Donderdag
19 Juli 1917.
No 8903.
67e Jaargang.
üitove de Naatitlooze Vennootschap „l>e Ainersfoortsehe Courant, voorheen Firma
\an Cleeff".
HOOFD-REDACTRICE
SuzK FREDERIKS- Van CLEEFF.
AMERSFOORT.
Verschijnt Dinmltu;-, Donderdag- en Zaterdagavond. Abonnement per 3 maanden 1.—
franco per post/t.15. Adverteotiën 1—6 regels 60 cent; elke regel meer 10 cent. Bijregel
abonnement reductie, waarvan tarief op aanvraag kosteloos. Legale, officieele- en onteigenings-
advertentiën per regel 15 cent. Reclames 1—5 regels 1.25 Bewijsnummers naar buiten
worden in rekening gebracht en kosten, evenals afzonderlijke nummers, 10 cent.
Bij advertentiën vin buiten de stad worden de incasseerkosten in rekening gebracht.
BUREAU:
KORTEGRACHT 9.
Postbus 9. Telefoon 19.
Bij dit nummer behoort een
BIJVOEGSKIi.
K K N N I S U K V I N U N.
De Burgemeester der gemeente Amers-
foort
maakt bekend, dat de Minister van Land-
bouw; Nijverheid en Handel
gezien artikel 8 der Distributie-wet 1910
heeft goedgevonden vast te stellen, de vol
gende: Maximumprijs voor pinkevellen
fo.52 per 1/2 K.G. versch gewicht. Voor
licht beschadigde huiden wordt deze prijs
met 1 cent, voor beschadigde voor 2 cent, en
voor wormhuiden met 3 cent per 1/2 K. G.
verminderd,
onder bepaling dat het maximum gewicht
van een pinkevel 21 K. G. niet mag over
schrijden,
een en ander overeenkomstig de bestaande
handelsgebruiken.
Amersfoort, 17 Juli 1917.
De Burgemeester voornoemd
VAN RAN'DWVCK.
De Burgemeester der gemeente Amers
foort
maakt bekend, dat met ingang van 14
Juli 1917 de maximumprijs van karnemelk
voor deze gemeente is bepaald op 6 cent
per Liter.
Amersfoort, 17 Juli 1917.
De Burgemeester voornoemd:
Van RANDWVCK.
MILITIE.
Vrijstelling
wegens kostwinnerschap.
De Burgemeester van Amersfoort brengt
ter kennis van belanghebbenden, dat voor
hen, die voor de lichting der militie van
1918 zijn ingeschreven, de gelegenheid
wordt opengesteld om alsnog
vrijstelling wegens kostwinnerschap
aan te vragen en dat daaromtrent het vol
gende geldt.
Deze vrijstelling wordt verleend aan hem,
door wiens verblijf in werkelijken dienst
voldoende middelen tot levensonderhoud
zouden komen te ontbreken aan zijn gezin
of aan dat, waai toe hij behoort of waarin
hij als pleegkind is opgenomen, dan wel
aan personen, die hem in den eersten of
den tweeden graad van bloed- of aanver
wantschap bestaan.
Geldt het iemand, die reeds is ingelijfd,
dan wordt de viijstelling niet verleend, zoo
de belangen van den dienst het wensche-
lijk maken haar niet te verleenen en bij
toekenning eener vergoeding van ten hoog
ste twee gulden per dag voldoende in de
middelen tot levensonderhoud van het gezin of
van bedoelde personen zou worden voorzien.
Voor het kostwinnerschap in den zin van
de Militiewet wordt niet vereischt. dat de
eenige of voornaamste bron van inkomsten
gelegen is in den arbeid van den militie-
plichtige, doch is het voldoende, indien
door zijn mogelijke dienstvervulling de ge
zamenlijke inkomsten der betrokkenen met
een zoodanig bedrag zouden worden ver
minderd. dat het overblijvende niet meer
gezegd kan worden voor hen «voldoende
middelen tot levensonderhoud» te vertegen
woordigen.
Tot het verkrijgen van vrijstelling we
gens kostwinnerschap moet worden over
gelegd een staatvan inlichtingen, opgemaakt
door den burgemeester der gemeente, waar
de belanghebbende voor de militie is
ingeschreven. De staat kan echter ook
door een anderen burgemeester worden
opgemaakt, als daarvoor een bijzondere
reden bestaat. Indien het bezwaren oplevert,
den staat van inlichtingen hier te lande te
doen opmaken, kan in de plaats van zulk
een staat worden overlegd hetzij een ge
lijksoortig», hetzij een ander in het buiten
land opgemaakt stuk, waaruit met genoeg
zame zekerheid de omstandigheden blijken,
welker bekendheid voor de beoordeuling
van het recht op vrijstelling noodig is.
