregel
abonnement reductie, waarvan tarief op aanvraag kosteloos. I.egale, officieele- en onteigenings-
advertentiCn per regel 15 cent. Reolames 1—5 regels ƒ1,25 Bewijsnummers naar buiten
worden in rekening gebracht en kosten, evenals afzonderlijke nummers, 10 cent. j
Bij advertentiün van buiten de stad worden de incasseerkosten in rekening gebracht.
ZOR7ZGRACBT 9.
itbus 9. Telefoon 19.
Repetities en examens.
Voor onze schoolgaande jeugd nadert weer
de vacantie, de tijd van rust na groote in
spanning een rust, die is voorafgegaan door
weken van hopen en vreezen, waarin zij zich
telkens afvroeg: »zal Ik overgaan, of moet
ik blijven zitten Steeds repetities, vaak
meer dan éen per dag, met de verplichting
om er voor klaar te zijn, alles nog eens
goed nazien, en het geheugen nog wat op- 1
friaschen om toch vooral juist te kunnen
antwoorden. Want van de repetities hangt
alles af; al is de studie nóg zoo goed en
degelijk geweest, al Is het werk nóg zoo
ernstig en ijverig verzorgd, het gansche
schooljaar door, en de repetities beantwoor
den niet aan den elsch, daaraan gesteld, dan
veroordeelt het onverbiddelijke «onvoldoende
cijfert den leerling tot een schooljaar langer.
Is er wel eens rekening gehouden met de
gevolgen van de gewoonte om de kennis en
de vorderingen der leerlingen af te meten
en te beoordeelen naar den uitslag der
repetities? Er wordt in onze dagen in zoo
vele opzichten rekening gehouden met de j
humaniteit, waarom wordt die humaniteit i
ook niet toegepast waar het betreft den uit- 1
slag der repetitieswaarom wordt niet j
in aanmerking genomen hoe het geheele
jaar door de leerling is gestudeerd en ge- I
werkt, wat hij heeft gepresteerd Wie
ooit examens heeft gedaan, weet wel in
hoeveel angst en vreezen hij toen verkeerde
hoe menigmaal hem een rilling overviel,
wanneer hij op een vraag niet dadelijk het
goede antwoord kon geven. Er zijn oogen-
bllkken, waarin het geheugen niet helpt als
't het meest noodig is, dat men het kastje,
waar het antwoord op de gestelde vraag is
te vinden, niet open kan krijgen dat is de
knapste lui overkomen.
Moet dan een onverbiddelijk „onvoldoende"
het oordeel zijn? Ik herinner me nog leven
dig hoe, bij gelegenheid van een examen,
de Inspecteur mij een vraag deed, die ik
bij geen mogelijkheid kon beantwoorden.
De humane man keek mij eens goed in
de oogen en had geduld om te wachten,
terwijl hij zeide„je weet het stelligdenk
maar een» goed na». Maar al mij denken
hielp me niet, zoodat ik antwoordde„ik
weet het niet". Toen volgden andere vragen
en hield hij me wel een kwartier bezig
toen hij merkte, dat ik weer geheel bij was,
herhaalde hij zijn eerste vraag, die ik dade
lijk tot zijn tevredenheid kon beantwoorden.
Met blijkbare voldoening zeide hij toen „zie
je wel, dat ik gelijk had, dat je mij het
goede antwoord kon geven?" Wat heb lk
de humaniteit van dien goeden, braven man
steeds hoog gewaardeerdik ben hem mijn
leven lang daar dankbaar voor geweest en
nooit zal die herinnering me uit het ge
heugen gaan. Zij heeft mij ook heel wat
geleerd, niet het minst hoeveel een humaan
mensch tot iemands geluk kan toebrengen,
welk een zegen hij voor anderen ls.
En de keerzijde? Mag de vraag gesteld
wordenbegrijpen over het algemeen de
onderwijzers, de leeraren hoeveel onheil hun
strei.g vasthouden aan de cijfers der repe
tities brengt over de leerlingen, die een
ongelukkigen dag doormaken met hun repe
tities? Het gewicht ervan weegt zwaar bij
henze zijn in angstige stemmingsom
migen, met niet sterk gestel, zwakke ge
zondheid, voelen zich ongesteld; hoe weini
gen zouden zich geheel normaal gevoelen
Moet men hun antwoorden en hun werk
dan alléén naar dien dag of dat uur beoor
deelen, zonder dat hun werk van het ge
heele jaar in aanmerking wordt genomen?
