AMEESFQORTSCHE COURANT. October 1916. Donderdag 26 No 8791. 67e Jaargang 11 Stadsnieuws. 3litj*ave van do Nuaiitloozp Vennootschap „De Amersfoortsche Courant, voorheen Firma A. H van Cleeff" HOOFD-REDACTEUR F. J. F&S02R! 3SS. AMERSFOORT. Verschijnt Dinsdag:-, Donderdag- en Zaterdagavond. Abonnemei.t per 3 maanden/i.— BUREAU: franco per postƒ1.15. Advortentiën 16 regels 60 cent; elke regel meer 10 cent. Bijregel- abonnement reductie, waarvan tarief op aanvraag kosteloos. Legale, officieele- en onteigenings- KORTEGRAOHT 9. advertentiCn per regel 15 cent, Reclames 1—5 regels ƒ1.25 Bewijsnummers naar buiten worden in rekening gebracht en kosten, evenals afzonderlijke nummers, to cent. Postbus 0 Telefoon Bij advertentiGn van buiten de stad worden de incasseerkosten in rekening gebracht. De Ncderluiidsche industrie en do oorlog. Herhaaldelijk is de vraag opgeworpen of de huidige oorlog onze Vaderlandschc in dustrie al dan niet sterk heeft beïnvloed en vlot wordt zij beantwoord met de ver zekering. dat on/c nijverheid «geweldig* is vooruitgegaan. Vraagt men echter hun. die zóo volkomen op de hoogte schijnen, 1 om eenige cijfers dan blijven ze evenzeer het antwoord schuldig als degenen, die maar steeds door beweren, dat de handel drijvende middenstand zulke ongekend gouden dagen beleeft. In „De socialistische gids» schreef thans dr. ingenieur Th, van der Waerden een Technisch-economisch overzicht der oorlogs conjunctuur in Nederland, dat boven ge noemde vraag wat beter en nauwkeuriger beantwoordt dan alle men-zegt's, hevestigd door nou-ja's. liet doel van dat overzicht is »te onder- zoeken in hoeverre de bedrijvigheid in de industrie zich door den wereldoorlog heeft j gewijzigd, welke schommelingen het aantal werkzame arbeiders heeft ondergaan, in welke takken van nijverheid de fabrieks arbeid het ruimste is en in hoeverre er wijziging schijnt te komen in het proces van industrialiseering van Nederland». Door de Arbeidsinspectie is aan alle haar bekende fabrieken gevraagd naar hot aantal arbeiders. De gegevens betreffen 1 Mei 1914 en 1 Mei 1916, en geven dus een vergelijking van een normaal bedrijfs- jaar met een jaar, waarin de abnormale omstandigheden een soort oorlogsevenwicht hebben jekregen. In deze bedrijven werkten twee derden van alle arbeiders, die onder de oude Veiligheidswet vallen (in 1912 ruim 27b 000.) I11 de telling zijn opgenomen de 10,000 arbeiders in het seizoenbebrijf der suiker fabrieken. Vóór 1914 wordt de toeneming van hot aantal arbeiders in de grootere fabrieken een werkplaatsen geschat op 5 pet; na 1914 op 2 pet; een niet geringe toeneming, wanneer men denkt aan de eerste ontreddering in het liedrijfswezen bij den aanvang van den oorlog en de mobilisatie. De mobilisatie gaf een tekort tan man nen. Dit blijkt uit de toeneming <K per centages van de categorieën jongens (3 pet.), meisjes (11 pet.), vrouwen (12 pet.), tegen over het lage toeuemings-percentage der categorie mannen (i.S). De arbeid van vrouwen en meisjes noemt dus toe; ook die der jongens, doch minder. Dit laatste is het gevolg van het tekort aan volwassenen, bij wier arbeid zij soms 1100- dig zijn. Nu zijn cr achteruitgang en vooruitgang te bespeuren. Achteruitgang in den toestand in de steen fabrieken, diamantslijperijen, houtzagerijen, timmerfabrieken, cokesfabrieken en rijstpel- lerijen. Vooruitgang in de confectic-fabrieken, gloeilampcnfabrieken.artilleriewcrkplaatsen en machinefabrieken. Do