uEBSMTSCHE COURANT. Dinsdag 20 October 1916. No 8784. 67e Jaargang I itgave >an de Naamlooze Vennootschap „l>e Amersfoortsche Courant, voorheen Firina A. H van Cloetf" HOOFD-REDACTEURVerschijnt Dinsdag-, Donderdag- en Zaterdagavond. Abonnement per 3 maanden/i.— franco per postyi.15. Adverteotiën 16 regels 60 cent; elke regel meer 10 cent. Bij regel- yESJDSBJKS abonnement reductie, waarvan tarief op aanvraag kosteloos. Legale, officieele- en onteigenings- advertentifin per regel 15 cent. Reolam9S 1—5 regels ƒ1.25 Bewijsnummers naar buiten worden in rekening gebracht en kosten, evenals afzonderlijke nummers, 10 cent. j Bij advertentifin van buiten de stad worden de incasseerkosten in rekening gebracht. BUREAU: KORTEGRACHT 9. AMERSFOORT. K li NNISÜKVING. R A ADSVERG ADERING. De Burgemeester van Amersfoort, Gezien artikel 41 der Gemeentewet, Brengt ter kennisvandeingezetenen.dat de Raad dezer Gemeente zal vergaderen op Dinsdag den 10 October aanstaande, des namiddags ten 7 ure. Amersfoort, 6 October 1916. De Burgemeester voornoemd Van RANDW1JCK Mobilisatie en criminaliteit. Wanneer we onze gewapende troepen zien voorbij trekken, treft ons dikwijls het goede, trouwhartige, frische uiterlijk van al die jonge mannen. De frisselie kleur is een geschenk van de mobilisatie, een van de weinige lichtpunten, die de oorlog voor de neutralen oplevert. De lange openlucht-kuur, welke duizenden huns ondanks ondergaan, geeft hun óok huns ondanks een verhoogden gezondheidstoestand; het verblijf onder de wapenen, met al zijn noodzakelijke gevolgen, werkt versterkend opal die bureau-, kantoor-, fabrieks- en winkel-menschen, zegt de >Arnh. Crt.« en zij vervolgt: Hot goede en trouwhartige hebben zij echter niet te danken aan de mobilisatie. Dat is een karakterquaostie, die nauw samen hangt met onzen volksaard, welke, we mo gen het wel zeggen, over het algemeen niet kwaad is. Onbegrijpelijk vinden we dan ook, dat soms over »de« Nederlandsche soldaten met eenige geringschatting wordt gesprokenals waren zij, allen met elkaar genomen, van weinig nobel allooi. Deze taxatie geldt dan niet de waarde van den Nederlandschen soldaat als soldaat, doch als mensch. Nu is generaliseeren meestal een gevaar lijk werk; uit het gedrag van enkelen te besluiten tot een oordeel over a 11 en, leidt tot ernstige vergissingen. Doch dom kan het óok zijn. Dat is het o.i. in het geval, dat iemand >de< soldaten van het Neder landsche leger als menschen minder waardig zou noemen. Want >de« soldaten zjjn het Nederlandsche volk, in al zijn kringen en ^geledingen vertegenwoordigd, Zonder zelfoverschatting 'mogen we aan nemen, dat ons volk met zijn rustigen, nij- veren aard de vergelijking kan doorstaan met alle andere van Europa. Een smalend spreken over >de< soldaten van ons land zou dus niet anders zijn dan ons geheele volk smalen en het geestelijke eigenschap pen ontzeggen, die het zonder twijfel heeft en waarvoor we met blijdschap dankbaar kunnen zijn. We aanvaarden dus niet de hier en daar tot uiting komende kritiek op de» soldaten. We zijn, afgescheiden van het onlogische daarin, van een andere meening. We zijn van oordeel, dat >de« soldaten een goeden indruk maken, dat hun optreden meestal fatsoenlijk cn bescheiden is als dat van rustige, zelfbewuste doch niet zichzelfven overschattende mannen. En we meenen, dat dit des te meer op prijs gesteld moet worden, nu het verblijf onder de wapenen voor velen, die thuis moeilijk gemist kunnen worden, een groote tegenvaller is. Ons kwam een feit ter oore, dat we hier willen mededeelen cn