Wat te denken van het geval, dat een
leeraar tot een jongen over zijn repetitie
zegt,je hebt vandaag niet geboft" en hem
„onvoldoende" geeft, terwijl die zelfde leeraar
in den regel zeer tevreden was over het
werk van dien leerling.
De uitslag der repetities beslist over het al
of niet overgaan der leerlingen, is oorzaak,
dat, bij onvoldoend cijfer, de leertijd een
jaar wordt verlengd, Oorzaak niet alleen van
groote teleurstelling voor ouders en kindé><?n,
maar voor de laatsten dikwijls een van twijfel
aan zich zeiven, die zich uit in een »wat\
helpt het of ik het geheele jaar door mijn)
best doe, dat ik steeds ijverig en ernstig
werk, als die ongelukkige repetities albjs
bederven Ik weet wel, dat er krachtfge
naturen zijn. die zich weten aan te pakken
en het teruggezette jaar met glans inhalen
maar hoe weinigen kunnen dat, en verliest
niet een groot gedeelte den noodigen moed
om het zelfde leerjaar nogmaals door te maken
met een jonger geslacht, dat zij vooruit
waren en zal hun angst voor den repetitie
dag hen nog niet meer vervullen dan vroe
ger? Daarenboven er is een wonde geslagen,
waarvan het litteeken altijd blijft bestaan
de schande van teruggewezen, te licht be
vonden te zijn voor de repetitie, terwijl
het gewone werk een andere beoordeeling
had verdiend.
Jammer, heel jammer, dat aan den uitslag
der repetities zulk een voorname plaats wordt
ingeruimdin het belang van menigen leer
ling ware het te wenschdn, dat men ze
anders inrichtte. Ik weet wel, ze kunnen
niet gemist worden, maay' waarom kan de
leeraar, die zich waarlijk xyil overtuigen van
de vorderingen zijner lejirlingen en van het
geen hun van zijn onderwijs is bijgebleven,
van hetgeen zij er van hebben opgenomen,
niet van tijd tot tijd tot zulk een onderzoek
overgaan, zonder daartoe een bepaalden dag
op te geven.
Studie is altijd een middel geweest om
hooger te staaniemand, die wat weet, be
duidt ook ietsgeen wonder, dat zij ook in
onze dagen te hulp wordt geroepen om iets
in de wereld te kunnen beteekenen.
Volkomen waar en billijkmaar ook waar,
dunkt me, dat het weten alleen niet de
beteekenis aan den mensch geeft. Zoolang
ons weten niet practisch wordt toegepast,
Is het van geen nut; zoolang de studie
wordt beoefend louter uit zucht tot weten,
geeft zij geen practische resultaten. Maar
wanneer men zich aan haar geeft uit liefde
tot baar, uit verlangen om door haar veel
goeds, veel schoons te leeren kennen, om
In het wezen der dingen door te dringen,
uit begeerte om de groote daden en lotge
vallen van vroegere geslachten en volken
en de oorzaken en gevolgen van dat alles
na te gaan, uit verlangen om uit de groot-
schc gedachten, uit de edele d^n, uit de
bewijzen van karakter en sterkte '-^n zlele-
grootheld van anderen nut te trekken en
dat alles practisch om te zetten in geluk
voor zichzelven en anderen, ja, dan wordt
de studie een heerlijke, heilbrengende vrucht
bare arbeid.
Ik weet wel, dat het moeilijk is om kin
deren liefde voor de studie in te boezemen,
omdat het leeren veel te dikwijls door hen
als dwang wordt beschouwd. En toch, wat
ziju onze kleintjes meestal leergierigwat
vragen zij ons veel en dikwijls over het
zelfde onderwerpzij worden niet moede te
vragen zij willen precies weten het waarom
en het hoe.
Jammer, dat wij vaak wel moede worden,
te antwoordenwas dat niet het geval, wat
zouden wij de kleintjes beter kunnen leeren
kennen, hun meer leiding geven in de
goede richting; schooner zaden in hun hart
en ziel strooien, het onkruid beter bij hen
uitroeien.