vooruitgang in de buskruit- en de vuurwaper.fabricage is begrijpelijkdit be- teekent echter geen versterking van de maatschappelijke productie, veeleer van de anti-maatschappelijke. Uit een oogpunt van welvaart is dit verspilling van nuttige ar beidskracht. De confectie-fabrieken maken, behalve de uniformen, veel kleeding, die vóór 1914 uit Duitschland en ook wel uit Frankrijk kwam. Speciale artikelen (boorden, manchetten, eor- setten, mantels) cischen óok meer personeel. De caoutchouc-fabrieken werkten in 1914 met 279, in 1916 met 655 werklieden, De vermeerdering is een gevolg van de groo tere binnenlandse he vraag naar auto- en rijwielbanden, óok voor het leger. Dc machinefabrieken werken met 500 man meer. Komt men echter bij de machincfabricage, 1 de electroterhnische industiie en de gloei- j lampenfabricage, clan ziet men dc getallen j met grooter sprong stijgen, n.l. resp. met ,s54> 75'J en «3~- j Auto- en rij wiel fabrieken gingen vooruit. E11 dan is ëen zeer jonge industrie, even vóór den oorlog opgericht, de twee elec- trische kabelfabrieken, bezig te bloeien, dank zij den oorlog. De scheepswerven hebben het druk. Kiel volgt op kiel, en van afmetingen, waaraan man vroeger niet dacht. Toen was 1200 ton al een respectable afmetingnu verwon dert men zich niet over 12 000 ton en wordt reeds gedacht aan 20 000 ton. Een groote werf tc Rotterdam spscialiseert reeds en levert vrachtschepen van 6000 ton, waarbij 2,5 millioen Kilogram staal noodig is, in vier maanden tijds, kant en klaar. Er is geweldig veel vraag naar schepen. De vrachten zijn hoog, dus een schip is een voordeelig zaakje. Er is veel tonneninhoud door duikbooten en' mijnen verloren ge gaan. Toch is het aantal arbeiders aan dc scheepswerven niet vermeerderd, maar ver minderd. Er is arbeid genoeg te veel zelts. Een der groote scheepsbouwmaatschappijen moest in een week bedanken voor het bou wen van zeven groote schepen Maar er is een tekort aan arbeiders door de mobili satie. En in dezen tak van bedrijf kunnen vrouwen bezwaarlijk mannen vervangen. Begrijpelijk is, dat de .extiel-industrie veel handen vraagt. De katoenspinnerijen gaan van 1S41 in 1914 tot 2802 in 1916; die, welke tevens weverij zijn, van 7400 in 1914 op 8175 in 1910. Er was een groote vraag naar garens, nu Engeland niet meer of bijna niet meer levert. Inmiddels kwamen er werklieden vrij van de Duitsche fabrie ken nabij de grens en zoo kon de Neder- landsche industrie met twee ploegen werken. De wollenstoffenfabrieken zagen het aan tal arbeiders stijgen van 5756 tot 6701. Er was sterke vraag naar militair laken, ter wijl dc invoer van wollen stoffen uit Enge land en Duitschland werd verminderd. Toch is het cijfer in de katoenweverijen gedaald (van 17306 in 1914 tot 16434 in 1916). Dit kwam door het gebrek aan kleur stoffen in de bontweverijen, hetgeen ook de katoendrukkerijen trof, die het cijfer zagen slinken van 1Ö37 tot 1390. Dr. Van der Waerden ziet in deze daling der cijfers niets verontrustends. De bont weverij wordt niet verdrongenzij kan slechts niet komen tot grootere ontplooiing omdat door den oorlog enkele noodzake lijke ingrediënten ontbreken, Hij is echter van meening, dat de overigens geconsta teerde bloei der Twentsche industrieën heel goed van blijvenden aard kan zijn, want dc Twentsche fabricage staat op hoog peil en zoo is het te verwachten, dat vele nieuwe afnemers bijv. van de Twentsche garens - ook later, wanneer de oorlog