136
Van Nijnatten. Verlof-Van Mechelen.
van den heer Van Mechelen geen waarneembare schade
aal geven.
Maar nu draai ik de zaak om en siel ik de vraag
zou het waarneembare schade voor de commissie hebben
opgeleverd, wanneer niet de heer van Mechelen, maar
een ander tot secretaris was benoemd N'iet om den
persoon van den heer Van Mechelen, heelemaal niet,
maar juist omdat hij onderwijzer is en ran het onder
wijs weggenomen wordt.
De heer Van N ij natten: M. de V., ik wil even
als mijn medelid De Kempcnacr zeggen, dat onze ge
achte Wethouder van Onderwijs gezegd heeft, dat
volgens zijn overtuiging door deze benoeming groote
schade zal worden voorkomen. Dat zijn zijn zuivere
woorden.
De Wethouder Verhoef: Waarneembare schade
De heer Van N ij natten: En ook geen waar
neembare schade, maar wij hebben niet gehoord uit zijn
mond, dat het hoegenaamd geen schade zal geven cn
dat kan de Wethouder van Onderwijs natuurlijk ook
niet zeggen, want het geeft wel schade. Meermalen
heli ik in deze zaal gehoord, dat de waarneming door
tijdelijke krachten niet goed is. Dus het zal wel schade
geven en wanneer ik dan wijs op art. 39 van de wet
op het l.ager Onderwijs, dan acht ik dit hier wel toe
passelijk Wat is het geval, mijne heeren
De heer Van Mechelen is in de commissie voor de
centrale keuken benoemd uit haar midden als secretaris.
Op een volgende vergadering komt de Voorzitter
van dc Commissie voor de centrale keuken mot de
mededeeling, IV W. hebben in de verhouding van
den heer Van Mechelen ten opzichte van die commissie
een wijziging gebracht.
/ij hebben hem gemaakt tot gemeenteambtenaar en
M. do V. dat kan ik hier ook uit de communiqués
van de rcntr.de keuken bewijzen. De Voorzitter heeft
duidelijk gezegd, Van Mechelen wordt gemeenteambte
naar. Dit Is natuurlijk voor den duur, dat die centrale
keuken er zal zijn. Hoelang dat zal wezen, is niet te
bepalen, Het kan zijn 3 maanden, maar het kan ook
zijn 3 jaardat weten wij op het oogenblik niet. Maar
in eik geval, hij krijgt van B. W. een aanstelling
als ambtenaar. Daar gaat geen cent van af. Wanneer
hij nu dat ambt aanneemt, dan wordt hij ambtenaar
der gemeente, zij het tijdelijk, dan wordt hij bedienaar
van een ambt. Wie dat tegen kan spreken traebte dat
dan te doen en trachte mij te overtuigen. Maar ik zie
daarin geen verschil. Wanneer ik in dienst kom van
de Gemeente, hetzij tijdelijk, hetzij met een vaste aan
stelling, ik word ambtenaar der Gemeente. En nu zegt
art. 30 van de Wet op het Lager Onderwijs, dat het
den onderwijzer verboden is een ambt, een beroep of
een betrekking te aanvaarden. Nu wordt mij tegen
geworpen, dat is hier niet het geval, want de heer
Van Mechelen krijgt verlof. Maar M. de V., of Van
Mechelen verlof krijgt doet toch aan zijn rechtsver
houding niets af Hij blijft toch onderwijzer aan die
school Wanneer u een onderwijzer tijdelijk ziekte
verlof geeft blijft hij dan ook geen onderwijzer aan
die school en zou u zoo'n onderwijzer willen toestaan
een ander ambt er bij waar te nemen Neen, M. de V„
er worden hier twee dingen geschapen. In de eerste
plaats blijft de positie als onderwijzer aan die school
bestaan. Zeker, hij oefent de functie op het oogenblik
niet uit. Maar de verhouding blijft zuiver dezelfde.
Of hij verlof heeft voor drie maanden of voor drie jaar,
hij blijft onderwijzer aan die school en die onderwij
zersplaats wordt niet vervuld, die blijft voor hem open.
Wordt overmorgen die commissie voor de centrale keuken
opgeheven, dan wordt hij vanzelf daar weer onderwijzer.