Hoe zouden wij huu zucht tot weten
kunnen voeren tot liefde voor leeren, hun
gaven en talenten practisch leeren gebruiken
tot nut en genoegen van anderen. Wat een
groote en schoone taak is daar voor ons,
ouders en opvoeders, in gelegenmaar welk
een groote verantwoordelijkheid legt zjj op
onze schouders. Eu hoe groot is die ver
antwoordelijkheid ook niet voor hen, die de
jeugd door onderwijs, door vorming van
geest en verstand moeten opvoeden tot
edele, waardige menschen. Want studie is
niet alleen hetgeen men verstaat onder den
naam van wetenschapvoor elk vak is
studie noodig, wil men het met vrucht uit
oefenen voor elk vak moet men zich prac
tisch
i. De gedachten moeten geleid
j worden op het vak, dat men zich heeft ge-
1 kozen In de richting, die de ware is om het
doel „de grootst mogelijke bekwaamheid
daarin te verkrijgen en het meeste nut er
mee te stichten" te bereiken.
Geeft uw hart aan hetgeen ge doel en
onderneemt, wat het ook zijschenkt het
I uw liefdelaat het het doel van uw leven
zijn naar de volmaaktheid ervan te streven.
Blaast uw kinderen en kweekelingen een
heiligen gloed in voor al hetgeen zij onder
nemen, dat goed en edel is, dat tot zegen
van hen en anderen kan strekken. En van
harte wenschen wij allen ouders en onder
wijzers toe, dat zij zelf dat helder brandende
licht, die heilige en heiligende bezieling in
zich mogen bezitten, die hen tot een zegen
maken voor al wat jong is.
Aldus mevrouw A. IdsingaScheffer In
het „Maandblad in het belang der opvoe
ding van weezen".
Middenstuiids-lectuiir.
«Niet ieder heeft lust, tijden gelegenheid,
lange fantastische verhalen te lezen, maar
wil toch gaarne nu en dan een boek ter
hand nemen waarin hij het leven vir.dt zoo
als het is, met een opwekkend woord, om
kracht te vinden om de zwarigheden te
overwinnen en zich daardoor geschikt te
maken om het leven naar waarde te genieten».
Aldus hel Voorwoord van den heer C.
Koenraad, den Middenstands-consulent, in
«Energie", een bundel verzamelde opstellen
van zijn hand, uitgegeven door den heer J.
Muusses, te Purmerend.
«Energie" is een pittig geschreven boek
van 163 bladzijden, dat zich op het stand
punt plaatst, dat er in de meeste menschen
meer is dan zij vaak openbaren.
Ieder mensch heeft een bron van sluime
rende kracht in zich, die hij kan aanboren
als hij maar met ernstigen wil, taaie vol
harding en gerechtvaardigd zelfvertrouwen
zijn taak begint.
Deze sluimerende gaven en talenten te
doen ontwaken en tot ontwikkeling te bren
gen, was het doel van den schrijver, den
lezers van „De Middenstandsbond» welbe
kend.
In «Energie» richt hij zich in 27 hoofd
stukken voornamenlijk tot den middenstan
der als zelfstandig persoon, bespreekt hij
op de hem eigen wijze meer de persoonlijke
eigenschappenenergie, karakter, volharding,
waarheidsliefde, verantwoordelijkheidsgevoel,
eigenwaarde, stiptheid, zelfvertrouwen, han
digheid, leiding en gezag, en zooveel meer.
En hij waarschuwt tegen slapheid in al deze
dingen, tegen het laten voortwoekeren van
hetgeen niet goed is met een het micros
copisch kleine wordt bij sterke vermenig
vuldiging reusachtig groot.
Een enkel staaltje uit «Zelfvertrouwen en
zelfkennis» Velen bekommeren zich helaas
weinig om de verantwoordelijkheid hunner
zelfvoltooiingde wisselingen van het lot
raken slechts de oppervlakte van hun be
staan. Zij 'aten alles over aan het toeval en
aan het geluk; de storm des levens voert
hen mede en zij doen zelf niets om de
richting te bepalen. Een blik te staan op
hun innerlijk wezen, hun eigen ziel tot een
voorwerp te maken van hun aanhoudende
zorg, zij denken er niet aan en wanneer zij
gegronde reden hebben om de gevolgen
hunner tekortkoming te betreuren, dan is
het eenige troostwoord, dat zij zichzelven
toespreken, dat zij nu eenmaal niet anders
zijn. Zij hebben den mond vol van mensche-
lijke zwakheden, maar in plaats van zich te
beijveren om hun persoonlijke afwijkingen
en tekortkomingen te leeren kennen en door j
die kennis tot verbetering te worden ge
bracht, trachten zij vergoelijking te vinden
voor hun zwakke zijde.