voorbij zal zijn, afnemers zullen blijven. In het voorbijgaan wordt gesproken over de fabricage van allerlei melkproducten, waarbij de bedrijvigheid indirect door den oorlog, meer direct door de Ministcrieele uitvoerregelingen, is vermeerderd en welke vermeerdering nog sterker is in de fabrie ken, die minder dan 25 arbeiders tellen; Doch uitvoeriger wordt de aandacht geves tigd op de toeneming van het aantal arbei ders in de glasfabrlcagc, die, volgens den schrijver, een sterke illustratie van oorlogs conjunctuur levert. Hij is in staat, daarvan nog meer mede te deelcn dan het rapport van de Arbeidsinspectie. De oorzaak der toeneming is de oprich ting van een glasfabriek te Eindhoven. In Februari 1915 zoo vertelt dr. Van der Waerden werd verboden de uit- en doorvoer van glazen ballons, noodzakelijk voor de gloeilampenfabricage. Gepoogd werd om met een bestaande Nederlandsche glasfabriek de aanmaak van glazen ballons te beginnen. Het kristalzand, dat niet meer uit België mocht, werd ruimschoots in de omgeving van Heerlen gevonden. Belgische glasblazers waren in het land en er werd begonnen. Reeds in Juni 1915 werd echter besloten, een eigen glasfabriek te Philips- dorp te bouwen. Op 15 Augustus 1915 werd de bouw van een fabriek begonnen op 15 Januari kwam het bedrijf, een instal latie met twee hutten, in gang. Decapaci- teit bleek niet alleen groot genoeg voor het gebruik, maar een vrij belangrijke export naar Engeland bleef mogelijk, Thans is men bezig met de fundamenten j van een nog grootere fabriek, van vier hutten. Waarschijnlijk is hier door den oor log een industrie geboren die niet meer verdwijnen zal. Dr. Van der Waerden wijst op een paar dingen, die bij deze fabriek van belang zijn. Ze is modern verlicht, ruim en goed ge- j ventilleerd, beter dan de ouderwetsche ge- I vreesde hutten. Een hut voor de glasblazers moest donker zijn, zoo dacht men vroeger. Welnu, dit bijgeloof is vernietigd. Warm blijft het er wel en het snel elkaar in de hand werken van jongens en blazers, onder stukwerk, is inspannend en intensief werk, zoodat bij deze industrie de invoering van den achturendag een weldaad zou zijn. Opvallend acht de schrijver het, dat dit bedrijf kan marcheeren met arbeiders, die j tot voor korten tijd nooit in een dergelijk bedrijf werkten. Er zijn maar enkele Belgen I de overigen, tevoren volslagen ongeschoold, I hebben in korten tijd de noodige oefening gekregen. Dr. Van der Waerden acht dit een treffend voorbeeld van de geringe be hoefte aan geschooldheid voor de massa der arbeiders in het moderne groot-bedrijf der massa-fabricage. I Hetgeen nu verder het rapport der Ar- beidsinspcctie over den staat der bedrijven I met 35 of meer arbeiders aangaat, wordt daarin geconstateerd ecu sterke toeneming van de gist- en spiritusfabricage, van de groenten-inmakerijen en van de margarine- fabricage. In dit laatste bedrijf steeg het aantal arbeiders van 1933 tot 4171. In hetgeen we tot dusver bespraken, is slechts terloops gewezen op de toeneming van vrouwenarbeid. Te dien opzichte is bet goed, de bedrijven te verdeelen in z.g.n. vrouwelijke bedrijven, mannelijke bedrijven en overwegend vrouwelijke (d.w.z. bedrijven, waarin de technische vooruitgang in het zelfde bedrijf het aantal vrouwen doet toe nemen ten opzichte van dat der mannen). Bij de vrouwelijke, die groote vermeer dering van vrouwenarbeid (vrouwen en meisjes) tc zien geven, vinden we de gloei- j lampen fabrieken (toeueming 1285) en de i tcxtiel-fabrieken (toeneming 1232, waar- onder 1082 vrouwen). In de mannelijke is weinig verdringing van mannen door vrouwen. In de confectie-hnlustrie maakte dc mannenarbeid in versneld tempo ph.ats 1 voor den minder vakkundigen arbeid van vrouwen en kinderen (de >ontscholing<). 