Hij blijft dus onderwijzer aan die school en daar
naast wordt hij ambtenaar van de gemeente en daarom
Van Nijnatten. Verlof-Van Mechelen.
is m.i. wel degelijk art. 39 van de Wet op het Lager
1 tnderwijs in dezen van toepassing. Maar buiten dat,
M. de V., ik heb ook niet gehoord een antwoord op
mijn vraag of reeds toestemming is verleend door
Gedeputeerde Staten en of de Districts-Scboolopziener
gehoord is.
Ik weet niet welke houding Gedeputeerde Staten
in deze materie zullen aannemen en de Districts
schoolopziener. Maar afgezien daarvan, ik houd staande,
hij blijft onderwijzer en er wordt een nieuwe ambte
naars-verhouding geschapen.
M. de V., ik heb gevraagd waarom er aan mijn
politieke organisatie geen uitnoodiging is gezonden
om een vertegenwoordiger aan te wijzen in de com
missie voor de centrale keuken. En ik heb gezegd. M.
de V., die vraag lijkt wel eetiigszins dwaas. Welnu
M. de V., ik wil wel zeggen, dat ik ze met opzet zoo
gedaan heb. Ik had ook een andere politieke organi
satie bij het hoofd kunnen nemen, maar ik heb de
mijne genomen, oindal ik verwachtte van den Wet
houder voor Sociale Werken te zullen hooren Er zijn
geen politieke organisaties uitgenoodigd. Trouwens,
dat heelt hij gezegd en dat is toch wel het geval
geweest. Ik heb hier voor mij het socialistisch week
blad van deze streek van Zaterdag en daar lees ik in,
en dat is van een correspondent, die in zeer nauwe
verwantschap staat tot den secretaris van de centrale
keuken, dat in de centrale keuken hebben zitting ge
nomen D. J. Rekkee voor de S.DA.P.
Nu wil ik u vragen M. de V., is de afdeeling
Amersfoort van de S.D.A P. geen politieke organisa
tie/ Dat is evengoed een politieke oganisatid als de
anti-revolutionaire, de roomsch-katholieke of onze
kiesvereenigiiig. Bovendien zie ik dat daar aanwezig
is Mej. Van Luin namens de Sociaal-Democratische
Vrouwen-Propagandaelub. M. de V., is dat een vak
organisatie of is dat een politieke organisatie, even goed
ais een verconiging voor Vrouwenkiesreckt?
Als mijn organisatie een vrouwenclub opricht, is (lat
niet precies hetzelfde/ Er zijn wel degelijk politieke
organisaties uitgenoodigd. Ze hebben tenminste zitting
daarin. De Wethouder voor Sociale Werken schudt
van neen, maar ik zou dan wel eens willen weten in
welke qualiteit ze dan wel in die commissie zitten, U
moet mij goed begrijpen M. de V. Het is de quaestie
niet, dat die menschen in de commissie zitting hebben
maar de quaestie is. dat wij geschoren worden over
één kam. In een commissie, die de belangen van de
heele burgerij moet behartigen, moeten vertegenwoor
digd zijn alle rangen en standen, d.w.z., dan moet
riet te veel naar den eenen kant en ook niet te veel
naar den anderen kant gekeken worden en wanneer
er politieke organisaties uitgenoodigd worden, dan alle
of anders geen een.
De heer Hofland: M. de V'., ik ber, getroffen
door een uitdrukking, die ik hier en daar in de stuk
ken heb ontmoet. Ik herinner mij zeer goed en dat
zal de Raad dadelijk met mij eens zijn, dat toen den
vorigen keer de Wethouder voot Sociale Werken een
beroep bij den Raad deed om de zoo-spoedig moge
lijke totstandkoming eener centrale keuken te bevor
deren en een blanco crediet vroeg om een commissie
samen te stellen, aan die commissie werden opgedra
gen de voorbereidende werkzaamheden.
En nu had ik verwiacht. dat wij op deze of op de
volgende vergadering, dus op de eerste vergadering in
September, een rapport zouden ontvangen omtrent ver
schillende centrale keukens, baar inrichting en werking
in verschillende plaatsen en misschien de verschillende
methodes, die worden voorgesteld in andere gemeen
ten, kortom, een resumé van hetgeen op dat gebied
bestaat en een overzicht ook hoe de bestaande inrich
tingen hadden gewerkt. Tot dusver is ons daarvan
niets toegezonden en mij dunkt, dat is ook niet zoo
erg, als ik nu maar niet in de stukken telkenmale de