Kennis is macht», de andere bundel, be
handelt in 19 opstellen meer het vereeniglngs-
leven, in hoogst bevattelijken vormecono
misch leven, de coöperatie, trusts en kartells,
organisatie, het klein-bedrijf, octrooien, la-
brieks- en handelsmerken, wat is winst, het
stoppen van lekken.
Zeer terecht schrijft de heer Koenraad als
Voorwoord in dezen bundel«De kennis
van het economisch leven ls voor allen ge-
wenscht. voor zeer velen een behoefte, voor
anderen een noodzakelijkheid» en zeer zeker
bevat deze bundel veel behartenswaardlgs
voor iederen handelsman en Industrieel,
die zijn kennis op economisch gebied het
raderwerk, dat steeds meer ingewikkeld
wordt en waarbij ongekende verschijnselen
zich telkens voordoen, wil bevestigen of
uitbreiden.
Ook hieruit een citaat en wel uit „Het
individualistisch economisch stelsel» Vol
gens dat stelsel handelt ieder geheel voor
zich zelf en op zijn eigen verantwoording.
Individueele macht, individueele rijkdom,
individueele kennis en individueele roem
worden door de menschen al naar mate van
huti verschillende talenten en de omstandig
heden verworven. De middelen, waardoor
men dit alles tracht te bereiken, zijn óf goed
óf slecht, eervol of verwerpelijk, edel of
misdadig, overeenkomstig de moreele eigen
schappen der individuen. Dit stelsel heeft
een sterk uitgesproken strekking om macht,
rijkdom, kennis en wetenschap te vereenigen
I in slechts enkelen, terwijl de menschheid.
als massa beschouwd, arm, zwak, onwetend,
in éen woord ongecultiveerd blijft. Met be
trekking tot macht, rijkdom en armoede
kweekt dit stelsel noodzakelijk uitersten.
Twee zeer mooie bundels, die te rechter
tijd verschenen, want juist thans zijn «Ener
gie» en «Kennis» voor een groot deel van
ons volk, met name van den middenstand,
meer dan ooit gewenscht.
Het was een zeer goede gedachte van
den heer Muusses. die bundels thans bet
licht te doen zien.
Mogen zij dat nut stichten, dat schrijver
en uitgever er zich van voorstellen.
Het uiterlijk is even welverzorgd als de
inhoud, zoodat beide boeken een werkelijke
aanwinst zijn voor den middenstander, die
op de hoogte wil blijven van zijn tijd.
Hot Blonde Bed.
Dit ls wederom zoo een dichterlijk beeld,
dat nergens nog' is genoemd, zelfs niet in
Het Huis van de .Huisvrouw. Het Blonde
Bed dat zijn óe duinen, die moeder
Natuur zoo tegen den zomer opschudt, ten
gerieve van wie rusten willen, hetzij te
zamen, hetzij alleen.
Weeke kussens van zand, peluws vatt
zand, kussens vol duizenden korrels schudt
moeder Natuur bij Scheveningen zorgzaam
voor haar kinderen op.
De meesten dier kinderen zijn minnende
paren, heusch nooit in badkostuum, maar
voegzaam gekleed. De meisjes zelfs, al Is
het nóg zoo warm van zwoelen zomer, met
manteltjes aan. Weet ge waarom Om zich
óver bet kopje te trekken en dan in het
manteltje, dat kulsch over het gezichtje ligt,
nog op den koop toe te trekken den kop
van een militair of anderszins. En dan zoo
gezelligjes te blijven in het, dunkt mij, wel
wat warme maar toch gezellige manteltje
mysterie tweedrie
éen lange, -■
Genrebeeldjes, alléén te zien in het zand
van Hollands duinen, van Hollands moe
derlijke duinen, van Hollands door moeder
Natuur lekkertjes opgeschud Blonde Bed,
Het Blonde Bed een mooi, nieuw, dich
terlijk beeld.
Ik geef u het ditmaal niet cadeau ik hou
het voor mezelf, schrijft Louis Ceuperus in
de «Haagsche Post".