Donderdag 3 Augustus 1916. No 8755. 66e Jaargang Op reis. Uitgave van de NaamLooze Vennootschap „De Amersfoortsche Courant, voorheen Firma A. H van Cleeff". HOOFD-REDACTEUR F. J. 7BSDSRIZ9. AMERSFOORT. Verschijnt Dinsdag-, Donderdag- en Zaterdagavond. Abonnement per 3 maanden 1.— franco per post1.15, Advertentiën 16 regelt 60 cent; elke regel meer 10 cent. Bijregel abonnement reductie, waarvan tarief op aanvraag kosteloos. Legale, officieele- en onteigenings- advertentiën per regel 15 cent. Beolamea 1—5 regels ƒ1.25 Bewijsnummers naar buiten worden in rekening gebracht en kosten, evenals afzonderlijke nummers, 10 cent. j Bij advertentiën van buiten de stad worden de incasseerkosten in rekening gebracht. ZORTSGRACBT 9. Aan onze abonné's die tijdelijk elders vertoeven, wordt, op aanvrage en met duidelijks opgave van adres, de couèant elkeü verschjjudag tegen ver goeding van porto toegezonden. Ook niet-geabouneerden kunnen op de zelfde wijze de geregelde toezending van de „Amersfoortsche Courant" tijdeus hun uitstedigheid zich verzekeren. Do weg tot den vrede. De Vrede moet zoo wordt gezegd Den vijand worden opgelegd. Neen, vrienden, daar is slechts éen weg Tot vrede, die van overleg. Meester CONSTANTIJN. Augustas 1914-1916. De doodsklok luidt nog altijd over Europa. Hoe ver schijnt de tijd reeds achter ons, dat de klokken van Nederland de mobili satie inluidden Twee volle jaren kropen heen en al dien tijd waren de menschen bezig elkander te vermoorden en. te verminken. En altijd duurt die onzalige strijd nog voort! Wij beginnen reeds een begrip te krijgen van de denkbeelden der geslachten uit vroegere eeuwen, die niets anders kenden dan oorlog! Het eene offensief* volgde het andere; de eene tegenaanval kwam den anderen verdringenen tusschen deze massa moorden in grooten stijl werden de men- schenlevens weggesnipperd in «plaatselijke gevechten*. Nieuwe kanonnades vervingen de vorige, en altijd heviger waren de bom bardementen, die de stellingen van den wederzijdschen «vijand* moesten verplet teren. Wat moet eromgaan in die massa's, die elkander vermoorden, ofschoon ze elkander niet kennen, dan als «vijanden van het 1 vaderland* Wie onzer kan zich een voorstelling maken van den gemoedstoestand van den verwilderden mensch in of achter de loop graven, die is opgegaan iu den strijd om bloed en overwinning? Wat is er geworden van die vele, dik wijls fijnbesnaarde zielen, die nu in ruw geweld hun heil moeten zoeken? Deze menschen vinden hun gevoel van menschelijkheid en broederschap met hun naaste slechts weer als zij gewond naast elkander liggen en de herinnering aan de beleefde gruwelen eeen oogenblik kunnen wegvagen. En dan het leed van de achtergeblevenen I Geen pen kan beschrijven de angsten van die honderdduizenden moeders en >,cht- genooten, die sidderend afwachten het be richt, dat ook baar lieveling het offer is geworden van den moloch van den krijg. De eerste roes van geestdrift is lang voorbij; de martelende honger, de trieste ellende van den belegeringsoorlog teekenen hunne groeven op het gelaat onzer Ooster buren. De kille ellende waart rond en met de wanhoop in het hart vraagt men zich af; wanneer de vrede? Is er niemand, die niet diep medelijden heeft met de gevoelvolle Duitsche vrouw, zooals wij haar kennen uit het leven en uit de werken van de beste onzer ger- maansche dichters? Ook de beminnelijke vrouw van de «an dere* zijde van de Seine, bezit haar geest drift voor «la Patrie*. Zoo goed als de fijne dochter van Albion gevoelt zij voor de enge gemeenschap van haar vaderland. Moedig wacht zij wellicht op de «glorie* van de roemruchte legerscharen. Doch ze moest geen vrouw zijn, als zij niet met ellende in het hart dacht aan de dierbaren die aan het moorddadige front blootstaan aan de gevaren van een afgrijselijken dood. Waarom nog te gewagen van het leed der Britsche vrouwen, wier mannen «vrij willig* in den strijd gingen, en thans den dood vinden ver over de zee? En van de smart der Belgische Gedoode en verminkte mannen, treuren de en ruwen arbeid verrichtende vrouwen, verweesde en verwilderde kinderen ziet daar de resultaten van twee jaren oorlog in de twintigste eeuw, die zich inzette als de eeuw van nieuwe beschaving en huma niteit Zal die vreeselijke oorlog dan nimmer eindigen? Zullen de volkeren elkander ge heel vernietigen, alvorens tot bezinning te komen en de wapenen neer te leggen? Indien niet alle teekenen bedriegen, moet binnenkort de vrede aan het woord komen. Alles wijst er op, dat een