Door of vanwege dengene, die vrijstel
ling verlangt wegens kostwinnerschap,
moet zooveel mogelijk ter secretarie der
gemeente aanvraag worden gedaan tot het
opmaken van bedoelden staat van inlich
tingen, en wel vóór o! op 31 Juli a. s„
ingeval de reden van vrijstelling aanwezig
was op 21 Maart van dit jaar
Degene, die aanvraag doet tot het op
maken van zulk een staat van inlichtingen,
dient zooveel mogelijk daarbij opgaven te
verstrekken omtrent' de omstandigheden,
waarin de militicplichtige en waarin het
gezin of de. naaste bloed- of aanverwanten
vorkeeren.
Bij voorkeur zal voor het opmaken van
staten van inlichtingen ten behoeve van het
aanvragen van vrijstelling wegens kostwin
nerschap zitting worden gehouden op Vrij
dag- 20 Juli n.s., 's voormiddags lusschcn
4 en 12 uur.
liet vorenstaandegeldt uietalieen voor hen,
die voor het eerst zijn ingeschreven, maar
ook voor hen. die voor do lichting 1918
o p tl i e u w zijn ingeschreven. Tot dezen
behooren o a. zij. die het vorig jaar tijde
lijk zijn vrijgesteld bij een uitspraak van
Gedeputeerde Staten, die vóór 1 Sepiember
onherroepelijk is geworden, ni' bij een Kon.
besluit, dat vóór tlien datum is genomen
op een ingesteld beroep.
Omtrent vrijstelling wegens kostwinner
schap wordt beslist door Gedeputeerde Sta
ten, zoo de reden van vrijstelling aanwezig
was op 21 Maart van dit jaar; anders door
de Koningin.
Deze vrijstelling wordt aanvankelijk slechts
t ij d e 1 ij k en wel ten hoogste viermaal
voor een jaar en daarna, zoo de grond voor
de vrijstelling ook bij de ten vijfden male
te nemen beslissing nog aanwezig blijkt,
voorgoed verleend.
Vrijstelling wegens kostwinnerschap be-
hoeft niet te worden gevraagd door hen,
die reeds vrijstelling wegens persoonlijke
onmisbaarheid mochten hebben verkregen.
Echter kunnen zij, die laatstbedoelde vrij
stelling te vergeefs hebben gevraagd, thans
nog vrijstelling wegens kostwinnerschap
aanvragen.
De bijzondere aandacht van belangheb
benden wordt er op gevestigd, dat, indien
zij alsnog vrijstelling wegens kostwinner
schap verkrijgen, de vrijstelling hen niet
zal ontheffen van hun verplichting om inge
lijfd en geoefend te worden en om zoo
noodig verder in werkelijken dienst te blij
ven, daar de vrijstelling eerst op een later,
thans nog onzeker, tijdstip zal ingaan.
Amersfoort, 16 Juli 1917.
De Burgemeester voornoemd,
Van RANDWIJCK.
Memorie vim toelichting
behoorende bij het verzoek om eer
vol ontslag vat) Dijkgraaf en I loog-
heemraden van het Hoogheemraad
schap »de Bunschoten Veen- en
Veldendijk».
In het verslag, d.d. 24 November 1916.
omtrent den stormvloed van 13/14 Januari
1916, uitgebracht door Gedep. Staten van
Utrecht, wordt op ongunstige wijze gespro
ken over de herstellingswerken, uitgevoerd
door Dijkgraaf en Hoogheemraden van het
1 [oogheemraadschap de Bunschoter Veen- en
Veldendijk.
Ter weerlegging van die ongustige voor
stellingen hebben Dijkgraaf en Hoogheem
raden een verweerschrift aan de Staten in
gezonden, naar aanleiding waarvan een Com
missie uit dc Staten werd benoemd.
I11 het rapport dezer commissie van 2 Juni,
worden de herstellingswerken in het kort
besproken en geven der Commissie geen
aanleiding tot bizondere opmerkingen. Alleen
het aanbrengen van een nieuw werk te
Spakenburg, waar over een lengte van 235
M. een betonmuur op den dijk is geplaatst,
zulks in overleg met en nadat het plan
daarvoor door Ged. Staten was goedgekeurd,
acht de Commissie eon minder gelukkig
werk.