dat op >dec soldaten van Nederland, in dezen tijd geroepen om den afmattenden plicht te vervullen, die aan de in afwachting van hetgeen zal komen en misschien nooit komen zal levende troepen van een neutraal land is opgelegd. Zoo ooit de gelegenheid schoon was om de statistiek der criminaliteit in het leger met beangstigende cijfers in de hoogte te zien gaan, is het zeker nu. Daar staan nu, wie behalve het Legerbestuur weet hoeveel meer manschappen onder de wapenen dan in normalen vredestijd. Voor velen hunner is de dag niet gevuld met werk zaamheden, die inspanning of scherpe aan dacht vorderen. Er moet verveling zijn hier en daar; niet in de steden, waar afleiding is, maar ten plattelande of in de forten en aan de kusten, waar de uren zich rijen aan de uren en de afwisseling in het bes taan weinig is. Wat zou nu begrijpelijker zijn, dan dat de overtredingen, de uitspattingen, de mis drijven toenamen in onrustbarende mate, vooral bij een leger, dat dan volgens de bovenvermelde critiek zoo minderwaardig zou zijn? M. a. w. ligt het niet voor de hand, dat in een leger, waarvan >de« sol daten moreel niet hoog zouden staan, de criminaliteit angstwekkend zou toenemen, nu het nog eens wie behalve het Legerbestuur) weet hoeveel maal grooter is dan in vollen vredestijd en van de man netjes zooveel geduld en opoffering wordt gevraagd En zie, juist het tegenovergestelde ge schiedt. Onze stadgenoot, de heer D. P. Brond- geest, die Secretaris is van den Krijgsraad, heeft met behuip van allerlei officieele ge- gegevens. hem door de bevoegde autori teiten verstekt, een vergelijkend onderzoek ingesteld naar de criminaliteit in het leger, zooals die was vóór de mobilisatie van Juli 1914 en sedert dien. We bestreuren, dat we die gegevens niet mogen publiceeren laten wc het ootmoedig erkennen we hebben ze zelfs niet mogen zien. Er is een lands- belang, dat de onbekendheid vereischt van sommige cijfers voor het publiek, het welk ze verder kon vertellen en over de grenzen of tot de ooren van de in ons land wemelende spionnen brengen. De heer Brondgeest deed dus goed te zwijgen alslaten we zeggen als een man van karakter", nu we sedert de zaak-Ter Spill angstig zijn om het andere woord te ge bruiken, dat in onze volkstaal vastgekoppeld is aan het begrip van volkomen stilzwijgend heid. Armis toga, dachten wevoor het landsbelang moet ook de dagbladschrijver respect hebben. Doch Óen ding hoorden I we van hem, éen ding, dat hij mocht mee- - deelen en dat hij met blijdschap meedeelde: het resultaat, waartoe hij na zijn uitvoerigen en o.i. oordeelkundigen arbeid was gekomen. Dat resultaat is dit, dat de criminaliteit in het leger, sedert de mobilisatie van Juli 1914 begon, tot 40 pet. is gedaald is. D.w.z. dat waar vroeger 100 overtredingen werden gevonden, er sedert de mobilisatie slechts 60 geconstateerd werden. D.w.z., dat zes/tienden of drie/vijfden van het vroeger aantal overtredingen niet plaats had. D.w.z., dat de criminaliteit, dank zij de mobilisatie, althans gedurende de mobilisa tie, aanzienlijk is verminderd, 'Toch zou het grooter aantal manschap pen, het langer verblijf onder de wapenen, de opofferingen, die daaraan verbonden zijn en ook de strengere tucht, die noodzake lijk gepaard gaat met mobiliseering, o.i. hebben moeten meewerken om, integendeel, de criminaliteit te vermeerderen. Het omgekeerde blijkt waar te zijn. En nu vragen wewat zegt men daarvan Wat zeggen daarvan de critici, die een hoog woord hebben over de minderwaar digheid van »de« soldaten van Nederland Voor ons persoonlijk was het