hevige strijd, als nu wordt gevoerd, onmiddellijk vooraf gaat het verlossende woord van de partijen, dat gesproken moet worden om het kanon althans tijdelijk te doen zwijgen, om een werkelijken vrede voor te bereiden. Doch hoe dan ookwij hebben onzen plicht te doen. Zijn wij verantwoord, als wij fatalistisch berusten in den oorlog en onverschillig worden voor d"> diugen, die de menschheid beroeren? Immers neen! Demonstreeren voor den vrede, maar vooral ons voorbereiden op den vrede is onze plicht. Ons gevoel van afgrijzen moge afge stompt zijn, wij mogen niet terugkeeren tot het alledagsleven zonder meer, nu mil- lioenen medemenschen hun bloed storten op het slagveld of hunne tranen in het kille huis van den rouw. Aan een duur- zamen vrede mag niet gewanhoopt worden na dezen krijg. Hoe grooter nu het leed der volkeren, hoe inniger de zucht naar een blijvende vrede straks. Maar dit verlangen moet worden g e I a i d en georganiseerd. Met dommen afkeer en vrome wenschen kortst de wereld niet verderAan een duurzamen vrede moet worden gewerkt, met man en macht, met energie en beleid. Een wereldorgaeisatie vooor een duur zamen vrede bestaat. Een aantal leden dezer organisatie wordt gemuilband door de censuur der oorlogvoerende staten. Maar de stemmen klinken over de grenzen van prikkeldraad heen en breken door de muren van de ambtelijke bureau*. In Ne derland zetelt het centraal bestuur dezer organisatie, in Scandinavië is men ons van uit overzee te hulp gekomen in de «confe rentie van neutralen*. E?n hulp, die ten slotte dankbaar is kunnen worden aan vaard, niet het minst door de persoonlijke medewerking, daarginds loor eenlge on zer geboden. Nederlanders! er komen betere tijden. Beklemd tusschen de oorlogvoerende lan den, moeten wij niettemin ons hart ruim houden en ons ideaal hoog. Er valt nog iets voor ons te doen Als de oorlogsfakkel tijdelijk i* uitgedooid, moeten wij werken om hem voor altijd te begraven. De officieele machten hebben den krijg doen ontbranden, het volk zelf in al zijne geledingen moet er tegen wakcn.dat nieuw ontzettend leed de menschheid zal teisteren. De vreemde volkeren zullen snakken naar een middelpunt, vanwaar de wil om vrede te houden zich over de aarde kan ver- slachtende menschenkinderen de leeuwerik het loflied zong van de eeuwige natuur. Dat was tevens het lied van den vrede Tijdelijk kan dit lied worden overstemd door het bulderen van het kanon, dool den strijdkre* der vechtenden, het zal-ten slotte weer hoog klinken boven de ellende der wereld. Luisteren wij allen naar dit liedLaat de smart dezer tijden ons niet doen wan hopen. Gorden wij ons aan om opnieuw te strijden voor de overwinning der mensche lijkheid. voor de wezenlijke beschaving, in éen woord VOOR DEN VREDE! Haar al te waar! liefde in het land, dat nog opengebarsten ligt door de zaden van den eeuwigen ras senhaat Maar ik móet ze zien en hooren hun versleten uitroepen van afgrijzen, bespeuren hun geveinsd overweldigd zijn door zóóveel vreeselijks, waarvan het gezicht duur is betaald, maar dan ook een onderwerp voor gesprekken zal zijn, een menschenleeftijd lang*. Aldus schrijft Frits I.apidoth, de bekende kunstcritucus. Het Dienstliodonrecht. den gesmoord Onlangs werd gemeld hoe ergens boven de elkander met granaten en bajonetten Nu dringt zich aan mij op het hate lijke vizioen, dat reeds meermalen mij heeft razend gemaakt van al te voorbarige erger nis, het vizioen van eindelooze reeksen van auto's vol Amerikanen, Engelschen enz., menschen, die zich hebben gehaast om, zoodra mogelijk na den oorlog, te gaan griezelen op de slagvelden, waar nog lijken onbegraven liggen, te hotsen over nog niet herstelde wegen naar de steden, waar nog rookende puinhoopen zijn, naar de plekken, waar steden hebben gestaan, naar de wijde kraters, ontstaan door het springen van granaten, naar de diepe kuilen, in den bodem geslagen door het ontploffen van mijnen, naar alle plekken aan het tegen woordige front, waar verschrikkelijke dingen gebeurd zijn. En er zullen menschen gereed staan om hen den weg te wijzen, menschen om hen te herbergen, menschen om hun «souvenirs* te verkoopen, menschen om te bedelen onder voorwendsel door den oorlog alles te hebben verloren, terwijl zij er niets dan voordeel bij hebben gehad. En ik hoor hun fleemgeluid en ik zie hun uitgestoken handen. Maar de menschen, die waarachtig door den oorlog tot den bedelstaf zijn gebracht, die zal men niet zien met uitgestrekte handen en niet hun geluid zal de vreem deling hooren. Want