De.werken tot dichting van de talrijke
doorbraken en de herstelling van de storm
schade worden dus door de Commissie niet
afgekeurd en op bladz. 15 van haar rapport
meent de Commissie zeifs een woord van
hulde te moeten brengen aan het Dijksbe-
stuur voor hetgeen het gedaan heeft tot
herstel van den zeer omvangrijken ontred
derden toestand, waarin het tijdig is geslaagd.
In het slot van hare beschouwingen komt
tie Commissie tot een bespreking van den
toestand van het Hoogheem raadschap uit
een Waterstaatkundig oogpunt, waaruit blijkt,
dat het gebied van het Hoogheemraadschap
niet watervrij is afgesloten.
De Veen- en Veldendijk, strekkende van
de Geldcrsche grens tot de grens van de
gemeente Baant met een hoogte van gemid
deld 3 M. pi. X A.D., sluit zich aan aan
tien Kemlandschen dijk onder de gemeente
Baarn langs den rechter Eemorvcr, strek
kende lot aan den Siaagschen dijk met een
gemiddelde hoogte van 2.so M. pi. X A.I'.
Vervolgens sluit de Slaagsche dijt: zich a.iti
met een hoogte van 2. M. pl. N.A.B. tot
aan dc Grcbbeliule waar het gebied van het
lb"igheemraadscbap, eindigt.
De Veetidijk en tie Veldendijk onder
Bunschoten vormden oorspronkelijk alleen
de dijken sedert den aanvang van het be
staan van het Hoogheemraadschap in onder
houd en beheer bij het Dijksbestuur geweest
l)e Eemlandsche dijk ouder Baarn werd
door de Verhoefslaagde Aangelanden onder
houden en de Slaagsche dijk was in onder
houd bij het waterschap »dc Slang».
I "it het rapport der Commissie blijkt, «Jat
Dijkgraaf en Hoogheemraden herhaaldelijk
op dezen verkeerden en onvoldoenden toe
stand gewezen hebben, waarna in 1- s-, ten
slotte alle dijken het Hoogheemraadschap
beschermende bij hen in beheer en onder
houd zijn gekomen.
Tot 18.88 hebben Dijkgraaf en Hooglu
raden nooit iets kunnen verrichten tot
betering van den Eemlansctien dijk, noch
van den Siaagschen dijk.
Ais men nu de gevolgen van don storm
vloed van Januari 1916 nagaat ten opzichte van
het i legheem raadschap, dan blijkt
te. dat de oorspronkelijke dijken van
het Hoogheemraadschap, n.I. de Veetidijk
en de Veldendijk, den ontzettenden vloed
in aanmerking genomen, op schitterende
wijze dc kracht van het vloedwater hebben
weerstaan. Slechts een kleine door braakna-
bij het 1 laventje ter plaatse waar eenige
jaren geleden een nieuwe woning werd ge
sticht en een afschuiving ;.i den hoek ver
betering te brengen. Slechts is het hun ge
lukt, nadat zij in 1S91 door een bekend
ingenieur een onderzoek naar de gevolgen
van dc verhooging van den Siaagschen
dijk hadden doen instellen met veel tegen
kanting, vergunning te vorkrijgen tot ver
hooging van dezen dijk van 1.60 t"t 2 M.
-j- X. A. I'. Overigens was het hun niet
toegestaan verandering aan te brengen noch
aan den Siaagschen dijk. ttoch am den
Kemlandschen dijk.
Als men nu de gevolgen van den storm
vloed van Januari 1916 nagaat ten opzichte
van het Hoogheemraadschap, d:.n blijkt
te. dat de oorspronkelijke dijken van
het I loogheemraadschap, n.I. dc Veetidijk
en de Veldendijk, den ontzettenden vloed
in aanmerking genomen, op schitterende
wijze de kracht van het* vloed water hebben
weerstaan. Slechts een kleine doorbraak nabij
het Haventje, ter plaatse waar eenige jaren
geloden een nieuwe woning wertl gesticht
en een afschuiving in den hoek bij *de
Oude Pol« zijn daarin voorgekomen. Overi
gens was deze dijk wel op tal van plaatsen
ten gevolge van den overloop van het vloed
water ontredderd en met gaten aan den
binnenwand geslagen, doch is In staat ge
bleken tegen dezen geweldigen vloed be
stand te zijn.