een blijde boodschap, die deze statistiek van den heer Brondgeest ons bracht, omdat ze ons be vestigde in de goede meening, die we had den van onze manschappen. De blijdschap was niet het gevolg van het feit, dat wc gelijk kregen, maar dat door het resultaat van het onderzoek »det Nederlandsche sol daten een certificaat van goed gedrag kregen. We vermoeden, dat velen die blijdschap met ons zullen declen. Vandaar, dat wc onmiddellijk na ons gesprek met den heer Brondgeest het gehoorde oververtelden, verheugd, dat onze werkkring ons in staat stelt, dergelijke goede tijdingen in ruimen kring te verpreiden, De verheerlijking van den haat. I Het is in Frankrijk nagenoeg een onbe- twiste waarheid geworden, dat elk recht- geaard vaderlander slechts haat mag hebben voor het Duitsche volk en verplicht is, dien haat ón bij zichzelf èn in zijn omgeving zooveel mogelijk te voeden. Tal van sprc- kers en schrijvers dringen dagelijks hierop j aan, officieele zoowel als niet-officieele, en 1 de couranten leveren eveneens de noodige bijdragen. Nu weder bevat de «Figaro» overigens een der meest bezadigde Fransche bladen -- een hoofdartikel, dat alle perken van het menschelijk gevoel te buiten gaat. De afzichtelijke stemming die er uit spreekt. kan blijken uit de volgende aanhaling: De dagen van haat zijn gekomen. Zijn tijdperk begint thans. Wat ook gebeuren 1 moge, ook als de Verecnigde Staten van j Europa eindelijk zouden gevormd worden. Duitschland zal nooit meer in de vergade- ring der beschaafde volken worden opge- nomen. Van dit oogenblik is er geen andere plaats meer voor zijn Keizer dan op de bank der beklaagden. Ik ga verder, zooals Corneille zeide: Indien eens bij de Latijnen en Sla- j ven weer de aangeboren edelmoedigheid zou naar boven komen en zij, bekommerd over den eeuwigdurenden haat, weer tot j kleinmoedigheid zouden neigen, ik meen tot j de Christelijke leer van vergiffenis voor onrecht, dan zou zij, wanneer zij onder de Duitsche huid den mensch ging zoeken, slechts op een onverzoenlijk ras stuiten, dat het dierlijke nooit aflegt De Kimbren en Teutonen wisten te sterven. Men vergunde hun de eer, den degen te behouden. Zij hebben deze ont- i cerd voor eeuwig. Hon Walhalla stort 1 ineen onder een zwelgpartij van laagheden, in een beest ..chtige bedwelming van j onmenschelijkbeid. Hun pangermaanschc oorlog, met zijn ontketening van monsters der wetenschap, is slechts te vergelijken I met een invai van alcoholzuchtige mandril- apen in een scheikundig laboratorium, die de retorten cn toestellen uit het raam wer. pen. Het is de verwarring van den inoord- Iiet zal in de Geschiedenis de roem van j den Keizer zijn, zich tot barbaarschheid toe bclachlijk gemaakt te hebben. Het is smartelijk om een tijdperk van de annalen der menschheid te overleven, waarin eenige gevoelens van eer en recht vaardigheid eenigszins evenwicht maakten met den verwoeden strijd der belangen; maar misschien is het nog erger, tot hot inzicht te moeten komen, dat die gevoelens ons voerden naar den ondergang en dat wij afstand ervan zullen moeten doen om het vaderland te redden. De haat, dat is onze toestand van ver dediging. Wij moeten haten om na de overwinning te kunnen leven. Het wapen van den rassenstrijd is de ponjaard der erbarming en wee hem. die dezen niet zon der medelijden stoot in de keel van hem, die om genade smeekt. Gelukkigerwijze heeft zich kort geleden, in Frankrijk althans, een menschelijker stem doen hooren. De »Friedenswartc«, het te Zürich ver schijnende blad van de Vredesbeweging, bericht, dat in