1 Het stckst geschiedde dit in den aanmaak van uniformen, die vóór den oorlog uit- sluitend mannenwerk was. «De Arbeidsin- I spectie*, zegt dr. Van der Waerden, «is er 1 niet zeker van of dit na den oorlog blijvend zal zijn de overeenkomstige ontwikkeling in vele industrieën, die vaak bij verrassing de mogelijkheid liet zien, den duurdcrcn mannenarbeid door meer gesplitstcn vrou wen* en kinderarbeid te vervangen, is wel een aanwijzing, dat men van de nieuwe ervaring ook later zal proliteeren». I Eindelijk zij nog vermeld, dat in de con fectie-fabrieken het aantal meisjes en vrou wen in de twee jaren tusschen 1 Mei 1914 en 1 Mei 1916 toenam met 4618. j Dr. Van der Waerden publiceert ten slotte een tabel, waaruit de toeneming van den vrouwenarbeid In dien tijd in dn fabrieken met meer dan 23 arbeiders in percenten is aangegeven. Hij doet dat per Provincie, doch voegt er aan toe, dat Eindhoven en omgeving en Twente de hoogste percen tages te zien geven (n.l. resp. 32.5 en 33); Amsterdam 27 pet. De tabel geeft in beknopten vorm dus percents gewijze het aantal vrouwen en meisjes, werkzaam op 1 Mei 1914 en 1 Mei 1916 in fabrieken met 25 of meer arbeiders, ingedeeld naar de Provinciën. Provincie or deel eener provincie. Aantal vreuwen en meisjes per 100 arbeiders 1914. t9'6. I 21 23 Noordbrabant, 0. deel 30 32.5 W. Zeeland Zuidholland. Z.W. deel «4.5 N.O. *3 Amsterdam c.a. Noordholland, overigdeel •S 3' -4 «4 «7 10 Het Rijk 1 20 22 KKNNISGKYINU Belanghebbenden worden verzocht, in het kantoor van den Secretaris, Muurhuizen 13, inzage te nemen van een schrijven van den heer Nierstrasz I.id van de Tweede Kamer der Statcn-Generaal, in zake een beroep van Eindbeslissingen van Prijsgerechten en, bij instemming, een desbetreffend adres aan Z.Ex, den Minister van Staat, Minister van Binnenlandsche Zaken, tijdelijk Voorzitter van den Ministeraad, te onderteekenen. Tot Maandagmiddag éen uur is er gele genheid. Amersfoorl, 26 October 1916. Het Bestuur der Kamer voornoemd. J. GER. KLEBER, Voorzitter. H. P. van- HASELEN, Secretaris. In de Luthersche kerk hoopt dr. II. J. Toxopeus aanstaanden Zondagochtend te herdenken de kerkhervorming en te spreken over de Gustaaf Adolf-vereeniging. Ingediend is een wetsontwerp tot tijde lijke afwijking van de Kieswet tot 15 Mei 1918. Omtrent de samenwerking der spoor wegen schrijft men aan het «Utr. Dbld.« In de laatste dagen zijn herhaaldelijk be richten vermeld omtrent een fusie tusschen de oude groote spoorwegmaatschappijen, die tot stand zal komen. Van een eigenlijke fusie schijnt echter moeilijk gesproken te kunnen worden, om dat de Maatschappijen, die elk met de Regee ring een overeenkomst van 1S90 hebben, ook wel ieder rechtens een zelfstandig be staan moeten voeren. Intusschen ligt het, naar wij thans van uitnemend ingelichte zijde vernemen, in de bedoeling, dat eerlang tusschen de beide Maatschappijen een zoo innig mogelijke samenwerking tot stand zal komen. De vergaderingen van aandeelhouders der beide Maatschappijen zullen daarover echter nog te beslissen hebben.

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsche Courant | 1916 | | pagina 1