2e. dat de Eemlandsche en Slaagsche
dijken niet bestand zijn geweest tegen de
kracht van den stormvloed. Vooral de Eem
landsche dijk. waar het vloed water niet onge
veer 3 4 M. overstortte is op vele plaatsen
bezweken, te zamen over een lengte van
ongeveer Soo M. Deze doorbraken waren
uitsluitend het gevolg van de neerstorting,
die aan den .binnenwand galen deed onstaan
en afslag veroorzaakte, welke door de minder
goede specie, waaruit het inwendige van
den liijk oorspronkelijk is samengesteld en
de mind-To vastheid daarvan zoo snel toe
nam flat spoedig tic doorbraken volkomen
I11 den Siaagschen dijk viel een doorbraak
bij de irebbelinie en nabij bet stoomgemaal
van het Waterschap De Zclderdsche Wete
ring" bad. tengevolge der overstorting aan
I >le binnenzijde een afslagplaats tot op de
j helft van den dijk. overeen lengte van 140M.
Het komt ons niet twijfelachtig voor of
j de doorbraken zijn uitsluitend het gevolg
geweest van tien gebrekkigen waterstaat-
kuiiüigi'n toestand van het Hoogheemraad-
t schap met name hot te lage peil voor de
Eemlandsche en Siaagschen dijken vastgc-
1 steld, waardoor de overstorting van het
vloedwater zoo belangrijk was. Dit is dan
ook noch rlonr Gedeputeerde Staten, noch
I floor de Provinciale dienst bestreden Ook
I de commissie komt tot deze conclusie waar
zij op bladz. 17 neerschrijft vooral echter
is noodig de dijken te brengen onder een
j doorlonpend profil* en Verder uitvoerig be-
i toogl dat de toestand van het Waterschap
uit oen waterstaatkundig obgpitnt ernstig
om verbetering vraagt, terwijl zij eindigt
j tn-.-t de verwachting uit te spreken dat het
gebeurde voor Gedeputeerde Staten een
.aansporing zal zijn om teil spoedigste plan
tien te beramen die tot a'fdoende verbetering
I kunnen leiden.
Hoogheemraden hebben
het Hoogheemraad-
j Dijkgraaf
tijdens
1- schap bij herhaling op dezen verkeerd er
toestand gewezen en alle wettige pogingen
welke hen ten dienste stonden aangewend
om daarin verbetering te brengen. Slechts
is het hun gelukt, nadat zij in 1891 door
een bekend Ingenieur een onderzoek naar
de gevolgen van da verhooging van den
Siaagschen dijk hadden doen instellen tnet
veel tegenkanting, vergunning te verkrijgen
tot verhooging van dezen dijk van 1.60 tot
2 M. pl. X.A.P. Overigens was het hun
niet toegestaan verandering aan te brengen
noch aan den Siaagschen dijk, noch aan den
Ecmlandscheti d(jk.
Vóór de invoering van het Reglement
vastgesteld door de Staten den 1 December
1S8S en goedgekeurd bij Koninklijk Besluit
van 17 April 1889 No. 41, hadden Dijkgraaf
en Hoogheemraden zclts geen zeggingskracht
in het beheer en het onderhoud van den
Kotnlandschen en Siaagschen dijk. terwijl
toch zonder die dijken hun gebied slechts
aan een zijde was afgesloten,
De Staten hebben van 1603 tot tSS8
(bijna 3 eeuwen) noodig geacht om tot de
overtuiging te komen dat het beheer en de
zorg voor liet onderhoud van deze dijken
in eenc hand, n.I. bij het l)ijksb<-sluur van
hel Hoogheemraadschap behoorde te zijn,
en sedert is het Dijksbestuur nog niet bij
machte geweest om verhooging en ver
zwaring aan te brengenhet mist do be
voegdheid daarvoor en stuit bij iedere poging
op sterk verzet, zooals bij het aanbrengen
van de geringe er. onvoldoende verhooging
van des Siaagschen dijk is ondervonden.
De vraag dringt zich tut op, bij wie be
rust de verantwoordelijkheid voor don ge
brekkige toestand en daar die toestand
tevens de tanleidende oorzaak.tot da door
braken in den Kemlandschen dijk bij den
j stormvloed van Januari 1916 is geweest
1 bijgevolg ook voor deze doorbraken.