een vergadering te Parijs de volgende motie is aangenomen De Bond van openbare onderwijzers en onderwijzeressen in het Seine-departc.nent, overwegende, dat de opvoeding tot chau vinisme en tot gemecnschappelijken haat tegen de met Frankrijk oorlogvoerende landen gevaar loopt een punt vai: het officieele onderwijs-programma te worden; dat onze leidslieden ons trachten te over tuigen, dat het onze plicht is, deze aan vulling van onze zcdelcer even goeu te onderwijzen als den eerbied voor ouders, de rekenkunde en de aardrijkskunde dat de Regeering reeds lang heeft ge meend te moeten optreden tegen onder wijzeressen, die weigeren, dit nieuwe evan gelie te verkondigen; verklaart dat zoodanige haat-opwekking schadelijk en gevaarlijk is schadelijk, omdat zij zich richt tot de meest dierlijke en lage ge voelens, die tegen de zedelijkheid indruischen gevaarlijk, omdat het den duur van den tegenwoordigen oorlog slechts kan ver lengen en noodlottigerwijze tot een nieuwen oorlog moet voeren, wanneer tusschen de volkeren een voortdurende vijandschap wordt onderhouden. Een ceresaluut aan de opvoeders der jeugd van het Seine-departement. Het Viirkciisrloesch. Minister Posthuma poogt den varkens stapel te redden. Dat is braaf, meent de schrijver van een pijl-artikeltje in de »Utr. Crt.«, doch bij vervolgt Hij had wat eerder kunnen komen, want de varkensteelt gaat sinds lang achteruit cn vele boeren hebben de mesterij al lang eraan gegeven. Die loonde de moeite niet meer. Er worden geen varkens meer uitgevoerd en de handelaars, die koopen voor de Re geering, durven den boeren prijzen te bie den, welke de hooge productiekosten van het varken niet goedmaken. »Ik werk niet om te verliezen», zegt de boer en hij houdt op met mesten. Minister Posthuma heeft nu aan de boe ren doen weten, dat hij wekelijks 10 i 13 duizend varkens noodig heeft en dat hij deze betalen zal tegen f 1.20 %er Kilogram slachtgewicht. Met dien prijs kunnen de boeren er komen. En de varkensteelt zal nu wel weer gaan opbloeien. Maar de maximum prijzen, welke de Mi nister volgens de Distributiewet heeft vast gesteld, maken het varkensvleesch voor den komenden winter duurder. Men begrijpt de redenen al. De Minister koopt het varkensvleesch duurder, en de prijs, waarvoor aan de Ge meenten zal worden geleverd, zal dus óok wel worden opgeslagen. Zoo wij ons goed kunnen herinneren, betalen de Gemeenten nu 80 cent per Kilo; zij zullen na 1 October wel niet f 1.20 per K.G. betalen, want de prijzen van het var kensvleesch in den kleinhandel zijn niet opgeslagen in evenredigheid tot deze prijs- verhooging. Wat ervan zij: fi.20 zullen wij toch heb ben te betalen, en het is mij onverschillig of wij dat nu in den winkel hebben op te brengen dan wel een deel via de Distri butiewet. Het eten van goedkoop varkensvleesch is uit. En waarom Omdat Engeland de helft wil van alle varkens, welke wij uitvoeren, en Engeland onze varkens niet lust en er dus ook geen geld voor geeft. Van de helft der uitgevoerde varkens krijgen de boeren dus maar 'n prijsje. Èn omdat ze vroeger aan de Regeerings- varkons óok al verloren, konden de hooge prijzen, in Duitschland gemaakt, het geheel niet goed maken. Eer Engeland zijn 50 pet. had gefiischt, gingen er van tijd tot tijd aanzienlijke hoeveelheden varkens naar Duitschland; de Regeering hield van het door dezen uitvoer verdiende geld een deel in, bewaarde het in het zoogenaamde Distributiepotje c en kocht er Regeerings-varkens voor.

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsche Courant | 1916 | | pagina 1