het Leed zal vluchten voor de sightseeing people met veel groote zilver stukken en wat gouden munt voor wie het ergst kunnen opsnijen van nooit doorleefde verschrikking. Maar de hotelletjes zullen verrijzen tus schen de bouwvallen der eenmaal wereld beroemde steden en gidsen zullen zich op dringen om te wijzen waar het bloedigst gevochten is en de meeste kans bestaat dat men nog menscbenbloed ruiken kan. Gera-mten zal men bij boopen vinden en stukken uniform e». wie weet? nog enkele portretjes en snuisterijen, vertrapt en besmeurd, eenmaal de troost voor wie ver waren weggesleurd van'verwanten en vrienden Er zal geld worden verdiend. In België en Noord-Frankrijk vooral. Geld zal worden geslagen uit de rampen van dezen mensch-onteerenden oorlog. «Een gids, meneer, mevrouw, een gids voor Yperen? Een gids voor de ergste gaten bij Verdun Een gids voor Dinant of wat eens Dinant heette? Een gids voor Termonde?* en op den koop toe, mits de fooi goed belooft te zijn, zal men verhalen te hooren krijgeu, griezelverhalen, naar eigen smaak nog aan te dikken voor de vrienden, thuis. Vehalen van gewelddaden, moorden, brandstichting. De goede gids heeft alles gezien. Zou hij anders gids dur ven zijn? O, liet mijn verbeelding mij met vrede, dat ik niet móest zien die karavanen van milllonairs in het land der verhongerden, niet moest hooren het luchtige gesnap van brutaal-gelukkigen in de landouwen der eeuwige rouw, niet moest kijken naar kozende paartjes, te koop loopend met hun We lezen in de «Haagsche Post" het volgende ingezonden stuk. Onder bovenstaanden titel verscheen van Mr. Johan J. Belinfante eene brochure in de serie (No. 75) van de Mij. l.Nut v.h. Al gemeen. De titel is niet compleet en be hoort als ondertitel nog te voeren «of het Onrecht voor de Huisvrouw." Eenige dagen geleden eclipseerde een mijner 2 dienstbo den op beslist ongemotiveerde wijze en ver brak dus onrechtmatig de bestaande dienst betrekking. Nu geeft het bovenbedoeld boekje den weg aan om m'n recht te zoe ken helaas met het gevolg, dat het ge zochte recht niet te vinden is. Geheel vol gens voorschrift wendde ik me tot een ad vocaat om voorlichting. Resultaat«Zeker, Mevrouw, de dienstbetrekking is op zeer onrechtmatige wijze door de dienstbode ver broken u heeft het volste recht op schade vergoeding en kunt een verzoekschrift in dienen bij den Kantonrechter. Maar ik ad viseer u, laat haar loopen, want eene pro cedure kost u tijd of geld of beide en op welke wijze kunt u van een meid, waar niets van te halen is, het u toegewezen be drag van schadeloosstelling krijgen Door bet vonnis executoriaal te maken, zoudt u weer in kosten vervalleneen eventueel faillissement zou weer opgeheven moeten worden wegens gebrek aan actief en een dienstbode stoort zich niet veel aan in solventie. Nu kunt u wel beslag op haar achtergelaten goederen leggen, doch dit kost weer geld enhet lijfgoed moet u a la longue toch afgeven. Ik adviseer u niets te doen, alleen het nog niet betaald loon maar niet uit te keeren." Ik herinnerde me uit bovenbedoeld boekje de zinsnede, dat nog niet betaald loon wel ingehouden mocht worden ter nadere verrekening met J de schadeloosstelling. Mijn raadsman ant woordde «dat is zoo, maarlaat zij dan maar gaan procedeeren, dan zult u zien, dat ze haar rechten daarop verbeurd heeft en j bovendien nog veroordeeld wordt tot bij- 1 betaling", Thuisgekomen kwam ik tot het besef, dat die wet toch een groot onding is. Wanneer er maar eene strafbepaling in was opge nomen, b.v. dat dienstbode of patroons(es) bij nietbetaling der schadeloosstelling een hechtenis van zoo en zooveel dagen moest ondergaan, dan zou er ook recht te vinden zijn voor de werkgeester. De wet is er nu alléén voor 't personeel 1 De dienstboden doen wat zij willen en doen dit ongestraf: is de werkgeefster dusdanig geplaagd door die moderne plaag, dat zij de dienstbode een dadelijk ontslag geeft, dan moet zij be talen. De dienstbode verlaat, als 't haar goeddunkt, de betrekking enmaakt de werkgeefster nog een langen neus op 1 den koop toe. Mijn vraag is, na bovenstaande illustraties. op welke wijze is het dienstboden-vraagstuk in zijne wederzijdsche rechten werkelijk tot eene oplossing te brengen 1 Wij meenen op geen enkele manier, zoo lang de werkgeester alleen financieel ver haal heeftpluk eens veeren van een kik ker. En het in Duitschland voorgeschreven «Boekje met getuigschriften* zal in ons

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsche Courant | 1916 | | pagina 1