Dijkgraaf en Hoogheemraden waren
machteloos om den toestand te veranderen;
Gedeputeerde Staten zijn nalatig gebleven
tijdig voorstellen tot verbetering hij de
Staten in te dienen, hetgeen duidelijk 111 het
rapport van de Commissie tot uiting komt.
Door dit rapport hoewel daarin ge
paste eritiek niet achterwege is gelaten
kunnen Dijkgraaf en Hoogheemraden zich
gerehabilliteerd achten van den minder
gunstigen indruk omtrent hun handelingen
in het verslag aan de Staten gevestigd en
zij hadden daarop verwacht dat i iedeputeerde
Staten hun houding in overeenstemming
hiermede zouden bepalen.
l it hun antwoord op liet rapport onder
dagteekening van 25 Juni 1917 afd. No.
528 aan de Staten ingezonden (waarvan mede
een afdruk hierbij is gevoegd), blijkt echter
het tegendeel en nemen HEdGr. Achtb.
eene houding aan die de noodigo samen
werking met het Dijksbestuur voor het ver
volg vrijwel onmogelijk maakt.
De hoofdoorzaak van dc doorbraken
n.I. de onvoldoende regeling van den Water
staatkundigen toestand dezer streek voorbij
gaande - wordt de bevoegdheid van de
Staten betwist om in een onderzoek te
treden naar de uitgevoerde werken en wordt
in Staatsrechterlijke beschouwingen de aan
dacht afgeleid van de zaak die aanleiding
gaf tot de instelling vat) de Commissie van
onderzoek. Verder worth tc kennen gegeven,
omtrent de waardeering der uitgevoerde
werken, dat iedeputeerde Staten daarover
zelf wensohen tc oordeelen zij geen reden
vinden om wijziging in hunne appreciatie
te bremgen en dat kan worden afgewacht
"f de bestaande wettelijke bepalingen vol
doende gelegenheid zullen blijken te geven,
een deugdelijke uitvoering van de in voor
bereiding zijnde plannen tot dijksverhooging
en vernieuwing te verzekeren, terwijl daar
aan de bedreiging voor het Dijksbestuur
wordt toegevoegd, dat, mocht zulks blijken
niet het geval te zijn, dat een van de voor
stellen, die de Commissie verklaart met
belangstelling tegemoet te zien, zal kunnen
strekken, om hierin voor zooveel noodig te
voorzien.
Op deze wijze trachten (iedeputeerde
Staten de ware oor/aak van de ramp ter
zijde te stellen.
De daarop in de Statenvergadering ge
volgde behandeling van het rapport, gaf
tengevolge van dit antwoord aanleiding tot
verwarde discussiCn, waarbij de bevoegd-
beidskwestie op den voorgrond trad en
noch de door ons uitgevoerde werken, noch
de oorzaak van de doorbraken in bespreking
kwamen. Alleen werd de indruk gevestigd
en door Gedeputeerde Staten gretig aan
vaard en bevestigd dat Dijkgraaf en Hoog-
i heemraden nalatig zijn geweest in de be-
hartiging van do hun toevertrouwde be-
langen.
I Dijkgraaf en Hoogheemraden zijn zich
deze nalatigheid niet bewust eu staan hier
lijnrecht tegenover Gedeputeerde Staten,
wetende dat als van nalatigheid sprake
kan zijn deze moet gezocht worden bij
het gezag dat in gebreke gebleven is, tijdig
voor verbetering van den zeer gebrekkigen
I waterstaatkundigen toestand te zorgen, ter
wijl zij in deze wetenschap ten volle worden
j bevestigd door het rapport der Commissie
1 uit de Staten.
I De houding door Gedeputeerde Staten 111
1 de/e aangelegenheid aangenomen is naar
de meening van het Dijkbestuur niet ge-
schikt om eene goede samenwerking tus-
1 sehen beide College's bij de komende plan-
oen tot dijksverhooging, waarvan dc nood-
i zakelijkheid thans ook bij Gedeputeerde
Staten schijnt vast te staan, te bevorderen.
I In het belang van het Hoogheemraad-
j schap achten Dijkgraaf en Hoogheemraden
het dan ook wenschelijk hoe ongaarne
ook - hun mandaat neder te leggen en
I en Hare Majesteit het eerbiedig verzoek te
1 doen hun eervol ontslag te verleenen.